.

PREEK 31E ZONDAG DOOR HET JAAR C 3 NOVEMBER 2013 Bergschenhoek

PREEK 31E ZONDAG DOOR HET JAAR C 3 NOVEMBER 2013 Bergschenhoek

 

LEZINGEN: WIJSHEID 11,23 – 12,2 ; LUCAS 19,1-10

 

PREEK

 

Mijn eerste kleurboek laten zien.

 

We hebben waarschijnlijk allemaal thuis nog wel een kindertekening liggen van onszelf of een beeldje of iets anders dat we zelf als kind gemaakt hebben. Wat je zelf gemaakt hebt, daar ben je trots op. Dat bewaar je zuinig. Daar mag niemand aankomen of wat van zeggen, ook al is het niet volmaakt.

 

Zo kijkt God ook tegen de mens aan. De mens is zijn schepsel. Hij heeft de mens ooit gemaakt, met veel zorg en liefde. In het scheppingsverhaal staat dat Hij zag dat het heel goed was. Daarom houdt Hij van de mens.

Maar is de mens echt een geslaagd schepsel? Is de mens echt geworden zoals God ‘m bedoeld heeft? Heeft God later geen spijt gekregen van deze schepping toen de mens bleek gemakkelijk voor het kwaad te kiezen? Heeft Hij geen spijt van de schepping van de mens die zijn broeder vermoordt, die de aarde vervuilt en uitbuit en die zo ondankbaar en onattent is tegenover zijn Schepper?

 

Eens zag ik bij iemand een schilderij met de afbeelding van de schepping van de mens in de koepel van de Sixtijnse kapel. God staat daar afgebeeld als een man met grijze haren. Ik dacht: Waar zou God grijze haren van hebben gekregen voordat Hij de mens geschapen had: voor die tijd had Hij toch nog geen zorgen en geen ergernis? De eigenaar van het schilderij antwoordde: “Ja, toch, want Hij wist van te voren al wat de mens allemaal zou gaan doen”. Een collega zei laatst tegen mij: “Was God maar een dag eerder gaan rusten bij de schepping. Dan was er nu vrede geweest op aarde”. Hij zei daarmee: ‘had God de mens maar niet geschapen’.

Toch heeft Hij de schepping van de mens voltooid en de mens niet de boom in gejaagd als een dier. Hij heeft toch de aarde aan de zorg van de mens toevertrouwd.

 

En nog steeds houdt God de mens in leven. Want zijn onvergankelijke geest is aanwezig in alles wat bestaat. Als God zijn geest terug zou trekken dan zou alles ophouden te bestaan.

 

Steeds meer ontdekt de wetenschap dat alles bestaat uit oerkrachten. Ook de materie is een soort samengebalde, gestolde, samengeklitte energie. Atomaire deeltjes zijn bijna niet meer te splitsen omdat het energieën zijn die elkaar aantrekken. Energie is ongrijpbaar.

De boeddhistische filosofie zegt dat er een levensdraad door al het bestaande getrokken is die al het bestaande met elkaar verbindt.

Al deze theorieën wijzen er op dat er een beginsel is dat al het bestaande in leven houdt. Dat beginsel is een mysterieuze kracht die wij als gelovigen God noemen.

 

God houdt alles dus in leven. Alles spaart Hij, alles is van Hem. De schrijver van het boek Wijsheid zei dat al duizenden jaren geleden. Tegen zijn wil in kan er niets blijven bestaan.

Maar dan komen we weer terug bij die vraag: heeft Hij er geen spijt van dat Hij de mens geschapen heeft, de mens die zoveel schade aanricht aan de natuur, aan het milieu en vooral aan de medemens. Heeft Hij er geen spijt van dat Hij de mens met een vrije wil gemaakt heeft waarmee de mens oorlogen voert, medemensen haat, martelt en doodt?

Waarom vaagt God de mens niet weg van de aarde zodat Hij verder rustig kan genieten van het spel van wind en regen, stromen en vulkanen en van spelende dieren en bloeiende bloemen?

 

Nee, zegt de schrijver van het boek Wijsheid, God houdt van alles wat bestaat en verafschuwt niets van wat Hij geschapen heeft. God houdt van ons zoals ouders van hun kinderen, ook al gaan die kinderen een eigen weg, ook al zijn die kinderen wel eens vervelend.

     Ik heb eens een moeder gesproken na het overlijden van een zoon die aan de drugs verslaafd was en daaraan gestorven was. Met regelmaat had ze het contact met deze jongen voor langere tijd verloren en ze kon hem niet altijd in huis hebben. Toch was ze verdrietig bij het overlijden en wilde ze een eervolle begrafenis want zei ze, zoals vele ouders in gelijke omstandigheden: “het blijft toch je kind, dat je gedragen en gevoed hebt”.

 

Het blijft toch je kind. Zo denkt God ook over de mens. “Hij let niet op de zonden der mensen en ontfermt zich over allen opdat ze tot inkeer komen”.

Hoe kan de ouderlijke liefde van God beter beschreven worden?

“Hij heerst vol liefde over al wat leeft”.

Daarom haalt Jezus Zacheüs uit de boom.

 

Wanneer mensen zich veroordeeld voelen, dan zullen ze zoeken naar rechtvaardiging van hun levenswijze of zich afkeren van degenen die hen veroordeelt.

Wanneer mensen liefde voelen van anderen, dan bestaat de kans dat zij zich bewust worden van hun eigen tekorten in de liefde en dat ze zich bekeren. Dat zien we bij Zacheüs.

 

Laten we God danken dat Hij zo eindeloos geduld met ons heeft en laten we proberen zo ook voor elkaar te zijn.