Ca4-2015-barmhartigheid
Er was bij mij eens een stukje tand afgebroken toen ik te hard op een pepermuntje beet. Ik ging naar de tandarts en zei: “Die tand was zeker al aangetast?” Maar zij antwoordde: “Nee, je hebt vast en zeker op iets hards gebeten”.
Schuld bekennen is zo moeilijk. We willen ons graag groot houden.
Het kerstverhaal van kleine Frans:
Kleine Frans droomde dat hij bij de kerststal stond te kijken en hij zag hoe de herders en de koningen geschenken voor het Kind bij zich hadden. De tranen stonden in zijn ogen. “Waarom huil je?” vroeg het Kerstkind. Kleine Frans snikte: “Omdat ik niets voor U heb meegebracht”. “En toch zou ik graag iets van jou krijgen”, zei het Kind in de kribbe. Dat trof de jongen en opgelucht zei hij: “Ik wil U alles geven wat ik heb: mijn spoorbaan, mijn fiets… Zeg maar wat U het liefste hebt”. “Eigenlijk”, zei het Kerstkind, “zou ik iets anders willen: drie dingen”. “Graag”, zei Fransje, “zeg maar wat”. “Geef Mij je laatste opstel”. De jongen werd rood van verlegenheid. Opdat niemand het zou horen fluisterde hij het Kind in het oor: “Maar daar stond onder: ‘onvoldoende’ omdat ik niet mijn best gedaan had.” “Juist daarom”, zei het Kind, “juist daarom zou Ik het graag hebben. Je zou me alles moeten geven waar in je leven ‘onvoldoende’ onder staat. En dan, ging het Kerstkind verder, “zou Ik graag je ontbijtbord hebben”. “Maar”, stotterde de jongen, “dat heb ik juist vandaag gebroken”. “Daarom”, zei het Kind, “zou Ik dat graag hebben. Je zou me alles moeten geven wat in je leven gebroken is en Ik zal alles weer heel maken. En als derde”, zei het Kind, “zou Ik graag het antwoord hebben dat je aan je moeder gegeven hebt, toen zij vroeg hoe het bord gebroken was”. Toen begon Fransje weer te huilen. Snikkend zei hij: “Ik heb gezegd dat ik het bord omgestoten heb, maar dat was gelogen, ik was kwaad en heb het kapot gegooid”. “Juist daarom”, zei het Kind, “zou Ik graag dat antwoord hebben; geef Mij alles wat in je leven gelogen en zondig is. Ik wil je fouten steeds vergeven”. Fransje wist niet wat hij hoorde. Hij werd weer helemaal blij en sliep lekker verder.
Waarvoor kwam Jezus op aarde? Niet als schepper van nieuwe wezens. Hij kwam als reparateur, als arts, als hartchirurg, om ons te genezen. Maar dan moeten we wel naar Hem toe durven gaan met onze fouten en gebreken.
Als ik over de biecht wil spreken, dan zullen de meesten van u direct denken: dat moesten we vroeger. Dat doe ik niet meer. Dat doet toch niemand meer? Dat is toch afgeschaft? Mij krijg je niet meer in de biechtstoel.
Bij de meesten zullen er vele vervelende herinneringen opkomen aan een tijd dat de kerk betuttelend was, priesters autoritair, belerend, arrogant en hypocriet. We leerden als kind biechten dat we uit de suikerpot gesnoept hadden. En later moest u misschien biechten dat u voorbehoedsmiddelen had gebruikt, waar u in het geheel geen spijt van had.
Nee, biechten, dat doen we niet meer. Dat is iets om grapjes over te maken of gekscherend een ander aan te bevelen als die openlijk iets ondeugends doet wat we zelf stiekem ook doen. Een vloek, een leugen, een klein diefstalletje ….
We leven naar ons eigen geweten, we doen geen groot kwaad en ieder mens heeft zijn fouten en gebreken. “De ander moet mij nemen zoals ik ben”, zeggen we. Dus biechten dat hoeft niet meer.
Nu heeft de paus op het feest van Maria Onbevlekt Ontvangen op 8 december een jaar van de barmhartigheid geopend. Hij heeft de heilige deur van de St. Pieter geopend. Symbool voor het openen van Gods hart, voor het barmhartige hart van God, symbool voor de barmhartige Vader die in het verhaal van de verloren zoon zijn armen en zijn huis wijd opent om die zoon weer te ontvangen.
Maar die zoon kwam dan ook uit zichzelf terug naar de vader, met diep berouw. Niet gedwongen door een kerk of door een ander. Een beetje gedwongen door de tragische omstandigheden en de ellende waarin hij door eigen schuld terecht was gekomen. Maar hij had ook kunnen kiezen voor zelfmoord of crimineel kunnen worden.
Wat kan het jaar van de barmhartigheid voor ons betekenen? Zo diep zijn wij niet gezonken. We zijn toch brave oppassende burgers? We zijn goed voor onze kinderen, we betalen eerlijk onze belasting, we gaan op zijn tijd naar de kerk, we bidden nog voor het eten, we stelen niet, we moorden niet. Wij beschouwen onszelf als rechtvaardigen. Hoe spreken wij over mensen die ons dwars zitten? Hoe oordelen wij over mensen die een scheve schaats gereden hebben? Hoe denken wij over politici die verleid zijn tot financiële deals? Of die wat verzwegen hebben? Hoe praten wij over collega’s die met de ellebogen werken?
Hoe is het in onze relaties? Onze relatie met die lastige buren die altijd veel herrie maken ’s avonds laat en hun rotzooi op straat laten liggen? Met dat familielid dat ons 10 jaar geleden beledigd heeft? Met onze werkgever die ons uitbuit? Met die vrouw in het verenigingsbestuur die zo arrogant is?
Paus Franciscus heeft een brief geschreven voor het jaar van de barmhartigheid met als titel: ‘het gezicht van de barmhartigheid’.
Het eerste wat ik daaruit naar voren wil halen is dat hij niet begint over vergeving vragen, maar over vergeving schenken. Petrus vraagt Jezus eens: “hoe vaak moeten wij vergeven? 7x? En Jezus antwoordt: Nee, niet 7 x maar 70 x 7 maal.
Jezus zegt in de bergrede: ”Zalig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden” (Mt.5,7)
En: “weest barmhartig zoals uw Vader in de hemel barmhartig is”. Lukas 6,36
De paus schrijft: “barmhartigheid is het criterium waaraan men herkent of we werkelijk Gods kinderen zijn.”.
We spreken veel over gerechtigheid, maar niet over barmhartigheid. Gerechtigheid is de eerste stap naar een goede samenleving. Maar aangezien alle mensen zondaars zijn en blijven, met fouten en gebreken, is ook barmhartigheid onmisbaar om met elkaar verder te komen. Gerechtigheid en barmhartigheid zijn twee kanten van een medaille, de medaille van de liefde en van het Rijk Gods, van een goede samenleving. De eis van gerechtigheid en de barmhartigheid zijn niet tegengesteld aan elkaar.
Misschien is onze onbarmhartigheid wel een punt om eens te gaan biechten. Ons snelle oordeel over anderen. De deur van het heilig jaar is de deur naar Gods barmhartigheid, de deur naar de barmhartige Vader van de verloren zoon, de deur van de kerststal met het nederig kerstkind dat niet ons goud, wierook en mirre wil als geschenk, maar onze zonden.
Ik wil besluiten met een gedicht van Anton van Duinkerken
Het is gebeurd op een winterdag,
Des ’s nachts om twaalf ure.
De kleine kudde met herders lag
Te sluimeren bij de vuren.
Toen klonk uit de hemel een heldere wijs:
Kyrie Eleis
Maar ik en gij waren niet daarbij,
Ons trokken te vele zaken
Naar aardse gewichtigdoenerij,
Naar wereldse vermaken.
Of naar de zorgen voor drank en spijs.
Kyrie Eleis
De herders hadden hun handen vol
Eenvoudige geschenken.
Zij gaven het kerstkindje schapenwol
En baden het: wil aan ons denken
Wanneer Gij zult zijn in uw paradijs,
Kyrie eleis
Doch ik en gij komen achteraan
Met duizenden meegelopen.
Wij zullen wel lang in de rij moeten staan,
Maar de staldeur is nog open.
Wij worden misschien nog wel eenmaal wijs.
Kryrie Eleis.