Thema: Kunnen ongelovigen in de hemel komen?
5e zondag van Pasen.
Lezingen: Handelingen 6,1-7 1 Petrus 2,4-9 en Johannes 14,1-12
INLEIDING OP DE EERSTE LEZING
Vorige week kregen we in de eerste lezing nog een beeld van de eenheid in de eerste christengemeenschap van Jeruzalem voorgehouden: allen waren eensgezind, … genoten hun voedsel één van hart en bezaten alles gemeenschappelijk. Zo stond vorige week in de lezing. Maar zo ideaal is het ook in die eerste christengemeenschap niet gebleven. Nu horen wij in de eerste lezing over de eerste ”verdeeldheid”: wat was er aan de hand? Aanvankelijk bekeerden alleen de joden zich tot het christendom. Maar in die tijd verbleven er ook veel buitenlanders in Jeruzalem: de handelaars. Jeruzalem was een internationale stad. Onder hen waren veel Grieken. Een oude naam voor Grieken is Hellas. Zij werden derhalve Hellenisten genoemd. Ook zij gingen geloven in Jezus, hoewel ze geen Jood waren.
De joodse christenen kenden elkaar natuurlijk goed. Hun weduwen werden van oudsher goed ondersteund. Maar de betrokkenheid op die buitenlanders was veel kleiner. Die spraken een andere taal. Die waren niet geïntegreerd, zouden wij zeggen. Zij kregen geen weduwenpensioen.
De 12 apostelen leggen zich er niet bij neer: ze beleggen een vergadering met de leerlingen: er moet een oplossing komen, er moet ”een weg gevonden worden naar eenheid”.
PREEK
Eens vroeg een kind op school aan mij: “Als je niet gedoopt bent, kun je dan niet in de hemel komen?” Hemeltje lief, wat een moeilijke vraag was dat, gesteld door een kind dat niet gedoopt was.
Het is, denk ik, een vraag zo oud als het christendom zelf. Een vraag die opgeroepen wordt door de woorden van Jezus zelf uit het evangelie van vandaag: “Niemand komt tot de Vader tenzij door mij”. En: “In het Huis van mijn vader is ruimte voor velen”. Over dat woordje ‘velen’ zijn hele dikke boeken geschreven. Hoeveel zijn dat er dan die gered worden? Wie wel en wie niet? Sektes geloven dat alleen hun leden gered worden. Er is zelfs discussie over de consecratiewoorden waarin Jezus zegt: “Dit is mijn bloed dat voor u en alle mensen wordt vergoten”. Een professor in de liturgie heeft een nieuwe vertaling gemaakt waarin hij het woordje “allen” heeft vervangen door “velen” omdat hij niet gelooft dat allen gered worden.
Vroeger had de kerk de neiging te stellen dat er buiten de kerk geen heil en redding te vinden was. De katholieken stelden dit omdat de katholieke kerk de mogelijkheid had tot zondenvergeving. De protestante kerk omdat ze meenden het ware geloof te bezitten. Ongetwijfeld waren er uitzonderingen en ruimdenkende Mensen.
Toch moeten wij de woorden van Jezus serieus nemen. Hij zegt ook, volgens Marcus16 vers 16: “wie gelooft en zich laat dopen zal behouden worden, maar wie niet gelooft zal veroordeeld worden.” Maar het is niet aan ons om dat oordeel te vellen over medemensen. Jezus zegt ook: (Mt.7,1)
“Oordeelt niet, dan zult gij niet geoordeeld worden”. Mensen die de weg, de waarheid en het leven zoeken, zoeken in feite naar God en naar Jezus.
De kerk heeft nooit mensen tot de hel veroordeeld. Wel heeft ze mensen heilig verklaard, maar nooit over iemand het laatste oordeel van de eeuwige straf uitgesproken. Excommunicatie van ketters kwam in vorige eeuwen wel voor, maar dat was uitsluiting uit de kerk om de kerk te behoeden voor verdeeldheid of dwaling. Het was geen laatste oordeel over iemands eeuwig heil.
Zo heb ik ook dat kind geantwoord dat vroeg of zij niet in de hemel kon komen. Ik vroeg haar: “geloof jij dan dat er een hemel is?” “ja”, zegt ze, “dat geloof ik wel”. Ik vraag haar: “wie heeft ons verteld dat er een hemel is?” En ze antwoordde: “Jezus” “Ik zei: “dus je gelooft in Jezus?“ “ja”, antwoorde ze. Ik haalde opgelucht adem en zei: “nou dan kom jij ook in de hemel hoor”. Zij was blij en ik ook. Ik dankte de Heilige Geest voor deze ingeving.
Zo moeten we ook de uitspraak verstaan: “niemand komt tot de Vader tenzij door mij”. Ieder die zich een beeld van God wil vormen, moet naar Jezus kijken. Niet naar de christenen of naar de kerk, die onvolmaakt zijn, maar naar Jezus. Zonder Hem zouden we geen goed beeld van God hebben. We krijgen dit beeld door zijn woorden en, als we die niet kunnen geloven, dan wel door zijn werken van liefde.
En toch kunnen we de Vader misschien ook herkennen in medemensen, ondanks hun onvolmaaktheid, want de geest van God kan in hen werken. Jezus zegt: “wie in Mij gelooft zal ook zelf de werken doen die Ik doe. Ja grotere dan die zal hij doen, omdat Ik naar de Vader ga”. Vandaar zendt Hij namelijk de Heilige Geest.
In zijn eentje kon Jezus niet zoveel doen. Hij kon niet op alle plaatsen tegelijk zijn, niet alle zieken genezen, niet overal verkondigen, niet de hele wereld rondreizen. Hij bleef in Israël. En op het eind van zijn leven liepen bijna al zijn volgelingen weer van hem weg. Zijn leven leek een mislukking.
Maar na Pinksteren heeft zijn boodschap zich over de hele wereld verspreid en christenen hebben met zijn Geest overal en door alle tijden troost, genezing, welzijn, geluk en vrede, heil en zegen gebracht.
Laten we bidden dat we allen vol geloof en wijsheid mogen zijn.