PREEK: Missie in eigen land
Zusters en broeders, vrienden, ambtsgenoten, parochianen, teamleden, familie,
Vandaag is het wereldmissiedag. In mijn jeugd heb ik ooit er over gedacht naar de arme landen te gaan. Ik had medelijden met de arme kinderen die niet te eten hadden en schamel gekleed waren zoals die afgebeeld stonden in de missieblaadjes. Ik vond bij de voorbereiding op mijn jubileum nog een Flodder: het kontaktblad van het jongerenpastoraat van het dekenaat Alphen aan den Rijn van maart 1975, het jaar dat ik na mijn eindexamen naar het Groot Seminarie Rolduc ging. Ik schreef daarin een oproep om aan de missie evenveel geld te geven als we aan onze eigen consumpties en luxe-artikelen uitgeven. Toch ben ik geen missionaris geworden: vreemde talen en vreemd eten schrokken mij af.
Nu, na 46 jaar, voel ik mij toch een beetje missionaris: want net als missionarissen in de 3e wereld moet ik nu in deze parochie heel veel kerken bedienen en rijdt ik als ik op 1 dag een keer in Bodegraven, Moerkapelle en Schoonhoven moet zijn, ruim 126 kilometer. En waar de missionaris in de derde wereld over zandwegen rijdt vol kuilen, rijdt je hier over 30 km. wegen vol drempels.
De westerse kerk is in een missionaire situatie terecht gekomen. En in ons beleidsplan spreken we over een missionaire opdracht. Het beleidsplan formuleert eerst een Missie, een zending:
Het is onze opdracht om als leerlingen-van-Christus God te leren kennen, de naaste te dienen en uitgezonden te worden om de harten van mensen voor Gods liefde te winnen.
Deze week was ik in een klooster in Dordrecht om me op deze dag voor te bereiden. Dat klooster in Dordrecht is in het voormalige karmelietenklooster waar ik als diaken en priester in mijn eerste 4 jaren na de wijding zelf gewoond en gewerkt heb. Nu wonen er een tiental zusters die allemaal uit het buitenland komen. De omgekeerde wereld.
Hoe kunnen wij een missionaire kerk zijn?
In de drie lezingen die ik speciaal voor deze dag gekozen heb vinden wij het antwoord. Elke lezing bevat een element dat in mijn ogen ontzettend belangrijk is voor een heropbloei van de geloofsgemeenschap in deze tijd.
En door het gebruik van het woord geloofsgemeenschap ben ik al bij de eerste lezing: de eerste christenen na Pinksteren waren één van hart en geest. Dat is het allerbelangrijkste, juist in deze tijd van individualisering en privacy.
In deze tijd is er een grote verdeeldheid: in de politiek, in de samenleving, bijvoorbeeld tussen voor- en tegenstanders van vaccinatie, tussen gastvrije Nederlanders en racistische burgers, tussen de generaties, tussen nationalistische en Europagezinde burgers.
Juist in deze tijd moeten we als christenen weer eensgezind worden. Bereid zijn om alles met elkaar te delen, ook deze aarde die we gemeenschappelijk bezitten, zoals onze paus Franciscus steeds benadrukt.
De privacywetten waarmee zoveel mensen schermen om zichzelf af te zonderen van anderen veroorzaken nu en in de toekomst grote eenzaamheid. De kerk moet daar tegen ingaan. En de sociale samenhang bevorderen.
Ik herinner me nog dat in een vorige parochie een groot bedrijf 40 kerstpakketten over had en aan de kerk aanbood om weg te geven. Ik ging naar het gemeentehuis om adressen op te vragen van asielzoekers. Maar de ambtenaar zei die niet te mogen geven. Ook niet toen ik zei waarvoor het was en dat ik de pastoor van de kerk was.
Een echte gemeenschap naar Jezus’ hart is een gemeenschap waarin mensen elkaar kennen, elkaar helpen, en lief en leed met elkaar delen.
Een geloofsgemeenschap begint met ieders persoonlijke keuze in God te geloven en te leven naar zijn Wil. Maar direct daarop volgt de opname in een geloofsgemeenschap. Daar ligt tegenwoordig ook meer de nadruk op bij de doop, die het liefst in een gemeenschappelijke viering plaatsvindt.
In januari starten wij weer met een Alphacursus. Die is voor mensen die willen kennismaken met ons geloof of zich er weer opnieuw in willen verdiepen omdat ze er na de doop als kind nooit veel over geleerd hebben. Die Alphacursus begint elke keer met een gezamenlijke warme maaltijd. Om de gemeenschap op te bouwen.
Zo’n gemeenschap, waarin mensen één van hart en ziel zijn, heb ik vlak voor mijn wijding gevonden in de Focolarebeweging. Focolare betekent: vuurhaard. Zij willen het vuur van Pinksteren in de wereld brengen. Hun uitgangspunt en doelstelling is wat Jezus driemaal vraagt in zijn gebed op het Laatste Avondmaal zoals we hoorden in het evangelie: “Mogen allen één zijn Vader, zoals wij één zijn.” Dat was de laatste wens van Jezus voor zijn lijden en dood. Mogen wij die wens negeren?
In en door de Focolarebeweging ben ik zeer oecumenisch gezind geworden. Want de Focolarebeweging is van oorsprong wel echt rooms-katholiek, maar door de wederzijdse liefde die daarin beoefend wordt, voelen ook vele protestanten zich aangetrokken en is de Focolarebeweging zelfs wereldwijd de interreligieuze dialoog aangegaan. Dat wil zeggen dat ze ook goede contacten hebben met de grote wereldgodsdiensten, zoals de boeddhisten, islamieten en hindoeïsten. (In mijn boek kunt u een verslag lezen over mijn reis naar de Filippijnen en de studie die ik daar gedaan heb over de oosterse godsdiensten).
Terug naar nu en de toekomst van de kerk. Johannes roept ons op elkaar lief te hebben, want de liefde komt van God. Ook in het leven van de priester staat de liefde centraal. Niet de liefde voor één persoon als levenspartner, maar de naastenliefde voor iedereen, vriend, vreemde en zelfs vijand.
“ Nooit heeft iemand God gezien”, zegt Johannes. Ook ik niet. Maar als wij elkaar liefhebben, woont God in ons. “Hierin bestaat de liefde: niet wij hebben God liefgehad, maar Hij heeft ons liefgehad” schrijft Johannes. Wat een blijde boodschap is dat. Wat een voorrecht dat te mogen geloven. Dat geeft ons leven altijd zin, ook in lijden, moeilijkheden en tegenslag.
Daarvoor ben ik priester geworden. Ik heb me al heel jong geroepen gevoeld en ik heb nooit een moment getwijfeld aan mijn roeping. Dat is een voorrecht, waarvoor ik God dankbaar ben. Maar dat brengt ook een missie met zich mee: om Gods liefde door te geven. Een opdracht die we allemaal hebben en waartoe ik u allen straks weer zal zegenen en uitzenden. Amen.