preek 3e zondag van pasen 2014 Pijnacker en Nootdorp

 

LEZINGEN:                           EERSTE LEZING:  Hand.2,14.22-32     EVANGELIE: Lucas 24,13-35

THEMA: In gesprek met Jezus
 

Medereizigers op de levensweg,

 

Ik heb eens een boekje gelezen met de titel: “Dineren met een volmaakte vreemdeling”. Het gaat over een gefingeerd gesprek van een man, Nick Jongerius, die het geloof afgezworen heeft, maar die door een mysterieus kaartje voor een diner met Jezus in een restaurant in Rotterdam uitgenodigd was. Bij binnenkomst wordt Nick wordt door de ober naar een tafeltje gebracht waar al een man zit in een blauw pak. Terwijl die vreemdeling opstond, stak hij zijn hand uit en pakte die van Nick stevig vast. “Jij moet Nick Jongerius zijn”, zei hij “Hallo. Jezus”. Hij ging weer zitten. Verbijsterd deed Nick hetzelfde.

De ober bracht eerst een glas water en nam toen de bestelling voor de wijn op. Nick denkt dat dit een 1-april-grap is van een paar vrienden, die een acteur hebben ingehuurd om voor Jezus te spelen. Hij bedenkt iets om zijn tafelgenoot op de proef te stellen. De ober bracht de wijn en schonk bij beiden het glas vol. Dan zegt Nick, het glas heffend: “Zeg eens, kun je deze wijn in water veranderen?”. “Geen probleem”, antwoordt Jezus. Hij draaide zich om en wenkte de ober, die naar de tafel toe kwam lopen. “Mijn vriend hier wil graag nog een tweede glas water in plaats van deze wijn”. De ober zei: “Zeker, meneer”, pakte Nicks wijnglas en draaide zich om, om water te gaan halen. Beduusd excuseert Nick zich en vraagt snel zijn wijn terug.

 

Tijdens dit diner stelt Nick aan Jezus alle vragen waar wij moderne mensen mee zitten. Bijvoorbeeld over de waarheid van andere godsdiensten. Jezus geeft op al die vragen een verrassend en gevat antwoord.

 

Ik moest direct aan dit boekje denken toen ik het verhaal van de Emmaüsgangers las. Ook zij raken met Jezus in gesprek. Ook zij gaan met Jezus aan tafel. Ook zij herkennen Jezus niet direct. Ook zij stellen aan Jezus netelige vragen die hen bezighouden. En Jezus aanhoort al deze vragen met veel geduld. Hij lokt de vragen zelfs uit met zijn vraag: “Wat is dat voor een gesprek dat jullie onderweg met elkaar voeren?” Kleopas antwoordt: ”Bent u dan de enige vreemdeling in Jeruzalem dat U niet weet wat daar de afgelopen dagen gebeurd is?“.  Jezus weet dat natuurlijk beter dan wie ook maar antwoord: “Wat dan?”.

 

Deze passage leert ons heel veel over het gebed. In het gebed mogen we God alles zeggen wat ons bezighoudt: onze zorgen, ons verdriet, onze teleurstellingen, onze ergernissen. Natuurlijk kent God al onze zorgen. Voor Hem hoeven we het niet uit te spreken. Maar toch is het goed dat te doen. Het uitspreken in het gebed maakt ons hart vrij en schept ruimte om daarna Gods antwoord te ontvangen.

 

Als de Emmaüsgangers helemaal uitgepraat zijn, neemt Jezus pas het woord. En Hij gaat de heilige Schrift uitleggen. Hij verklaarde hun wat in het Oude Testament op Hem betrekking had.

Dit verhaal zegt ons dus dat we het oude testament moeten gebruiken om een beter beeld van Jezus te krijgen. Het Oude Testament moeten we nooit los van Jezus zien. Het Oude Testament beschrijft een onvoltooide ontwikkeling in de visie op God. Jezus heeft die visie aangevuld, gecorrigeerd en vervolmaakt. Hij heeft die visie zelfs voorgeleefd en in daden omgezet. Hij was het beeld van God. Zo Vader zo Zoon.

 

Het verhaal van de Emmaüsgangers toont ons dat God ook wel humor heeft en toneel kan spelen. Eerst vraagt Jezus wat er met Hem in Jeruzalem gebeurd is en in Emmaus doet Jezus alsof Hij verder moet gaan. God stelt ons nog wel eens op de proef. Maar uiteindelijk openbaart Hij zich. Uiteindelijk geeft Hij een teken van zijn aanwezigheid.

 
Het lijden in de wereld en in ons eigen leven verhindert ons vaak om God te herkennen. Hoeveel mensen zijn niet hun geloof verloren nadat zij een dierbare medemens verloren hebben of zelf tegenslag en ziekte ondervonden. We kennen de wanhopige vragen en hebben ze zelf misschien ook wel eens gesteld: “Hoe kan God dit toelaten? Waarom moet mij dit overkomen? Waarom moeten onschuldige mensen zoveel lijden? Wat heeft dit kind gedaan dat ze zo mishandeld wordt?”

 

Het lijden van Jezus maakt ons duidelijk dat God niet de veroorzaker van het leed is, maar dat Hij zelf slachtoffer is van de gebrekkige menselijke natuur en van het kwaad in deze wereld. Maar ook leert dit verhaal dat sommige dingen nu eenmaal moeten gebeuren, ook al is het niet Gods wil: “Moest de Messias dat alles niet lijden om in zijn glorie binnen te gaan?”.

 

“Blijf mij nabij wanneer het avond is, wanneer het licht vergaat in duisternis. Wanneer geen mens mijn hulpeloosheid ziet, bid ik tot U o Heer, verlaat mij niet.”Al heb ik dit lied, geschreven bij het verhaal van de Emmaüsgangers, al honderd keer gehoord, ik blijf het een prachtig lied vinden. Het zegt ons dat God ons niet verlaat in het lijden, maar dan juist bij ons komt en met ons meegaat. “Spreek uw reddend woord, wijs mij de weg en leid mij veilig voort. Blijf mij nabij in vreugde en verdriet. Ik heb u lief, O Heer, verlaat mij niet.”

 

Het verhaal van de Emmaüsgangers toont ons hoe God ons door medemensen nabij is. En die medemens kan zelfs een vreemdeling zijn. De Emmaüsgangers zien Jezus als een vreemdeling. Daarom moeten we open staan voor iedere mens die wij op onze levensweg ontmoeten. Verschillende parochies in de stad bloeien weer op dank zij de vreemdelingen.

 

Het verhaal vertelt ons verder nog wat over de kerk en de eucharistie. Het verhaal is opgeschreven in de tijd dat de eucharistie al een ingeburgerde praktijk was in de jonge kerk. Het verhaal toont ons eigenlijk de hele structuur van de eucharistie: eerst worden de schriften uitgelegd, daarna, als hun hart er vol van is, dan wordt het brood gebroken. De leerlingen mogen hun verdriet uitspreken: dat doen we in de voorbeden van de eucharistie. Jezus neemt het brood van de Emmaüsgangers: In de eucharistie bieden wij het brood en de wijn aan. Maar dan neemt de priester het namens Jezus aan en net als Jezus spreekt de priester de zegen er over uit, breekt het en deelt het. Jezus wordt de gastheer in ons eigen huis.

 

Tenslotte: als de Emmaüsgangers Jezus herkend hebben aan het breken van het brood, dan keren zij naar Jeruzalem terug om hun geloof en vreugde met de andere leerlingen te delen. De communie brengt ons tot gemeenschap. Geloof is geen individuele zaak. Het ware geloof brengt ons altijd in communio, in gemeenschap met anderen.

De Emmaüsgangers en de leerlingen in Jeruzalem vertellen elkaar dat ze Jezus gezien hebben.

Het zou goed zijn als wij in deze tijd weer durven spreken over ons geloof. Naar elkaar toe binnen de kerk om elkaar te inspireren en te bemoedigen. Inspiratie moet niet alleen van de priester komen. Als wij net als de Emmaüsgangers onze geloofservaringen aan elkaar gaan vertellen dan zal dat een enorme opleving van de kerk teweegbrengen.

 

En daarna ook aan anderen. Paus Franciscus roept daar steeds toe op. We moeten de straat op, zoals Petrus dat deed op Pinksteren, zoals we hoorden in de eerste lezing.

De paus zegt in Evangelii Gaudium:

“Laten wij erop uitgaan, laten wij uitgaan om aan allen het leven van Jezus Christus aan te bieden. … Als iets ons heilig moet verontrusten en ons geweten zorgen moet baren, dan is dat het feit dat zovelen van onze broeders en zusters zonder de kracht, het licht en de troost van de vriendschap met Jezus Christus leven, zonder een geloofsgemeenschap die hen ontvangt, zonder een horizon van zin en leven.”