.

PREEK VAN DE WEEK 1e VEERTIGDAGENTIJDSZONDAG JAAR A 2014 Pius X, Nootdorp

LEZINGEN:                            EERSTE LEZING:  Genesis 2,7-3,7                  EVANGELIE: Mt.4,1-11

THEMA: Verleiding

 

Ergens in Berkel/Nootdorp kocht een jong echtpaar een prachtig huis. Ze zetten er een tv in, een dvd-speler, een cd-speler, een koelkast, een centrale verwarming, een magnetron, een auto in de garage en een computer met internetaansluiting voor games. Toen dat alles gerealiseerd was kochten ze een wieg met ingebouwde babyfoon en kregen ze een kindje. Ze legden het kindje in de wieg en voedden het op met alle zorg en liefde die ze in zich hadden. De jongen kreeg ook nog een zusje. De kinderen kregen gezond te eten, medische verzorging, een eigen spaarrekening en alles wat het zich maar wensen konden. Zelfs een tv op hun slaapkamer. Ze mochten naar alle programma’s kijken. Behalve naar één tv-programma. Dat vonden de ouders niet goed voor hun kinderen. “Dat is voor volwassenen”, zeiden ze.

Maar de jongen ging naar school en kreeg daar een klasgenootje dat zei: “Hebben je ouders werkelijk gezegd dat je niet naar de tv mag kijken?” “Nee”, zei het kind, “wij mogen wel naar tv kijken, naar alle programma’s. Mijn ouders hebben alleen gezegd dat ik naar dat ene programma niet mag kijken. We mogen het zelfs niet aanzetten want dan halen ze de tv van onze kamer weg.” Maar zijn klasgenootje zei: “Daar hoef je echt niet bang voor te zijn. Het is een programma voor volwassenen, maar als je er naar kijkt dan weet je evenveel als je ouders. Dan weet je wat grote mensen ‘s nachts doen als jij slaapt”.

Toen werd het kind nieuwsgierig en ging een keer met zijn klasgenootje mee om bij hem thuis naar dat programma te kijken. De volgende dag nam hij zijn zusje mee en ook zij keek naar dat programma. Ze konden hun ogen niet geloven. Opeens beseften ze wat het verschil was tussen een jongen en een meisje. Het vriendje had ook nog schunnige plaatjes die ze mee mochten nemen. Dat deden ze, maar ze verstopten ze in hun schoolschriften.

 

Zo zou het verhaal uit de eerste lezing vandaag de dag geschreven kunnen zijn.

 

Wat doen kinderen als ouders hun iets verbieden? Precies, ze gaan het stiekem doen. Het wordt voor hen een uitdaging dat te doen wat niet mag. Dat moet toch iets heel bijzonders zijn. Dat willen ze ervaren, ontdekken. Wie van ons heeft als kind nooit eens iets gedaan dat verboden was? Iets doen wat niet mag geeft een kick. Het is een uitdaging. Een volwassene bepaalt zelf wat hij doet of laat. Een kind wil dezelfde vrijheid en zelfstandigheid. Dus zal een kind proberen toch te doen wat een volwassene hem verbiedt. Als hij daarin slaagt, zal het kind zich even groot voelen als de volwassene.

 

Zo zou je het verhaal van de zondeval kunnen lezen. Dit verhaal mogen we niet als een historisch verhaal opvatten. Het is een beeldverhaal dat iets wezenlijks van de menselijke psyche typeert. Ik stel voor dat we even vergeten wat we vroeger bij dit verhaal geleerd hebben: de hele leer over erfzonde, sterfelijkheid, verdoemenis en noodzaak van kinderdoop die er ooit aan gekoppeld is. Laten we het verhaal eens proberen te vertalen naar ons eigen leven.

 

De bron van ons leven is de liefde van onze ouders. Door hun liefde zijn wij verwekt en uit hun liefde zijn wij geboren. Met liefde zijn we in onze eerste levensjaren gevoed en verzorgd. Onze ouders hielden van ons, hoop ik. We leerden van hen lopen en praten. Met deze kennis gingen wij op stap. De wereld in. Weg van de bron. We ontmoetten anderen kinderen. En toen gebeurde het: er kwam een moment dat we onze eigen zin deden en ongehoorzaam waren aan onze ouders. In de wereld zagen of hoorden we iets anders dan thuis en we gingen het nadoen of nazeggen. Onze ouders ontdekten het en werden boos. We kregen straf. Om het af te leren. Misschien lukte dat, misschien niet.

 

Maar ondertussen was er iets gebeurd waarvan noch de ouders, noch wijzelf als kind ons bewust waren, iets wat niet met straf of vergeving goed te maken was: het wederzijds vertrouwen was geschonden. In de liefdevolle ouder-kind relatie was een barst gekomen. Van nu af gingen je ouders jou met enig wantrouwen volgen, ze gingen beter op je letten. En van nu af bestond er in je onderbewustzijn toch een zekere angst voor een waarschuwing of een standje.

 

Bij de meesten zal het allemaal wel weer goed gekomen zijn. De liefde heeft het uiteindelijk gewonnen van het kwaad. Maar daar kom ik straks op terug.

 

Het zondevalverhaal is dus een typologisch verhaal. Het typeert de psychische ontwikkeling van de mens.

Er is nog een dimensie in dit verhaal die we nog niet beschouwd hebben: namelijk onze verhouding met God. Ook God is bron van leven. God is liefde en heeft vanuit zijn liefde de mens geschapen. Door kwaad te doen, verliest de mens zijn vertrouwvolle vriendschap met God. Daardoor gaat de mens God zien als een strenge God, die onze vrijheid beknot.

 

Er is nog een aspect in het zondevalverhaal dat iets typisch verwoordt van ons menselijk handelen: het kwaad zit namelijk niet in onszelf. We worden ertoe verleid door anderen. Adam werd verleid door Eva en Eva door de slang. Het kind wordt verleid door vriendjes. De volwassene ook. Wanneer we alleen zijn durven we niet zoveel. Maar met anderen samen voelen we ons veel heldhaftiger. Straatjongeren afzonderlijk zijn heel gewone jongeren uit gewone gezinnen, maar zijn ze samen, dan gaan ze opeens machogedrag vertonen en zijn ze in staat mensen lastig te vallen, vandalisme te plegen of crimineel te worden.

Ik herinner me nog goed mijn eerste zonde: op de kleuterschool. Ik speelde met andere kinderen in de pauze op een klimrek. De pauze was voorbij en de juf riep ons naar de klas. Ik wilde gaan, maar een ander jongentje zei: “nee, we blijven hier lekker zitten op het klimrek”. Ik twijfelde, maar uit angst voor die jongen bleef ik zitten. Toen de juf ons even later kwam halen kregen we straf. Dat was mijn eerste ervaring van zonde en straf in mijn leven. Dat was mijn zondeval. Ik had me laten verleiden door een ander.

 

Dat aspect van verleiding zien we ook in het evangelie: Jezus wordt op de proef gesteld door een verleider. Hij heeft het kwaad niet in zichzelf. Maar Hij wordt door een ander in bekoring gebracht.

 

Zo heb ik een nogal negatief beeld van de mens geschetst.

Toch is er hoop. Het is namelijk mogelijk terug te keren naar de bron van ons bestaan: naar de liefde.

Dat zien we ook in het evangelie: Jezus zegt op het eind: “ga weg, Satan: er staat geschreven: de Heer uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen.” Nu liet de duivel Hem met rust en er kwamen engelen om Hem te dienen.            

Net zoals we de Satan mogen zien als een gepersonifieerd beeld van het kwaad in de wereld, mogen we de engelen zien als een beeld van het goede in de wereld. Er is ook veel goeds in de wereld, in de medemens en in onszelf.

Jezus is in de woestijn teruggekeerd tot de bron van zijn bestaan: Gods liefde. Vandaar uit kan Hij weer de wereld in gaan en zijn levenswerk gaan verrichten.

 

De vastentijd is voor ons een tijd die de kerk gecreëerd heeft om hetzelfde geestelijk proces door te maken. In de 40-dagentijd kunnen we terugkeren tot de bron van ons leven: Gods liefde. De vastentijd is onze tijd in de woestijn. Door soberder en bewuster te leven worden wij weer gesterkt om de verleidingen tot kwaad, die we dagelijks tegenkomen, te weerstaan.

 

Ons geloof in een liefdevolle God is de bron. Water in de woestijn. Daardoor kunnen wij leven.

Vanuit ons geloof kunnen we net als Jezus veel voor anderen betekenen.

De woestijn van onze menselijke samenleving, waarin mensen zo hard en liefdeloos tegen elkaar kunnen zijn, deze woestijn kan weer een paradijs worden als wij allen God weer erkennen als een liefdevolle ouder die wij moeten gehoorzamen voor eigen bestwil. Om in grenzeloze en ongeschonden liefde te kunnen leven.