Petrus en Paulus 29 juni 2014

LEZINGEN:   EERSTE LEZING: Handelingen 12,1-11; 2 Timoteüs 4,6-8.17-18   EVANGELIE-. Mt. 16,16-19

 

Mensen in de kerk kunnen heel verschillend denken. Een simpel voorbeeld: als cadeautje voor de vormelingen zou ik de jongeren een populair boekje geven over het katholieke geloof. De jongerenbisschop Mutsaers heeft bijvoorbeeld een boekje geschreven met de titel: “Jezus kon niet voetballen”. Maar de werkgroepbestaande uit meest vrouwen, koos voor een koperen sieraadje.

Ander voorbeeld: binnen het pastoraal team houdt de één van klassieke en officiële liturgie, de ander van creatieve en eigentijdse liturgie. De één houdt liefst alles in eigen hand, de ander delegeert het liefst zoveel mogelijk.

 

Ik denk dat deze pluriformiteit goed is voor de kerk. Als we het maar van elkaar accepteren en elkaar respecteren.

 

Vandaag gedenken we Petrus en Paulus samen op één dag. Dat is eigenlijk vreemd. Want het waren heel verschillende figuren, met een verschillende achtergrond, een verschillend karakter en een verschillende aanpak van hun werk.

 

Petrus was een visser. Opvliegend van karakter. Hij beloofde het ene moment aan Jezus dat hij Hem nooit in de steek zou laten en voor hem desnoods zijn leven zou geven, het andere moment verloochende hij Jezus. Hij werd kwaad op de Romeinse soldaten die Jezus in de Hof van Olijven gevangen wilde nemen en trok zijn zwaard om de soldaat een oor af te slaan. Petrus wilde wel vechten. Maar lijden kon hij niet aanzien. Toen Jezus gevangen werd genomen vluchtte hij. Hij stond niet onder het kruis. Een man met een grote mond en een klein hartje. Toen Jezus hem riep liet hij alles achter, maar toen Jezus niet meer bij hen was, na pasen, toen ging Petrus weer vissen. Petrus, een wispelturige man.

 

Paulus was heel anders. Hij was een farizeeër. Geleerd. Hij kende de joods wet van binnen en van buiten. Hij was standvastig. Een doorzetter. Niet zo welbespraakt, maar onverzettelijk. Hij was aanvankelijk een vijand van Jezus en de eerste christenen. Hij vervolgde de eerste christenen, liet hen gevangen nemen en doden. Maar daarna verscheen de verrezen Christus aan hem en werd hij bekeerd. Vanaf dat moment was hij een onverzettelijke geloofsverkondiger. De joodse wet schudde hij van zich af als een last. Hij was bereid zijn leven voor Jezus te geven en vluchtte daarom ook niet voor de gevaren en de bedreigingen. Naar steden waar hij al eens met de dood bedreigd was, keerde hij later toch terug.

 

Hij kreeg ruzie met Petrus over de joodse voedselwetten: mochten christenen varkensvlees eten of niet? Paulus vond die wetten niet meer nodig voor christenen. Petrus wel. Petrus was wettisch en conservatief. Paulus beschuldigde Petrus en andere apostelen van huichelarij. Petrus liet zich volgens Paulus makkelijk meeslepen met christenen afkomstig uit het jodendom die christenen uit het heidendom nog de joodse voorschriften op wilden leggen, bijvoorbeeld de besnijdenis.

 

Uiteindelijk zijn Petrus en Paulus op het eerste concilie in Jeruzalem bij elkaar gekomen om de zaak over de besnijdenis uit te praten. Paulus heeft zijn mening gezegd zonder er doekjes om te winden. Petrus heeft hem uiteindelijk gelijk gegeven en ze hebben zich met elkaar verzoend.

 

Petrus heeft zich in Rome gevestigd omdat dat het centrum was, de hoofdstad van het Romeinse rijk. Petrus werd dus al snel een bestuurder, de eerste paus.

Paulus trok rond van dorp naar stad, van land naar land om het evangelie te verkondigen. Overal stichtte hij christelijke gemeenschappen. In elke gemeente stelde hij oudsten aan. Bovendien waren er in de paulinische gemeenten heel veel functies en ambten: genezers, profeten, uitleggers, leraren, bestuurders, hulpverleners. Paulus delegeerde veel. Hij gaf vrijheid en eigenverantwoordelijkheid aan de gelovigen. Maar het was ook wel eens nodig een pittige brief naar die gemeenten te sturen omdat er tussen die verschillende functionarissen jaloezie en na-ijver ontstond. Hij moest ze dan weer op de liefde wijzen als het allerbelangrijkste.

Uiteindelijk is Paulus als gevangene naar Rome gebracht. Daar zijn beiden, Petrus en Paulus, de marteldood gestorven. Beiden hebben ze hun leven totaal ingezet voor de kerk. Daarom worden ze samen herdacht.

 

 

Wat in de Handelingen van de apostelen telkens weer opvalt, is dat de geschiedenis van Jezus’ leven zich herhaalt in dat van de apostelen. De apostelen hebben gelijksoortige wonderen gedaan als Jezus: lammen en blinden genezen, doden opgewekt. Net als Johannes de Doper wordt ook Jacobus door Herodes gedood. Net als Jezus wordt ook Petrus vlak voor Pasen gevangen genomen. Jezus verrijst tijdens het joodse paasfeest. Petrus wordt in de paasnacht op een wonderbaarlijke wijze door een engel uit de gevangenis bevrijd. God hoorde het vurig bidden van de christengemeenschap voor Petrus.

 

Welke conclusies kunnen wij uit deze verhalen trekken? Ten eerste wat Jezus zelf voorspelt: de poorten der hel zullen de kerk niet overweldigen. De kerk is in de loop der eeuwen heel wat vervolgd. Honderdduizenden christenen zijn in de loop der eeuwen vervolgd en gedood, zoals Jacobus. Maar de kerk is toch telkens weer uit de schuilkelders gekropen en heeft telkens haar vrijheid weer teruggekregen.

 

De poorten der hel hebben ook de opvolgers van Petrus bedreigd. Vele pausen in de middeleeuwen waren niet zo heilig in hun handelen als deze paus. Er is heel wat machtsstrijd geweest in Rome. Het grootste wonder van de kerk is wel dat ze ondanks al die mistoestanden toch nog bestaat. Dat is het bewijs dat God haar niet in de steek laat.

 

De tweede conclusie is dat we in de kerk moeten beseffen dat we allemaal hetzelfde doel voor ogen hebben: Jezus Christus en zijn evangelie verkondigen. Welke functie we ook in de kerk hebben, priester, pastoraal werker of vrijwilliger, gastheer of bestuurslid, lector of ziekenbezoeker, welk karakter we ook hebben, of we nu voor een strakke leiding in de kerk zijn of voor meer vrijheid, of we nu meer een petrinische hiërarchische kerk voorstaan of een paulinische charismatische kerk, of we nu behoudend of vooruitstrevend zijn, feministe of voorstander van het mannelijk priesterschap, we moeten de handen ineenslaan en samen werken aan die ene kerk. Er mag geen rivaliteit zijn tussen verschillende ambten en functies. In een parochie moet de wederzijdse naastenliefde de hoogste wet zijn, en de eenheid en de saamhorigheid garanderen, ondanks allerlei geloofsverschillen.

 

Er mag overal over gediscussieerd worden, net als Paulus mag iedereen zijn mening geven, maar uiteindelijk heeft Jezus Petrus en zijn opvolgers toevertrouwd beslissingen te nemen. Dat is de enige garantie voor de eenheid in de kerk. Jezus zei tot Petrus: wat gij zult binden op aarde zal ook in de hemel gebonden zijn en wat gij zult ontbinden op aarde zal ook in de hemel ontbonden zijn. De bijbeluitleggers verschillen van mening over de interpretatie van deze uitspraak. Sommigen betrekken het op het huwelijk, anderen op de zonden en de zondevergeving: wat de kerk op aarde vergeeft zal ook door God vergeven zijn. Tenslotte kunnen we er de bevoegdheid van de kerk in lezen om regels en dogma’s op te stellen.

 

We kunnen natuurlijk wel eens aanhikken tegen bepaalde regels en ons afvragen of de kerk niet meer vrijheid en eigen verantwoordelijkheid kan geven. Zeker mogen we de kerkelijke regels niet gelijkstellen aan Gods wetten. Gehoorzaamheid aan kerkelijke regels mogen we niet gelijkstellen aan een garantie voor ons eeuwig heil; en andersom mogen we aan overtreding van kerkelijke regels niet direct een eeuwige verwerping van de persoon verbinden. God alleen zal oordelen.

 

Maar wel is het zeker dat het volgen van kerkelijke leer en moraal niet slecht voor ons is, maar goed. De kerk wijst ons een veilige weg door het leven. De kerk heeft de sleutels van het Rijk der hemelen en het rijk der hemelen verstaan we allang niet meer als het leven na dit aardse leven, maar als een leven in gerechtigheid en vrede hier op aarde.

 

Ik zal daarom niet gauw zeggen dat ik het met bepaalde regels of leerstellingen van het kerkelijk gezag niet eens ben. Als mijn persoonlijke mening afwijkt van die van de kerk, en dat gebeurt wel eens, dan zeg ik dat ik de leer van de kerk op dat punt niet begrijp. Door te zeggen dat ik die punten niet begrijp, laat ik de mogelijkheid open dat ik het zelf bij het verkeerde eind heb. Wie ben ik om het beter te weten dan mensen die zijn geroepen om de kerk te leiden?

 

Aan Petrus gaf Jezus de sleutels van het rijk der hemelen, de bevoegdheid om de kerk te leiden. Aan Paulus schonk Jezus zijn Heilige Geest om de gelovigen tot een liefdesgemeenschap te vormen. Laten we beiden gaven in de kerk erkennen en zo bouwen aan de kerk van de toekomst.