In de wereld, niet van de wereld

PREEK

 

Lieve mensen,

 

De afgelopen dagen was ik op een bijeenkomst met heel veel mensen die geen religieus zijn, geen priester of sektelid, maar die toch hun leven geheel aan God toegewijd hebben.

Mensen op wie van toepassing is wat Jezus bidt in zijn laatste gebed: “Ik bid niet dat Gij hen uit deze wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad.” Mensen die alle menselijke dingen meemaken en meedoen en toch anders zijn.

 

Daar is een keer verteld over een jongeman die na de nodige onderzoeken te horen kreeg dat hij kanker had. Hij besloot in die situatie God te vragen wat zijn wil was en die te doen. In het ziekenhuis liep hij heel opgewekt rond. Zo hielp hij een ex-drugsverslaafde. Het personeel was zo verbaasd over zijn houding dat ze hem op een gegeven moment vroegen of hij wel besefte hoe ernstig zijn toestand was. Hij besefte het heel goed maar verklaarde dat hij het leven dat hij nog had niet beter kon besteden dan de mensen om hem heen te beminnen tot het uiterste zoals Jezus had gedaan.

 

In de wereld zijn, maar niet van de wereld. Dat is waar Jezus om bad. De lezingen van vandaag voeren ons heel ver mee in het hart van Jezus en de kerk. In het evangelie bidt Jezus voor zijn apostelen en leerlingen.

Hij zegt: “Ik bid niet dat gij hen uit de wereld wegneemt maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad. Zij zijn niet van de wereld zoals ik niet van de wereld ben”

Deze zin maakt duidelijk dat de kerk tegelijk mensenwerk en Gods werk is.

 

Ik heb een keer een Zaïrees gehoord die zijn vinger op de wond van de westerse samenleving legde. Hij zei: “Hier in het westen zie je niet meer wat christenen zijn. Ze zijn teveel van de wereld. Maar Jezus zegt: Jullie zijn wel in de wereld maar niet van de wereld. Christenen moeten herkenbaar zijn aan hun manier van leven. Wij kunnen en mogen niet hetzelfde leven als de mensen die Jezus niet kennen”.

 

Hij wilde daarmee niet zeggen dat wij als christenen volmaakt moeten zijn. Maar wel dat ons levensoriëntatie anders gericht moet zijn, namelijk op het Rijk Gods.

Wel in de wereld, maar niet van de wereld. Wat een sterke woorden zijn dat: wel in de wereld, maar niet van de wereld. Als wij werkelijk van Jezus zijn, dan zijn we niet meer van de wereld, zoals Jezus niet van deze wereld was. Dan zijn wel toegewijd aan God in de waarheid.

 

Jezus herhaalt deze gedachte enkele malen in zijn gebed. Hieruit moeten we opmaken hoezeer dit Hem ter harte gaat. Wij zijn in de wereld, maar we zijn van God.

We ontvluchten de wereld niet maar worden er juist naar toe gezonden.

 

Ja, Hij geeft tenslotte ook de opdracht om te getuigen van de heilige Schrift, van zijn lijden, sterven en verrijzen, de verkondiging onder alle volkeren, de bekering en de vergiffenis der zonden in zijn naam. Maar dat kan even wachten. Dat komt op de tweede plaats. Eerst mensen te eten geven. Eerst werken aan de wereld.

 

Maar dan wel met Jezus in ons midden. Wel als gelovigen, als vrienden van Jezus, als kinderen van God, verbonden in zijn Naam.

 

Johannes vertelt ons in de 2e lezing waaraan we dan herkenbaar moeten zijn: aan de wederzijdse liefde. Hij zegt niet dat wij geloofswaarheden moeten verkondigen. Maar ons getuigen naar de wereld toe gebeurt op de allereerste plaats door de naastenliefde. Als we elkaar liefhebben woont God in ons.

 

Om zo te leven lukt ons niet alleen. Daar hebben we steun voor nodig. De enige steun die daarvoor geschikt is, is de steun van de heilige Geest. Daarom bidden we de komende week heel speciaal om de heilige Geest.

Dan zal de kerk weer een kerk worden naar Gods hart, in wie de mensen van deze wereld Gods werk kunnen zien. Een kerk die heil brengt en daarom heilig is.

 

We zijn niet allemaal apostel, we zijn niet allemaal tot bisschop of priester gewijd, maar kunnen wel allemaal toegewijd zijn. En het zal ook in ons leven Pinksteren zijn.