.

Welke God wil je dienen? 21e zondag jaar B: 2021

THEMA: Welke God wil je dienen?

 

EERSTE LEZING:  Jozua 24,1-2a+15-18b     TWEEDE LEZING; Ef.5,21-32                                                             EVANGELIE: Joh.6,60-69

INLEIDING  op de eerste lezing

 

Jozua heeft het Joodse volk in het beloofde land gebracht. In dat beloofde land troffen ze vele nomadenstammen aan die andere goden vereerden, zoals de Amorieten. Het volk heeft de neiging die godenverering over te nemen. Jozua stelt ze voor een keuze.

 

INLEIDING OP DE TWEEDE LEZING

 

Op het eerste gezicht lijkt de lezing van Paulus niet meer van deze tijd te zijn. Hij spreekt over de onderdanigheid van de vrouw aan de man. Hij noemt de man het hoofd van de vrouw. Het doet denken aan de Taliban: maar mannen die de vrouw weer gaan onderdrukken. Maar we moeten goed lezen: Paulus begint met de zin: “weest elkander onderdanig”. En na het aanspreken van de vrouwen spreekt hij de mannen aan met de woorden: “Hebt uw vrouwen lief zoals Christus de kerk heeft liefgehad”. Dat is nog sterker dan onderdanigheid: Jezus heeft zichzelf opgeofferd voor de kerk. Paulus vraagt van mannen  dus nog meer nederigheid dan van vrouwen.

 

INLEIDING op het evangelie

 

Jezus heeft net na de broodvermenigvuldiging tot de Joden gesproken over zichzelf als het brood ten leven, zijn vlees als het echte voedsel en zijn bloed als echte drank. De Joden begrepen deze symbolische taal niet. Jezus gaat er daarom nog wat dieper op in.

 

PREEK

 

Beste gelovigen,

In deze tijd komt er iets terug van beide lezingen:

Van de eerste lezing: in de tijd van Jozua ontstond er een multiculturele samenleving. Stammen met verschillende godsdiensten leefden in één land en dat gaf vele spanningen. Een aantal Joden wilden om een of andere reden de goden van de Amorieten gaan vereren. In ons land zijn door de immigratie ook andere godsdiensten naast het christendom gekomen. En je hoort wel van christenen die overgaan tot de islam, tot het boeddhisme of oosterse sekten. Of die teruggrijpen naar de Germaanse goden.

 

Maar ik zie nog grotere overeenkomsten vanuit het evangelie: Jezus zegt: “Het is de geest die levend maakt, het vlees is van geen nut”.  Ten gevolge van deze uitspraak trokken vele van zijn leerlingen zich terug en verlieten zijn gezelschap.

Ik zou Jezus’ woorden over geest en vlees willen vertalen naar deze tijd toe met de begrippen welzijn en welvaart. Welzijn is leven, welvaart is van geen nut.

Ons welzijn wordt bepaald door goede relaties, geborgenheid, naastenliefde en huwelijksliefde, dienstbaarheid, verbondenheid, eerzaamheid, integriteit en andere deugden. We zijn echter heel sterk gefixeerd op bezit, rijkdom, prestatie, aanzien, status, vrijheid, genot van eten, drinken en seks. Dat zijn de goden van deze tijd. Wij als christenen worden daarin meegezogen. Het is aantrekkelijk en bereikbaar.

Toen ik eens op een katholieke school in groep 8 liet opschrijven wat hun toekomstidealen waren kreeg ik praktisch van alle kinderen de antwoorden: rijk worden, beroemd, een mooi huis met zwembad, auto, bediening. Ik denk dat die antwoorden hetzelfde zijn als op openbare scholen.

 

Wij hebben als katholieken sterk de neiging de goden van deze tijd te vereren. Jezus vraagt echter wat anders van ons: voor het welzijn is het belangrijker bereid te zijn te lijden en het lijden van medemensen te delen en te verlichten.

De woorden: “mijn vlees eten en mijn bloed drinken” hebben wij toegepast op het deelnemen aan het breken en delen van brood en wijn in de eucharistie. Zo hebben we die woorden eigenlijk ontkracht en verteerbaar gemaakt. Maar ik denk dat Jezus met die woorden bedoelt dat we net als Jezus bereid moeten zijn ons leven te geven aan de medemens. Dus bereid moeten zijn te delen in het lijden van medemensen. Dat we solidair moeten worden met de zwakken en de armen, de zieken en uitgestotenen in onze familie, wijk en land en wereld, met de vreemdelingen, dichtbij en veraf. Dat we trouw moeten zijn aan een levenspartner ook al vraagt dat veel opoffering. Dat we trouw moeten zijn aan het geloof en de kerk, ook al zijn die in crisis en worden die in de media steeds onder kritiek gesteld en belachelijk gemaakt en naar de rand van de samenleving gedrukt.

 

Vele gedoopten zijn in de afgelopen 50 jaar afgehaakt. Zij leiden nu een comfortabel burgerlijk leven.

Voor alles is er geld, alles is te koop, alles wordt voor je geregeld, alles mag en kan tegenwoordig. Zolang we gezond zijn en geld hebben, hebben we God echt niet nodig. Een leven zonder God is goed en lang vol te houden. En Jezus zegt nu ook tegen ons: “Wilt ook gij soms weggaan?”

 

Maar kan onze moderne samenleving met haar wetenschappelijk en technisch vernuft ons ook het eeuwig leven schenken? Nee, dat kan zij niet. Kan onze moderne samenleving met haar wetenschappelijke en technische vooruitgang het meest noodzakelijke schenken voor ons welzijn, namelijk de liefde en de trouw? Nee, dat kan zij niet. Kan onze moderne samenleving met haar snelle communicatiemiddelen en moderne wapens de vrede tot stand brengen? Nee, dat kan zij niet. Kijk maar naar Afghanistan.

Ik ken een oud-marinier die jaren geleden naar Afghanistan is uitgezonden. Hij is met zijn hele bataljon op een bermbom gereden waarbij zijn sergeant en een medesoldaat zijn omgekomen. Ik heb hem gevraagd of hij de missie naar Afghanistan het waard vond om zijn leven voor op te offeren. Hij antwoordde met twee opmerkingen: 1. We hadden er nooit heen moeten gaan. De Taliban spreken dezelfde taal als de andere burgers, ze kleden zich hetzelfde en wonen tussen de gewone burgers in. Wij wisten niet wie vriend en wie vijand was. Het is een burgeroorlog. 2. Toen we er eenmaal waren hadden we nooit meer weg moeten gaan. We hebben irrigatieprojecten opgezet, wegen aangelegd en scholen gebouwd waar ook meisjes mochten komen. Nadat we ons teruggetrokken hadden hebben de Taliban alles ingepikt en gezegd: “Dank je wel”. We hebben ze alleen in de kaart gespeeld.

 

Kan onze moderne samenleving met de computer, hoogopgeleide economen en techniek in de landbouw en veeteelt en snel vervoer de honger en de armoede in de wereld opheffen? Nee, dat heeft zij tot nu toe niet gekund. In tegendeel. De kloof tussen arm en rijk wordt alsmaar groter.

Kan onze moderne samenleving mij garanderen dat ik zonder geloof gelukkig wordt? Nee, dat kan zij niet.

 

Dus als Jezus mij vraagt: “wilt ook gij soms je ambt neerleggen en de kerk uit gaan?”, dan kan ik net als Simon Petrus alleen maar antwoorden: “Heer, naar wie zouden wij gaan? Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven.”

 

Jaren terug heb ik het verhaal gehoord van iemand die de kerk uit gegaan was omdat het binnen de kerk alsmaar ruzie, machtsstrijd en verdeeldheid was. Na jaren trad hij weer tot de kerk toe omdat hij gezien had dat het in de wereld allemaal nog slechter was. Geweld, corruptie, ellebogenwerk, ontrouw.

Als mensen wijzen op de fouten van christenen, van priesters, bisschoppen en paus, dan zeg ik altijd: Jezus heeft ons niet geleerd een voorbeeld te nemen aan medechristenen, maar aan Hemzelf. Hij heeft ons niet geleerd God de schuld te geven van alle lijden, maar zelf onze schuld te bekennen en de schuld van anderen te vergeven. Hij heeft ons niet geleerd over anderen te oordelen, maar om de splinter in ons eigen oog te zien. God heeft ons niet geleerd naar opiniemakers te luisteren, maar naar Jezus en zijn stem in ons binnenste.

Jezus zegt nu tegen ons: “Wilt ook gij soms weggaan?”

Wat is ons antwoord?