Kinderen en kleinkinderen die niet meer geloven.

ZONDAG van de HEILIGE FAMILIE  2018

INLEIDING

Vandaag vieren we het feest van de H. Familie. Jezus werd geboren uit een moeder en omdat ook vaders belangrijk zijn heeft God Jozef in een droom gevraagd Maria tot vrouw te nemen zodat Jezus ook een aardse vader zou hebben.
Vrijwel allemaal komen we uit een gezin. De meesten van ons hebben ook een gezin gehad. Zo heeft God het gewild in de schepping.
Het gezin wordt door bepaalde kringen in de samenleving niet meer zo gewaardeerd als vroeger. Niet iedereen heeft zijn of haar opvoeding en jeugd in een fijn gezin gehad en deze mensen pleiten misschien daarom voor alternatieve samenlevingsvormen. Het gezin komt zo onder druk te staan en krijgt niet meer de waardering en steun die het verdient als goddelijke instelling.
Daarom willen we vandaag bidden voor al onze gezinnen in de parochie, om wijsheid en liefde.

LEZINGEN: EERSTE LEZING: 1 Samuel 1,20-28 EVANGELIE: Lucas 2,41-52

PREEK

Jozef en Maria waren Jezus kwijt
Ik spreek nogal eens ouders die hun kinderen nooit meer zien: maar om andere redenen dan dat die kinderen voortdurend in de kerk verblijven: hun kinderen leiden een werelds leven van veel werken, veel winkelen, veel op vakantie, veel uitgaan etc.. En dan de vele gevallen waarin kinderen de contacten met de ouders bewust verbroken hebben.

Veel voorkomende oorzaken:
• kinderen zijn te strak opgevoed, kregen altijd kritiek en weinig complimenten
• er is ruzie ontstaan over erfeniskwesties
• kinderen kunnen nieuwe partner van een gescheiden of alleenstaande vader of moeder niet accepteren
• de vriend of vriendin of levenspartner van een kind valt verkeerd bij de ouders

Voor ouders blijft dat een groot verdriet, ook al hebben ze zich bij de situatie neergelegd, want het blijft toch hun kind.

Ik heb geen pasklare oplossingen voor ouders die er mee zitten. Alleen enkele vragen om over na te denken:
• Zien we een kind niet teveel als bezit? Het is de kunst je kind niet meer als kind te zien, maar als een volwassene en als zodanig als een gelijkwaardige medemens over wie je niets meer te zeggen hebt. Ook Maria en Jozef hebben al vroeg moeten leren hun kind los te laten en zijn eigen weg te laten gaan.
• zouden we als christenen niet de eerste stap moeten zetten en proberen de nederigheid te vinden als eerste weer contact te zoeken, ook al leg je de schuld bij de ander? Uiteraard met de bereidheid te vergeven wat er gebeurd is. Jezus was zelf zondeloos, maar nam de schuld van anderen op zich. Jezus zocht de zondaars toch op? Hij wachtte niet af.
• De kansen op herstel van de relatie worden een stuk groter als er geen eisen en voorwaarden voor terugkomst van een kind gesteld worden, maar als de ouders hun kinderen tegemoet treden als de vader van de verloren zoon: met open armen tegemoetgaand. Eis geen terugbetaling van schulden, eis geen excuses. Anders kun je herstel van de relatie beter vergeten. Wees bereid om alleen vooruit te kijken en niet om te zien.
• Zolang we wachten kunnen we toch af en toe een teken van leven geven: een kaartje met kerst of de verjaardag.
• blijf bidden voor ze. Het zijn ook kinderen van God. God vergeet ze niet, ook al vergeten ze Hem. Blijf geloven dat God altijd wegen kent om ze te veranderen. Maar het kan zijn dat dat later is dan wij wensen.

Succes is niet gegarandeerd want er is niets ondoorgrondelijkers dan de mens.
Als je maar kunt zeggen dat je je best gedaan hebt, dan kun je je geweten gerust stellen.

Soms vragen ouders zich af wat ze fout hebben gedaan in de opvoeding. Fouten maken we allemaal, niemand krijgt een cursus opvoeden. De eerste vraag is echter of ze van hun kinderen gehouden hebt. Als een kind genoeg liefde gehad heeft dan zal hij of zij vroeg of laat weer terugkeren naar huis.

Zolang de verhoudingen verstoord zijn, mogen we onze zorgen en ons lijden steeds aan God geven. Hij is ook Vader van uw kinderen. Hij kent ons lijden en verdriet.
Een tweede zorg van veel ouderen is dat hun kinderen niet meer naar de kerk gaan en niet meer bidden.
In het drukke leven komen ze er zelf misschien niet aan toe. Ze zijn misschien verward door de moderne tijd. Ze zijn misschien rationalistisch ingesteld en schamen zich ervoor tegenover vrienden iets te uiten van een geloof. Maar als ze in nood zitten dan vragen ze soms toch weer of pa of ma een kaarsje voor hen wil opsteken. Zolang pa en ma nog leven zien ze hen ook ergens als hun vertegenwoordigers bij God en in de kerk. Pas als de ouders er niet meer zijn gaan ze soms de verantwoordelijkheid voelen om zelf hun geloof te belijden en de kerkgemeenschap in stand te houden.

Oppassen met spreken over geloof en kerk. Het is niet goed te zeggen dat de kinderen en kleinkinderen vaker naar de kerk zouden moeten gaan, meer moeten bidden, gedoopt moeten worden etc… Het woord ‘moeten’ mag in ons woordenboek niet meer voorkomen. De jongere generaties zijn daar allergisch voor. Dat wekt juist aversie op. Het is niet goed te zeggen “dat je ze zo niet hebt opgevoed”. Volwassen kinderen zijn u geen verantwoording meer schuldig voor hun doen en laten, ook niet op gebied van geloof. Zij moeten zich later wel tegenover God verantwoorden, maar niet tegenover de ouders, dus ook nu niet.
De enige manier waarop wij met onkerkelijke kinderen of kleinkinderen over het geloof kunnen spreken is door te vertellen wat God voor u persoonlijk betekent. U kunt vertellen hoe God u helpt, wat Hij u allemaal geeft, welke genades u in uw leven ervaren heeft, welke kracht u er uit put, welke moeilijkheden u door uw geloof overwonnen heeft, welke rust het u geeft, welk vertrouwen als u weet dat u gaat sterven. Wat u op die manier over God vertelt kunnen zij nooit ontkennen of tegenspreken. Maar het is minder bedreigend voor hen. Ze kunnen er over nadenken en er mee doen wat ze willen. Maar ondertussen kan de H.Geest in hen werken.

Een ander verdriet van ouders is nog dat de kleinkinderen niet gedoopt zijn of thuis niets meekrijgen. Dat probleem is niet zomaar op te lossen. Kleinkinderen zijn tenslotte geen eigen kinderen. De eigen ouders hebben er meer invloed op dan de opa en oma. De geloofsopvoeding is de verantwoordelijkheid van de ouders en de ouders moeten dat bij de doop ook beloven. Als ze dat niet van plan zijn, dan kan een pasgeboren kind niet gedoopt worden.

Maar desondanks kunnen opa en oma toch veel doen voor de kleinkinderen.
Ik zie vaak dat de eigen ouders het goed vinden als opa en oma hun kinderen eens meenemen naar de kerk, uit de bijbel voorlezen of leren bidden. Misschien hopen ze daar stiekem wel op omdat ze er zelf geen raad mee weten, of omdat één van de twee ouders zelf niet met het geloof is opgegroeid.

Grootouders kunnen veel doen voor de kleinkinderen. In alle bescheidenheid. Dat is het eerste: niets opdringen en niets stiekem doen. Ik heb wel eens van een oma gehoord dat ze stiekem de kleinkinderen onder de keukenkraan gedoopt heeft. Dat is niet goed, beste mensen. Doop zonder geloof is niets waard. Bij een kinderdoop hoort een geloofsopvoeding. Maar we mogen wel de moed hebben om tegen de kinderen te zeggen: jullie zijn zondag van harte welkom met de kleinkinderen, maar we gaan eerst naar de kerk. Moed en fijngevoeligheid. Dat is belangrijk.

Laten we bidden dat zo weer vele kinderen en kleinkinderen het huis van hun hemelse Vader weten te vinden, want, zo zegt Johannes, we worden kinderen van God genoemd en we zijn het ook.