Preek 3e zondag advent

3E ZONDAG ADVENT JAAR B 2014
Pius X, Bergschenhoek en Berkel
LEZINGEN Jesaja 61,1-11 en Johannes 1,6-8.19-28
Thema: Wie ben ik? Wie ben jij? Wie is Hij – voor jou?
Gesprekje in de trein tussen twee generaties: wie is Jezus? Goed mens, voorbeeld of Zoon van God, een vaste burcht en Rots, de Verlosser.
Ontmoeting van jongeren in Betlehem door Toine van Teeffelen: islamieten en christenen samen op excursie naar heilige plaatsen van beide godsdiensten: op video: wat heb je er nu aan beleefd?
Elkaar leren kennen voorwaarde voor vrede en verdraagzaamheid; niet praten over elkaar, maar met elkaar.
Een conflictverhaal moet je van twee kanten horen.
In het team: welke titel voor God gebruik je het liefste? Eeuwige, almachtige, goede, Redder, barmhartige, Herder, Vader, Verlosser, Bevrijder, Schepper, Liefdevolle etc.
Wie is God voor jou? Elk eerlijk antwoord is goed. En beter dan een geleerd antwoord, beter dan een belerend antwoord, beter dan een fundamentalistisch antwoord.
De omgekeerde vraag is ook interessant: wie ben jij voor God?

Die vraag heeft men eens aan Johannes de Doper gesteld: “Wie zijt gij? Ben je de Messias, Elia, de profeet?”.

Johannes vertelt eerst wie hij niet is: hij is niet de Messias. In die tijd verwachtte iedereen een bevrijder, een revolutionair, die de opstand tegen de Romeinse bezetter op gang zou brengen. Nee, zegt Johannes, dat ben ik niet.
Dan vragen ze of hij Elia is. Elia was een profeet uit de tijd van de koningen in de 9e eeuw voor Christus. Een tijd waarin de koningen veel toegaven aan de heidenen, een tijd van godsdienstig verval, waartegen Elia protesteerde. Volgens 2 Koningen 2 is Elia in een stormwind ten hemel opgenomen zonder te sterven. Er was in de eeuwen daarna een voorspelling ontstaan dat Elia eens terug zou keren op aarde. Sommige Joden hebben nog de gewoonte aan tafel één bord extra te dekken en één plaats vrij te laten voor Elia. Men dacht dus: misschien is Johannes de teruggekeerde Elia. Nee, zegt Johannes, dat ben ik niet.

Dan de profeet? Deze 3e vraag gaat terug op Deuteronomium 18,15 Op de berg Horeb had God vanuit een groot vuur tot Mozes en het volk gesproken. Ze waren daar nogal van geschrokken en hadden tegen Mozes gezegd dat ze God liever hoorden spreken door een mens. Toen had Mozes voorspeld: “Uit uw eigen broeders zal God een profeet doen opstaan, zoals ik dat ben, naar wie gij moet luisteren”.
Men dacht dus van Johannes dat hij misschien die voorspelde profeet was. Maar ook dat ontkent Johannes.
Johannes ontkent dat hij één van deze figuren is. Wie is hij dan in Godsnaam? Ze blijven doorvragen: “Wat zegt u over uzelf?” “Wat is uw identiteit?”

Heel veel mensen ontlenen hun identiteit aan hun functie, aan hun kennis, hun bekwaamheid, hun prestaties, hun titels. Daardoor onderscheiden ze zich van anderen. Als je ze op straat zou vragen wie zij zijn, dan zouden ze direct kunnen antwoorden met hun functie of titel: “Ik ben doctor X, ik ben generaal Y, ik ben directeur Z. Zo gauw ze hun functie of hun uniform kwijtraken, kunnen ze in een identiteitscrisis komen.

Wie ben jij: dat is de grote vraag. Kun je en mag je wat anders antwoorden dan alleen je naam???

Wie zijt Gij?”, vraagt men aan Johannes. Wat is je identiteit? Johannes’ antwoord is waarschijnlijk heel teleurstellend voor de afgezanten: hij zegt in feite dat hij niet veel voorstelt. Hij heeft geen titels, geen bevoegdheden, geen functie, geen reputatie, geen gezag. Hij is als iemand die roept in de woestijn: dat stelt dus niets voor: in de woestijn is er bijna niemand, enkel wat zwervers, armoedzaaiers, uitgestotenen, onbenullen. Hij voegt er aan toe dat hij nog niet waard is de schoenen van de Messias los te maken.
Het enige dat hij doet is proberen de mensen voor te bereiden op de komst van Jezus. Hij was niet het Licht, maar hij wil getuigen van het Licht.

Wij kunnen getuigen van het Licht door een bepaalde uitstraling. Door een zekere levensblijheid, een zeker vertrouwen, een zekere rust, een grote nederigheid en bescheidenheid. Niet door geloofswaarheden van de daken te roepen, maar door een bepaalde houding kunnen we getuigen van het licht. Als mensen ons tegen komen, zouden ze iets moeten voelen van de liefde van God
Vergelijk het met de zon en de maan. De zon is het licht en geeft licht uit zichzelf, de maan niet. Maar toch verlicht de maan ’s nachts de aarde omdat zij het zonlicht weerkaatst.
Zo moeten wij Gods liefde uitstralen, elke dag weer, op blijde dagen, als het ons goed gaat, maar ook in droeve donkere dagen, bij ziekte, tegenslag, droefheid. Door lijden, ouderdom, aftakeling, ziekte en pijn moedig te dragen kunnen we een indrukwekkend getuigenis geven van ons geloof. Dan kunnen mensen toch Jezus in ons zien. In één van mijn vorige parochies heb ik het mee mogen maken dat rond een moedig gedragen ziekbed van een vader en opa alle kinderen en schoonkinderen en kleinkinderen tot geloof kwamen en terugkeerden tot de kerk of zich lieten dopen.

Wie ben jij? Je kunt antwoorden: een kind van God.
Onze ware identiteit is dat we kinderen van God zijn. God schiep de mens als zijn beeld en gelijkenis. Dat is onze ware identiteit. Als we dat beseffen, dan kunnen we net als Johannes wegbereiders zijn voor Gods komst in deze wereld.