.

vakantieverhalen

Gouda Moordrecht en Boskoop17e en 18e zondag jaar C 2022

 

INLEIDING OP EERSTE LEZING:

 

Abraham heeft een neef Lot. Lot woont met zijn gezin in de stad Sodom. Sodom stond bekend om een losbandig seksueel leven, waarin veel ontucht werd bedreven.

Op een dag is Sodom getroffen door de bliksem en afgebrand.

Lot is aan de dood ontkomen doordat zijn oom Abraham voor hem gepleit heeft bij drie engelen, drie mannen, die bij hem op bezoek kwamen en de vernietiging voorspelden.

De voorbijganger en de visser

 

Eens zat iemand te vissen aan het meer.

De zon scheen. De visser was rustig en gelukkig.

Er kwam iemand langs, die vroeg: ‘Waarom gebruik je niet meer dan één hengel; dan kun je meer vangen.’

De visser zei: ‘Nou, wat dan?’

‘Nou,’ zei de voorbijganger, ‘dan verdien je meer.’

‘En wat dan,’ zei de visser.

‘Dan kun je een boot kopen en het meer op gaan, om nog meer te vangen.’

‘Ja, ja; en wat dan,’ zei de visser.

‘Na verloop van tijd kun je misschien een groot schip kopen en dan uitvaren en veel vis vangen.’

‘En wat dan?’ zei de visser.

‘Dan huur je een knecht,’ zei de voorbijganger, ‘die mét je vangt, en zo verdien je veel geld met je vis.’

‘En wat dan?’ zei de visser.

‘Ja, wat dan?’ zei de voorbijganger, ‘ja, eens kijken; dan kun je bijvoorbeeld lekker gaan vissen en zitten in de zon.’

‘Zo is het,’ zei de visser, ‘laat mij dus maar rustig zitten…’

De rijke jongen die visser werd.

Een rijke familie ging eens met een groot jacht de zee op. De zoon was heel erg verwaand. Hij was een student aan de universiteit en moest van zijn vader professor worden. Hij schold op alle knechten aan boord en pikte geld waar hij kon. Op een dag echter viel hij overboord en niemand had het in de gaten. Het jacht voer door. Maar de jongeman werd opgepikt door een vissersschip. Dit vissersschip was net uitgevaren voor een reis van vele weken. De jongen eiste de kapitein dat het vissersschip hem eerst terug zou brengen naar de haven. Maar de kapitein weigerde. Hij kon meehelpen op het schip en daarmee zakgeld verdienen. Maar de jongen werd kwaad. “Wie denk je wel dat ik ben” riep hij. Maar dat interesseerde de kapitein niets. Toen zei de jongen: “Als je me direct terugbrengt krijg je zo’n grote beloning van mijn vader dat je nooit meer hoeft te werken. De kapitein lachte erom. Het werken was zijn lust en zijn leven. De jongen kreeg het niet voor elkaar en was gedwongen mee te varen. Eerst schold hij alle vissers aan boord uit en weigerde hij ook maar een vinger uit te steken. Maar na enkele dagen merkte hij hoe egoïstisch hij was. Langzamerhand veranderde zijn houding. Hij leerde de schippers kennen, ging steeds meer meehelpen en op laatst voelde hij zich helemaal thuis op het schip. Toen ze weer terug in de haven waren vroeg hij of hij visser op dat schip mocht worden. Zijn vader was kwaad en begreep er niets van, maar de jongen zette door en werd visser.