.

Wij zijn de tempel van God

LEZINGEN:         EERSTE LEZING: Exodus 20,1-17                 EVANGELIE: Joh.2,13-25

THEMA: Wij zijn Gods tempel

 

Jongeren, ouderen, broeders en zusters,

 

Ik zag een opmerkelijk bericht in de krant (ND 1 maart): de koepelgevangenis in Breda is omgebouwd tot een kerk voor een Pinkstergemeente. Hé, zijn er minder gevangenissen nodig omdat er meer mensen in God gaan geloven en zich meer houden aan de 10 geboden?

Ik denk het toch niet; in dezelfde krant staat een artikel over de mening van het Nederlandse volk, dat vindt dat straffen van misdadigers meer voldoening geeft dan een slachtoffer helpen. Soms komt de roep om de doodstraf weer op.

Toch is de misdaad en criminaliteit in landen waar de doodstraf bestaat of er strenger gestraft wordt niet minder dan in landen waar meer taakstraffen of TBS gegeven worden. Het percentage ex-gedetineerden dat binnen 2 jaar na vrijlating opnieuw in de fout gaat is 47%. Na een taakstraf of een reclasseringstoezicht is dat minder: 34%. Juist de gevangenis is een ontmoetingsplaats voor criminelen waar onder hen nieuwe banden gesmeed worden en de afkeer en rancune tegenover de zogenaamde fatsoenlijke maatschappij van rijken en machtigen juist gedeeld en versterkt wordt.

 

Maar in de gevangenis komen ook mensen tot bekering. In Krimpen aan den IJssel, mijn vorige parochie, werden er jaarlijks enkele gevangenen gedoopt. Ik maakte daar een keer een jubileumviering mee van de geestelijk verzorger van de gevangenis, een pater. In de viering zong een spaanstalig koor van de spaanse parochie in Rotterdam, de Sagrada Famiglia. Bij de receptie na afloop sprak ik een koorlid, die vertelde dat hij zelf ooit daar gevangen had gezeten.

 

Wetten, regels, geboden en verboden, de heiligheid van de tempel en de mens en profane handel. Daar gaan de lezingen van vandaag over. Laten we nog eens naar die lezingen kijken.

 

Ditmaal is mij bij het lezen van de 10 geboden opgevallen dat ze in het enkelvoud staan, in de tweede persoon, in de directe rede. Er staat niet: Men mag niet doden maar: “Gij zult niet doden”. Er staat niet: men mag geen echtbreuk plegen, maar: “Gij zult geen echtbreuk plegen.” Niet: men mag niet stelen, maar: “Gij zult niet stelen.” Zo zijn alle tien geboden in de tweede persoon enkelvoud. En ook de inleidende woorden zijn persoonlijk gericht: ”Ik ben de Heer uw God”. Er staat dus niet “Ik ben jullie God” of: “Ik ben de almachtige, de schepper van alle mensen”, maar: “Ik ben uw God, die ú uit Egypte heb weggeleid”.

 

Dat is heel opmerkelijk. Want eigenlijk zijn de 10 geboden bedoeld als grondwet voor de nieuwe staat die het volk gaat vormen in het beloofde land. Israel was tot dan toe een nomadenvolk van 12 stammen geweest, zonder koningen. Maar onder leiding van Mozes trekken ze door de woestijn naar het beloofde land en daar zullen ze zich vast gaan vestigen. Dan moeten ze net als Egypte onder de Farao en alle ontwikkelde en gevestigde omringende volken met een koning een wet hebben.

Maar de tien geboden in Exodus zijn dus anders geformuleerd. Wat betekent dat? Dat betekent dat God met ieder persoonlijk een verbond aangaat. Niet met een stam of volk.

 

Wij zijn zo gewend om het uitvaardigen van wetgeving over te laten aan politici, dat we ons er niet persoonlijk verantwoordelijk voor voelen. We ervaren wetten als opgelegde leefregels. We vinden ze lastig en proberen allerlei excuses te vinden om eronder uit te komen en voor onszelf uitzonderingen toe te staan.

Neem maar het simpele voorbeeld van verkeersregels. Het is ongelofelijk hoeveel autorijders de maximumsnelheden overtreden. Zondigen we daarmee niet tegen het 5e gebod: “Gij zult niet doden”? Mijn oudste broer is dodelijk verongelukt door een automobilist die over de linker weghelft de bocht afsneed.

 

De Israëlieten die de tien geboden kregen, waren allemaal zelf uit Egypte bevrijd. Daarom voelden ze zich heel persoonlijk aan de 10 geboden gebonden. Iedere jood in die tijd voelde zich verantwoordelijk tegenover God. Ieder voelde zich verantwoordelijk voor een solidaire en hechte maatschappij. Waar het om gaat in de 10 geboden is, dat ieder persoonlijk en welbewust leeft in verbondenheid met God oftewel: deel heeft aan Gods verbond. Dat ieder Gods wil doet en Gods liefde uitdraagt.

 

Jezus pleit voor de rechten van God. We spreken tegenwoordig veel over de rechten van de mens. Prima. 7 Van de 10 geboden gaan ook over de rechten van de mens. Maar drie gaan er over de rechten van God.

God heeft het recht erkend te worden als de enige God. God heeft er recht op dat zijn naam niet misbruikt wordt. God heeft recht op één dag in de week die we voor Hem vrijmaken, om Hem te danken voor alles wat in die zes andere dagen ons gegeven is. “Maak van het huis van mijn Vader geen markthal”, zei Jezus. Zou je ook mogen zeggen: “Maak van de dag des Heren, de zondag, geen marktdag, geen koopzondag”?

 

Pleegde Jezus dan geen geweld met die tempelreiniging? In zekere zin wel, in zekere zin niet. Hij doodde niemand. Hij herstelde met harde hand de rust en de heiligheid van de tempel. En Jezus mocht dat doen als Zoon van God. Hij mocht wel oordelen. Hij was er kind aan huis. Hij was daar in het huis van zijn Vader.

Maar veelbetekenend staat er aan het begin van dit evangelie dat het paasfeest der Joden nabij was. Weet u nog wat de joden met Pasen vierden? Juist: de uittocht uit Egypte, de exodus en dus de sluiting van dat Verbond waar ieder persoonlijk toe geroepen is.

 

Johannes vermeldt dit ook uitdrukkelijk omdat hij achteraf wist wat er op dit paasfeest was gebeurd: Jezus had geen anderen gedood maar was zelf slachtoffer geworden van dodelijk geweld. De tempelreiniging was het voorspel op Jezus’ lijdensweg, kruisdood en verrijzenis. Johannes plaatst dit verhaal al in het 2e hoofdstuk van zijn evangelie omdat zijn evangelie in tegenstelling tot dat van Matteüs, Marcus en Lucas, eigenlijk één lang lijdensverhaal is. Van het begin af aan ondervindt Jezus verzet, haat en tegenwerking.

 

Als de Joden Jezus vragen waar Hij het recht vandaan haalt om de handelaren de tempel uit te jagen, dan antwoordt Hij: “Breek deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem doen verrijzen.” Hij spreekt dan over de tempel van zijn lichaam. Want ons lichaam is de plaats waar God wil wonen.

 

Uiteindelijk gaan gebouwen ten gronde, zelfs gewijde kerken. Gods aanwezigheid is niet beperkt tot de tempel. Geen huis van steen kan God geheel bevatten.

 

God wil wonen in de mens. Dat is het mysterie van de incarnatie, het wezen van het christendom.

 

God is aanwezig in de mens. Daarom moeten mensen eerbiedig met elkaar omgaan. Eer je vader en moeder; gij zult niet doden; gij zult geen echtbreuk plegen; gij zult uw zinnen niet zetten op de vrouw van uw naaste. De medemens is een tempel van God. Vrouwen net zo goed als mannen, vreemdelingen net zo goed als volksgenoten, het ongeboren kind evengoed als een oude hulpbehoevende mens.

 

Daarom moeten we ons ook medeverantwoordelijk voelen voor de levens van de mensen in Zambia, die aan Aids lijden en de nabestaanden, kinderen, alleenstaande ouders die achter blijven. Ook in hen moeten we God zien. Wat we voor hen doen, doen we ook voor God. De mens is een tempel van God. eigenlijk gaan alle tien geboden over de rechten van God. De tien geboden zijn er om die aanwezigheid van God in de mens te beschermen.