PREEK 18E ZONDAG DOOR HET JAAR C
Pijnacker, Bergschenhoek, Berkel
Lezingen: Prediker 1,2 en 2,21-2; Colossenzen 3,1-5 en 9-11
Beste parochianen,
Rijkdom. Ik las deze week in de krant dat een eigenaar van C&A is overleden Godfried Brenninkmeijer. C&A is een familiebedrijf. De familie Brenninkmeijer staat bekend als een van de rijkste families ter wereld. Hij zal dus een behoorlijk vermogen achterlaten aan de erfgenamen. De aandelen blijven in handen van familieleden die ook in het bedrijf werken. Ik weet dat de familie Brenninkmeijer katholiek is. Bij de opening van een nieuwe zaak in Alphen aan den Rijn werd een priester gevraagd om de winkel in te zegenen. Die priester noemde na die zegen in zijn slotwoordje het bedrijf een klerezaak. (!) Ik heb ook gehoord dat de familie veel aan goede doelen en aan de kerk geeft.
Het evangelie van vandaag is dus niet op hen van toepassing. Zij zijn niet als de rijke man die zijn rijke oogst opsloeg in nieuwe schuren maar bij zijn plotselinge dood niets mee kon nemen. Het is op zich niet verkeerd om goed te verdienen als het niet ten koste gaat van bijvoorbeeld de grondstofleveranciers, de arbeiders in de derde wereld of het milieu.
De katholieke kerk is voor een vrije economie omdat dit het meeste recht doet aan de vrijheid van de mens en een stimulans om de eigen talenten te ontplooien. De overheid heeft de taak om uitwassen te voorkomen, oneerlijke concurrentie tegen te gaan en de rechten van de arbeiders te beschermen.
De kerk heeft daarom in de afgelopen 160 jaar een sociale leer ontwikkeld in verschillende pauselijke encyclieken.
Vroeger was deze sociale leer bekend bij de katholieke vakbonden, katholieke ondernemers, katholieke politieke partijen, katholieke hogescholen, katholieke kranten en omroepen, etcetera. Nu al die katholieke instellingen grotendeels verdwenen zijn moet die katholieke sociale leer opnieuw ontdekt en verkondigd worden. Ons bisdom heeft daarom een speciale vicaris aangesteld voor de sociale leer, vicaris Flohr.
De paus spreekt over economie in zijn recente encycliek Laudato Si: [93-95] “Vandaag zijn gelovigen en niet-gelovigen het eens over het feit dat de aarde in wezen een gemeenschappelijke erfenis is waarvan de vruchten ten nutte komen van allen. …… Onderwerping van privébezit aan de universele bestemming van goederen en daarom het universele recht op het gebruik ervan is “een gouden regel” van maatschappelijk gedrag ….”
De christelijke traditie heeft het recht op privé-eigendom nooit als absoluut of onaantastbaar erkend en heeft de maatschappelijke functie van iedere vorm van privé-eigendom duidelijk beklemtoond. …….
Het is niet overeenkomstig Gods plan [geld en goederen] zo te beheren dat de weldaden ervan alleen maar ten voordele zijn van enkele weinigen”. De rijke en de arme hebben een gelijke waardigheid, omdat “de Heer hen allen heeft gemaakt”
……
Daarom hebben de bisschoppen van Nieuw-Zeeland zich afgevraagd wat het gebod “gij zult niet doden” te betekenen heeft, wanneer “een twintig procent van de wereldbevolking in een dergelijke mate hulpbronnen verbruikt dat zij de arme volken en de toekomstige generaties ontnemen wat zij nodig hebben om te overleven”.
[189]: De politiek moet zich niet aan de economie onderwerpen. … Het redden van de banken ten koste van alles en daarvoor de bevolking de prijs laten betalen zonder de onwrikbare vastberadenheid het hele systeem te herzien en te hervormen, vestigt opnieuw een absolute macht van het geld die geen toekomst heeft en alleen maar ….. nieuwe crises zal kunnen scheppen. De financiële crisis van 2007-2008 was een gelegenheid om een nieuwe economie te ontwikkelen die meer let op de ethische principes, ….. Maar er is geen reactie geweest die ertoe heeft geleid opnieuw na te denken over de verouderde criteria die de wereld blijven beheersen. …. Er is een overproductie van sommige goederen met een [nadelig] effect op het milieu, dat tegelijkertijd vele regionale economieën schaadt. Een financiële zeepbel …….
[190] Nogmaals, men moet een magisch idee van de markt vermijden dat ertoe neigt te denken dat de problemen alleen maar worden opgelost met de groei van de winsten van ondernemingen of van individuen…… Binnen het schema van het rendement is er geen plaats om te denken aan de ritmes van de natuur, aan haar tijden van verval en wedergeboorte en de complexiteit van de ecosystemen die ernstig kunnen worden aangetast door menselijk ingrijpen. Bovendien denkt men, als men het heeft over biodiversiteit, daaraan hoogstens als aan een reserve van economische hulpbronnen die zou kunnen worden geëxploiteerd, maar men neemt de werkelijke waarde van de dingen, hun betekenis voor mensen en culturen, de belangen en de noden van de armen niet serieus in overweging.
[191] … Wij moeten ons ervan overtuigen dat een bepaalde vertraging in productie- en consumptieritme ruimte kan maken voor een andere wijze van vooruitgang en ontwikkeling. De krachtsinspanningen voor een [duurzaam] gebruik van de natuurlijke hulpbronnen zijn niet een nutteloze uitgave, maar een investering die op de middellange termijn andere economische voordelen kan bieden. Als wij niet kortzichtig zijn, kunnen wij ontdekken dat [duurzame] productie … zeer rendabel kan zijn. …
192
….; het zou verstandige en winstgevende vormen van hergebruik, … en recycling kunnen genereren; ….Andersom getuigt het van minder waardigheid en creativiteit en van een grotere oppervlakkigheid door te gaan met creëren van vormen van plundering van de natuur te creëren, alleen maar om nieuwe mogelijkheden voor consumptie en onmiddellijk rendement te bieden.
193
In ieder geval moet men ….. er toch aan denken enigszins de pas in te houden, enkele redelijke grenzen te stellen en ook op zijn schreden terug te keren, voor het te laat is. Wij weten dat het gedrag van hen die steeds meer consumeren en verwoesten, onhoudbaar is, terwijl anderen er niet in slagen overeenkomstig de eigen menselijke waardigheid te leven. Daarom is het uur gekomen een zekere vermindering van groei in sommige delen van de wereld te accepteren …. , opdat men in andere delen op gezonde wijze kan groeien. Benedictus XVI zei dat “het noodzakelijk is dat de technologisch geavanceerde maatschappijen bereid zijn een gedrag te bevorderen dat wordt gekenmerkt door soberheid door het eigen energieverbruik te verminderen
194
….. Wat is vooruitgang? .. Een technologische en economische ontwikkeling die geen betere wereld en een hogere kwaliteit van leven achterlaat, kan niet als vooruitgang worden beschouwd. Anderzijds gaat vaak de werkelijke kwaliteit van het leven van de mensen achteruit – door de verslechtering van het milieu, de lage kwaliteit van de voedingsmiddelen of het uitgeput raken van enkele hulpbronnen – in de context van een groei van de economie. …
.
195
Het principe van de maximalisatie van de winst: …. als de productie stijgt, vindt men het van weinig belang dat er ten koste van de toekomstige hulpbronnen of de gezondheid van het milieu wordt geproduceerd;…… Men zou alleen een gedrag ethisch mogen beschouwen waarbij “de economische en maatschappelijke kosten die voortvloeien uit het gebruik van de gemeenschappelijke hulpbronnen in het milieu, … volledig worden gedragen door hen die ervan profiteren, en niet door andere volken of door de toekomstige generaties”. ….
198
Politiek en economie neigen ertoe elkaar te beschuldigen wat de armoede en het verval van het milieu betreft. Maar waar wij op wachten, is dat zij de eigen fouten erkennen en vormen van interactie vinden die gericht zijn op het algemeen welzijn. Terwijl sommigen alleen maar hun uiterste best doen voor het economisch nut en anderen alleen maar ervan bezeten zijn de macht te behouden of te vergroten, is wat ons rest: oorlogen en dubbelzinnige overeenkomsten, waar het beschermen van het milieu en zorg dragen voor de zwaksten beide partijen minder interesseert.
Verhaal
Een rijke familie ging eens met een groot jacht de zee op. De zoon was heel erg verwaand. Hij was een student aan de universiteit en moest van zijn vader professor worden. Hij schold op alle knechten aan boord en pikte geld waar hij kon. Op een dag echter viel hij overboord en niemand had het in de gaten. Het jacht voer door. Maar de jongeman werd opgepikt door een vissersschip. Dit vissersschip was net uitgevaren voor een reis van vele weken. De jongen eiste de kapitein dat het vissersschip hem eerst terug zou brengen naar de haven. Maar de kapitein weigerde. Hij kon meehelpen op het schip en daarmee zakgeld verdienen. Maar de jongen werd kwaad. “Wie denk je wel dat ik ben” riep hij. Maar dat interesseerde de kapitein niets. Toen zei de jongen: “Als je me direct terugbrengt krijg je zo’n grote beloning van mijn vader dat je nooit meer hoeft te werken. De kapitein lachte erom. Het werken was zijn lust en zijn leven. De jongen kreeg het niet voor elkaar en was gedwongen mee te varen. Eerst schold hij alle vissers aan boord uit en weigerde hij ook maar een vinger uit te steken. Maar na enkele dagen merkte hij hoe egoïstisch hij was. Langzamerhand veranderde zijn houding. Hij leerde de schippers kennen, ging steeds meer meehelpen en op laatst voelde hij zich helemaal thuis op het schip. Toen ze weer terug in de haven waren vroeg hij of hij visser op dat schip mocht worden. Zijn vader was kwaad en begreep er niets van, maar de jongen zette door en werd visser.
Bergschenhoek en Berkel juli 2016
De voorbijganger en de visser
Eens zat iemand te vissen aan het meer.
De zon scheen. De visser was rustig en gelukkig.
Er kwam iemand langs, die vroeg: ‘Waarom gebruik je niet meer dan één hengel; dan kun je meer vangen.’
De visser zei: ‘Nou, wat dan?’
‘Nou,’ zei de voorbijganger, ‘dan verdien je meer.’
‘En wat dan,’ zei de visser.
‘Dan kun je een boot kopen en het meer op gaan, om nog meer te vangen.’
‘Ja, ja; en wat dan,’ zei de visser.
‘Na verloop van tijd kun je misschien een groot schip kopen en dan uitvaren en veel vis vangen.’
‘En wat dan?’ zei de visser.
‘Dan huur je een knecht,’ zei de voorbijganger, ‘die mét je vangt, en zo verdien je veel geld met je vis.’
‘En wat dan?’ zei de visser.
‘Ja, wat dan?’ zei de voorbijganger, ‘ja, eens kijken; dan hoef je niet meer te werken en kun je bijvoorbeeld lekker in de zon gaan zitten.’
‘Zo is het,’ zei de visser, ‘laat mij dus maar rustig zitten…’