LEZINGEN: EERSTE LEZING: Exodus 20,1-17 EVANGELIE: Joh.2,13-25
THEMA: Wij zijn Gods tempel
Broeders en zusters,
Ditmaal is mij bij het lezen van de 10 geboden opgevallen dat ze in het enkelvoud staan in de tweede persoon, in de directe rede. Er staat niet: Men mag niet doden maar: “Gij zult niet doden”. Er staat niet: men mag geen echtbreuk plegen, maar: “Gij zult geen echtbreuk plegen.” Niet: men mag niet stelen, maar: “Gij zult niet stelen.” Zo zijn alle tien geboden in de tweede persoon enkelvoud. En ook de inleidende woorden zijn persoonlijk gericht: ”Ik ben de Heer uw God”. Er staat dus niet “Ik ben jullie God”of: “Ik ben de almachtige, de schepper van alle mensen”, maar: “Ik ben uw God, die ú uit Egypte heb weggeleid”.
Dat is heel opmerkelijk. Want eigenlijk zijn de 10 geboden bedoeld als grondwet voor de nieuwe staat die het volk gaat vormen in het beloofde land. Israel was tot dan toe een nomadenvolk van 12 stammen geweest, zonder koningen. Maar onder leiding van Mozes trekken ze door de woestijn naar het beloofde land en daar zullen ze zich vast gaan vestigen. Dan moeten ze net als Egypte onder de Farao en alle ontwikkelde en gevestigde omringende volken met een koning een wet hebben. De boeken Numeri, Levitcus en Deuteronomium die na het boek Exodus volgen, zijn dan ook bedoeld als staatswetten. De namen zeggen het al: Numeri betekent nummers: genummerde wetsartikelen; Leviticus betekent letterlijk ‘wetboek’ en Deuteronomium betekent: ’ de tweede verwoording’, met andere woorden “een herzien wetboek”.
Maar de tien geboden in Exodus zijn dus anders geformuleerd. Wat betekent dat? Dat betekent dat God met ieder persoonlijk een verbond aangaat. Niet met een stam of volk.
Wij zijn zo gewend om het uitvaardigen van wetgeving over te laten aan politici, dat we ons er niet persoonlijk verantwoordelijk voor voelen. We ervaren wetten als opgelegde leefregels. We vinden ze lastig en proberen allerlei excuses te vinden om er onder uit te komen en voor onszelf uitzonderingen toe te staan. Neem maar het simpele voorbeeld van het rookverbod of verkeersregels. Het is ongelofelijk hoeveel autorijders bewust de maximumsnelheden overtreden. Zondigen we daarmee niet tegen het 5e gebod: “Gij zult niet doden”? En de media helpen ons daarbij ook nog door flitsapparaten op de radio door te geven. Pas als er iemand verongelukt spreken we schande over een hardrijder. Maar hebben we dan geen boter op ons hoofd?
De Israëlieten die de tien geboden kregen, waren allemaal zelf uit Egypte bevrijd. Daarom voelden ze zich heel persoonlijk aan de 10 geboden gebonden. Iedere jood in die tijd voelde zich verantwoordelijk tegenover God. Ieder voelde zich verantwoordelijk voor een solidaire en hechte maatschappij.
Dat de 10 geboden zo in directe aanspreekvorm geformuleerd zijn betekent ook dat ze niet bedoeld zijn om over anderen te oordelen. Want dat doen we ook zo gemakkelijk. Jezus wijst ons erop in de bergrede, een soort vernieuwing of aanscherping van de 10 geboden. In de bergrede zegt Jezus: “Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt. Want met het oordeel dat gij velt zult gij geoordeeld worden. … Waarom kijkt gij naar de splinter in het oog van uw broeder en merkt gij de balk niet in uw eigen oog?”
De goddelijke, bijbelse, burgerlijke en kerkelijke wetten zijn geen stok om anderen mee te slaan maar een stok om zelf op te steunen.
Waar het om gaat in de 10 geboden is, dat ieder persoonlijk en welbewust leeft in verbondenheid met God oftewel: deelheeft aan Gods verbond. Dat ieder Gods wil doet en Gods liefde uitdraagt.
Jezus pleit voor de rechten van God. We spreken tegenwoordig veel over de rechten van de mens. Prima. 7 Van de 10 geboden gaan ook over de rechten van de mens. Maar drie gaan er over de rechten van God.
God heeft het recht erkend te worden als de enige God. God heeft er recht op dat zijn naam niet misbruikt wordt. God heeft recht op één dag in de week die we voor Hem vrijmaken, om Hem te danken voor alles wat in die zes andere dagen ons gegeven is. Maak van de zondag geen marktdag, geen koopzondag. Jezus zou er, denk ik, de gesel doorheen halen, zoals Hij deed in Jeruzalem in de tempel.
Pleegde Jezus dan geen geweld met die tempelreiniging? In zekere zin wel, in zekere zin niet. Hij doodde niemand. Hij herstelde met harde hand de rust en de heiligheid van de tempel. En Jezus mocht dat doen als Zoon van God. Hij mocht wel oordelen. Hij was er kind aan huis. Hij was daar in het huis van zijn Vader.
Maar veelbetekenend staat er aan het begin van dit evangelie dat het paasfeest der Joden nabij was. Weet u nog wat de joden met Pasen vierden? Juist: de uittocht uit Egypte, de exodus en dus de sluiting van dat Verbond waar ieder persoonlijk toe geroepen is.
Johannes vermeldt dit ook uitdrukkelijk omdat hij achteraf wist wat er op dit paasfeest was gebeurd: Jezus had geen anderen gedood maar was zelf slachtoffer geworden van dodelijk geweld. De tempelreiniging was het voorspel op Jezus’ lijdensweg, kruisdood en verrijzenis. Johannes plaatst dit verhaal al in het 2e hoofdstuk van zijn evangelie omdat zijn evangelie in tegenstelling tot dat van Matteüs, Marcus en Lucas, eigenlijk één lang lijdensverhaal is. Van het begin af aan ondervindt Jezus verzet, haat en tegenwerking.
Als de Joden Jezus vragen waar Hij het recht vandaan haalt om de handelaren de tempel uit te jagen, dan antwoordt Hij: “Breek deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem doen verrijzen.” Hij spreekt dan over de tempel van zijn lichaam. Want ons lichaam is de plaats waar God wil wonen.
Uiteindelijk gaan gebouwen ten gronde, zelfs gewijde kerken. Gods aanwezigheid is niet beperkt tot de tempel. Geen huis van steen kan God geheel bevatten.
God wil wonen in de mens. Dat is het mysterie van de incarnatie, het wezen van het christendom. Een prachtig Marialied brengt dat onder woorden: “God wil een tempel bouwen, om ons nabij te zijn. En boven alle vrouwen, zal zij gezegend zij, die Hij zich heeft verkoren. Maria is haar naam.”. Maria was een zuivere, reine tempel voor Gods Geest.
God is aanwezig in de mens. Daarom moeten mensen eerbiedig met elkaar omgaan. Eer je vader en moeder; gij zult niet doden; gij zult geen echtbreuk plegen; gij zult uw zinnen niet zetten op de vrouw van uw naaste. De medemens is een tempel van God. Vrouwen net zo goed als mannen, vreemdelingen net zo goed als volksgenoten, de oude zieke mens evengoed als het ongeboren kind, een foetus en een embryo. De mens is een tempel van God. Daarom heeft de mens het eeuwig leven. Het lichaam is de tempel van Gods Geest.
De tien geboden zijn er om die aanwezigheid van God in de mens te beschermen. Laten we de tien geboden daarom eerbiedigen en bidden dat regeringen en presidenten dat ook zullen doen.