.

Christus Koning 2020

PREEK CHRISTUS KONING 2011 JAAR A  2020 Pius X, Bleiswijk, Bergschenhoek

 

VERHAAL

Een glas melk (C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode, 2007)

 

Faisel Achmed was een arme jongen. Elke dag verkocht hij spulletjes langs de deuren om zijn schoolgeld te kunnen betalen. Op een dag had hij maar 10 cent in zijn zak. Hij had zo’n grote honger dat hij besloot om bij de volgende deur eten te vragen. Maar toen hij aanbelde, vroeg hij gewoon een glas water. De vrouw die opendeed vond dat hij er zo hongerig uitzag, dat ze hem een groot glas melk gaf. Toen hij het uitgedronken had vroeg hij: ‘Hoeveel ben ik u schuldig?’ De vrouw zei: ‘Helemaal niks, ik heb het graag voor jou gedaan.’ De jongen bedankte haar. Toen hij het huis verliet, voelde hij zich veel sterker…

 

Jaren later werd de vrouw ziek. De dokters stuurden haar naar een gespecialiseerd ziekenhuis. Dokter Faisel Achmed werd opgeroepen. Toen hij hoorde uit welk dorp de vrouw kwam, ging hij naar haar kamer en herkende haar meteen. Hij gaf haar een speciale behandeling en deed alles om haar leven te redden. Na een lange zware strijd werd de vrouw beter. Dokter Achmed vroeg aan het ziekenhuis of hij onder de rekening iets mocht opschrijven. Toen de vrouw de rekening kreeg, – ze was er zeker van dat ze heel veel zou moeten betalen – las ze onder de rekening de woorden: ‘Rekening volledig betaald met een glas melk. Ondertekend, Dr. Faisel Achmed.’

De boodschap van het evangelie is duidelijk:

we moeten voor iedereen klaarstaan. Sociaal bewogen zijn. Opkomen en ons inzetten voor zieken, zwakken, kansarmen, noodlijdenden. Daar hoef ik niet veel woorden aan vuil te maken. Wat we voor de medemens doen, doen we voor God. Dat weten we nu zo onderhand wel.

 

Maar dan is de vraag: waarom lukt het vaak niet? Waarom zijn er toch nog zoveel armen, eenzamen, vluchtelingen, gekwetste mensen, depressieven, eenzame zieken?

Wat zijn de hindernissen voor ons om ons in te zetten voor de minde­ren? Waardoor gaan wij de mist in? Waardoor zijn wij vermiste schapen? Door welke mist en regen dwalen wij af?

 

Met deze vragen maak ik gelijk een toepassing van de eerste lezing. Het bekende beeld van het verdwaalde schaap. Bij dat beeld denken we spontaan aan mensen die van het geloof zijn afgevallen. Katholieken die de kudde verlaten hebben. In deze tijd met name veel jongeren die hun eigen weg gaan.

 

Maar misschien is in deze tijd de kudde zelf ook wel verdwaald. Dwalen wij gelovigen niet teveel af naar de grazige weiden van de com­mercie? Stemmen wij niet stilzwijgend in met de onverzadigbare drang naar economische groei, ook al gaat dit ten koste van de derde wereld? Voor hoevelen van ons staat niet de carrière voorop? Het bezit van huisje, boom­pje, beestje? Wat laten wij voorgaan: het onderhoud van huis en tuin of het meewerken aan een actie voor een goed doel? Téllen we het aantal collectebussen dat aan de deur komt en zeggen we “alweer” of vragen we ons telkens weer af wat het doel is en wat we op dat mo­ment kunnen missen?

Wat laten we voorgaan: het bijhouden van een soapserie of het bezoeken van zieken en be­jaarden? Wat vinden we belangrijker: het poet­sen van de auto of het meewerken aan een kle­dingactie? Wat doen we als kerk voor de vreem­delingen in ons land? Wat doen we vóór en met gehandicap­ten? Hebben we tijd om met iemand op te trekken die niet zo snel meer is? Een compliment voor de mensen die zich inzetten voor bijvoorbeeld de belbus, hospices, verzorgingstehuizen, etc.

 

De leuzen van deze tijd zijn: sneller, beter, mooier, makkelijker, verder. Zijn we ons er van bewust dat deze leuzen niet uit het evan­ge­lie komen? Dat in die leuzen de dwaallichten verborgen zijn die ons misleiden?

 

De leuzen van het evangelie zijn: menselijker, rustiger, eenvou­diger, eerlijker, liefdevol­ler, nabijer.

 

Juist de moderne geautomatiseerde en vercom­mercialiseerde maatschappij maakt nieuwe slachtoffers: mensen die niet mee kunnen ko­men, die verslaafd raken, die vereenzamen, die verbitterd raken, die verarmen, die verkeers­slachtoffer zijn. Hebben we nog oog voor hen? Hebben we hart voor hen? Hebben we nog tijd voor hen?

 

Ik lees tenslotte een tekst van Phil Bosmans die de droom verwoordt die leeft in ons hart:”In liefde weer mens worden” blz.142/143

 

Een wereld, een land, waar niemand gebrek lijdt, waar mensen dagelijks lief en leed delen, waar mensen als noten zijn van eenzelfde lied, elke noot met haar eigen klank op het onuitputtelijk thema van menselijke vrede en vriendschap!

Een wereld, een land, waar alles weer kleiner wordt op maat van de mens, met ambachten en kleine winkeltjes, waar hartelijkheid het huis vult en mensen weer menselijke warmte vinden, waar men lacht in de straten en kinderen laat spelen, waar gezonden en zieken, validen en minder-validen, jonge mensen en bejaarden elkaar weer kunnen herbergen en geborgenheid geven!

Een wereld, een land, waar rijken hun rijkdom verzaken om hun hart terug te vinden, waar menselijke belangen voorrang hebben op politieke en financiële belangen, waar ruimte is voor het lied van de natuur, voor een kermis en een fanfare, een moppentapper en een clown, waar mensen gelukkig kunnen zijn met een geluk, dat gratis is! Een wereld, een land met een menselijk gezicht, het gezicht van de liefde.