PREEK: MAAK PLAATS VOOR GOD
In het nieuwste nummer van het tijdschrift Nieuwe Stad van de Focolarebeweging las ik de volgende ervaring:
Een jonge vrouw, die een moeilijke relatie met haar schoonmoeder had, vertelde: “De moeder van mijn man was nogal gehecht aan haar zoon en zelfs wat jaloers. Dat gaf moeilijkheden. Maar ik probeerde haar altijd als kind van God te zien, die door de hemelse Vader net zoveel werd liefgehad als ik. Een jaar geleden werd bij haar een tumor ontdekten had ze voortdurende zorg nodig. Mijn man en ik besloten haar in huis op te nemen. Tot mijn verrassing beantwoordde zij mijn aandacht voor haar met een even grote liefde. Er volgden maanden van veel offers. Toen mijn schoonmoeder overleed was er in allen een grote vrede. In die dagen merkte ik dat ik in verwachting was, iets wat we negen jaar lang hadden gewenst! Dit kind is voor ons een zichtbaar teken van de liefde van God.”
Dit waar gebeurd verhaal heeft overeenkomsten met het verhaal van de Sunamitische vrouw in de eerste lezing. Beiden zien in een medemens een kind van God. Beiden maken plaats, niet alleen in hun huis, maar ook in hun hart en in hun agenda voor die ander. Wat zou het moeilijkst zijn: voor een vreemde of iemand met wie je in onmin leeft plaats te maken in je huis, in je agenda of in je hart?
De Sunamitische vrouw had speciaal voor Elisa – een profeet van God – een logeerkamertje gemaakt in haar huis. In dat kamertje stond een bed, een tafel, een stoel en een lamp. ‘Dan heeft Elisa een plek voor zichzelf als hij ons bezoekt’, zei de vrouw. Niet alleen Elisa was blij met de hulp van de vrouw, maar God ook. Als wij goed zorgen voor elkaar, dan wordt God daar heel blij van en glimlacht Hij in de hemel.
Beide vrouwen worden beloond met een kind. Als we het verhaal in het 2e boek Koningen verder lezen, dan staat er in vers 17: “De vrouw werd zwanger en baarde het jaar daarop om dezelfde tijd een zoon, zoals Elisa voorspeld had”.
Beide vrouwen worden ook beloond met een grote vrede en vreugde in hun hart.
Een andere overeenkomst is dat beide vrouwen overleggen met hun man. Een huwelijk houdt alleen maar stand als man en vrouw goed met elkaar overleggen. Ook een levenspartner is een kind van God. Natuurlijk kiezen man en vrouw in vrijheid voor elkaar om met elkaar te trouwen, maar ik geloof dat uiteindelijk God echtgenoten voor elkaar bestemd heeft.
Berkel: Het is goed daar even op te wijzen omdat we vandaag het 50-jarig huwelijk vieren van Miep en Koos van der Arend.
Zo komen we bij het evangelie: Jezus zegt dat we Hem meer moeten beminnen dan eigen vader of moeder, zoon of dochter. Dat kan misschien wat vreemd overkomen. Maar ouders en kinderen zijn ons door God gegeven. En we moeten de Gever meer beminnen dan het geschenk. Juist als we in de ander een geschenk van God zien, dan krijgt de ander een grote waardigheid. “Wie u opneemt”, zegt Jezus tegen zijn apostelen, “neemt Mij op en wie Mij opneemt, neemt Hem op die Mij gezonden heeft.” God zelf dus. Jezus voegt er aan toe: “Zelfs wie een volgeling van Mij al was het maar een beker koud water geeft, zal beloond worden.”
Dat is ook het argument voor christenen om gastvrij te zijn voor buitenlanders, vreemdelingen, gastarbeiders, vluchtelingen, asielzoekers. Als we hen een bed, bad en brood geven, dan geven we Jezus onderdak. Dan maken we plaats voor Jezus, voor God. In Mattheus 25 zegt Jezus: “Ik was een vreemdeling en heb je Mij ogenomen? Wat je voor de minste der mijnen hebt gedaan, dat heb je voor Mij gedaan”. En met de minsten der Mijnen bedoelt Hij hier niet alleen gelovigen, maar iedere arme mens.
Pius X en Bergschenhoek: Een afspraak met God
Een Russische monnik had een droom. Een engel riep hem op naar Moskou te reizen. Daar zou hij op zondag God zelf mogen ontmoeten. De volgende morgen besloot hij dan ook om aanstonds zijn reis te aanvaarden, zodat hij komende zondag in Moskou zou zijn. Op vrijdagavond bereikte hij op zijn weg een klein dorp, waar hij onderdak vond bij een bejaard echtpaar. De vrouw van dat huis was ernstig ziek en de man bleek niet in staat haar te helpen. Daarom besloot de monnik er een dag langer te blijven. Hij maakte het in orde en zorgde dat het echtpaar te eten kreeg. Maar met dat al drong de tijd voor zijn afspraak met God, want de reis was nog ver. Opnieuw verscheen de engel hem en deze vertelde de monnik dat God een zondag later op hem zou wachten. Opgelucht vervolgde de monnik zijn weg richting Moskou. Toen hij op de vroege zaterdagmorgen de eerste huizen van de stad zag opdoemen, was hij verheugd. Plotseling echter werd zijn aandacht getrokken door een huilend kind. Het bleek als vondeling te zijn neergelegd onder een boom langs de weg. De monnik nam het kind in zijn armen en besloot op zoek te gaan naar een huis waar men het wilde opnemen. Maar lange tijd zocht hij tevergeefs. Pas in het naburige dorp, buiten de stad, vond hij een gezin dat voor het kind wilde zorgen. Zo liep de monnik echter zijn afspraak met God opnieuw mis. De zondag immers was al weer voorbij toen hij tenslotte de grote Kerk van Moskou bereikte. Hij ging de kerk binnen, zag er veel pracht en praal, kunst en iconen, maar God zag hij niet. Kort daarop verscheen de engel hem voor de derde keer in zijn droom. De monnik verontschuldigde zich dat hij weer niet op tijd was gekomen om God te ontmoeten. Toen keek de engel hem liefdevol aan en zei: ‘Maar op je weg hiernaartoe ben je God toch al twee keer tegen gekomen’.