God kent ons en bemint ons zoals een moeder haar kinderen.

4e zondag van Pasen 2022: Gouda, Moordrecht en Bodegraven. Moederdag. Roepingenzondag.

Thema: God kent ons en bemint ons zoals een moeder haar kinderen.

 

INLEIDING OP DE LEZINGEN : Handelingen 13,14+43-52; Apocalyps 7,9 + 14b-17; Johannes 10,27-30

In de eerste lezing horen wij over het de reizen van Paulus. Hij reist langs Perge naar Antiochie en Ikonium in Pisidie . Die plaatsen liggen in Klein Azië, het huidige Turkije, niet ver van de bekendere toeristenplaats Antalya.

Daar preekte hij in een synagoge. Dat is een joods gebedshuis, want er woonden ook toen al vele joden buiten Israël. De sabbat is de zaterdag, de joodse rustdag.

Godvrezende proselieten waren heidenen die niet door hun geboorte  joods waren, maar wel in één God geloofden en sympathie hadden voor het joodse geloof.

 

De tweede lezing is uit het laatste boek van de bijbel en beschrijft een visioen over de hemel, dat Johannes op het eind van zijn lang leven had op het eiland Patmos in de Middellandse Zee.

 

 

 

PREEK: God kent ons en bemint ons zoals een moeder haar kinderen.

 

Zusters en broeders in het geloof,

 

Eens was ik met een koor met een bus naar een huwelijkssluiting in Brabant. Na de dienst was ik nog wat aan het opruimen in de sacristie. Ik ging vervolgens naar buiten om met de bus naar de receptie te gaan. Maar helaas: de bus was al vertrokken. Men was mij vergeten. Ik stond op een verlaten kerkplein. Ook de familie was al weg. Gelukkig was de koster zo vriendelijk me even naar de receptiezaal te rijden, een dorp verderop.

 

Er was bij deze reis geen echte reisleider. Echte reisorganisaties en reisbureaus sturen een reisleider mee met een busreis. Deze reisgids staat bij de deur van de bus bij het instappen en telt de mensen of checkt een lijst af om te kijken of iedereen er bij is en niemand vergeten wordt. Hij brengt je naar de mooiste plekjes onderweg en op de plaats van bestemming. Hij is bekend met het vakantiegebied en kan er veel over vertellen. Met name als hij uit het vakantieland zelf afkomstig is zal hij er veel van weten. De beste reisleiders spreken ook de taal van het vakantieland. Ze hebben hun voorgeprogrammeerde werk, maar ze zijn er ook om de onvoorziene problemen op te lossen die zich onderweg voordoen. Ze besteden extra aandacht aan een reiziger die ziek wordt of andere moeilijkheden heeft.

 

In al deze opzichten lijkt de reisleider op de goede herder die op zijn beurt weer een beeld is voor Jezus. Jezus is de reisgids op de tocht van de mensheid door de geschiedenis en van ieder afzonderlijk op zijn levensreis. Jezus wil niemand verloren laten gaan van hen die de Vader Hem gegeven heeft. Hij toont ons de goede wegen door het leven en de plaatsen waar we gelukkig kunnen leven. Hij is bekend met de aarde waarop wij wonen, met het mensenleven dat wij leven, met de gebreken en beperkingen van dit mensenleven, zoals ons klein verstand en gevoelig hart. Hij spreekt ook de taal van mensen, maar tevens kent Hij God de Vader. God de Vader is als het ware de campinghouder die eigenaar is van deze aarde waarop wij tijdelijk verblijven. Jezus spreekt ook de taal van de Vader en kan voor ons bemiddelen. Jezus is uit de woonplaats van de Vader afkomstig, is bekend met de wil van de Vader en kan ons daar alles over vertellen. Hij brengt ons in het land, in het Koninkrijk van de Vader.

 

Het beeld van de reisleider is in één opzicht wat sterker dan dat van de herder. De schapen van een herder volgen de herder slaafs, zonder nadenken. Het beeld van schapen heeft in deze tijd een beetje de bijsmaak gekregen van makke schapen.

 

De reisleider respecteert de zelfstandigheid, de volwassenheid en de vrijheid van de reizigers. Wie bij een uitleg geen interesse heeft en liever de andere kant op kijkt of met een bepaalde excursie niet mee wil, dwingt hij niet. Hij eist alleen dat men op de afgesproken tijd bij de groep terug is omdat anders de reis zelf vertraging oploopt.

De reizigers weten echter dat ze van de reisleider veel kunnen leren, dat ze bij hem veilig zijn, dat hij de weg weet in een grote stad of in de grotten en dat de reisleider zorg voor hen heeft. Daarom zullen ze er gewoonlijk zelf voor kiezen bij hem te blijven.

 

In een opzicht is het beeld van de reisleider zwakker dan dat van de herder. De reisleider kent de reizigers niet persoonlijk, zeker niet in het begin. Misschien na enige tijd, als de groep niet te groot is. De herder kent al zijn schapen. Jezus kent ons.

 

Je leest wel eens in de krant dat er ergens in een huis iemand gevonden wordt die al wekenlang dood is. En het gebeurt regelmatig dat er iemand begraven wordt alleen in aanwezigheid van de begrafenisondernemer. In deze tijd zijn er veel mensen die maar door weinigen gekend zijn. In onze maatschappij is de mens op allerlei gebied een nummer geworden. In veel ziekenhuizen is er geen tijd voor een praatje tussen verpleegster en patiënt. Op grote onderwijsinstituten kent de leraar de leerling niet meer. Op grote bedrijven kent de directie het personeel niet. In winkels moeten de klanten ook al een nummertje trekken om geholpen te worden en kent de winkelier zijn klanten niet meer. Op flats kennen de mensen hun buren niet meer.

 

Gekend zijn is ontzettend belangrijk voor ons geluk. Een mens wil gekend zijn. Daarom stelt hij zich voor, daarom heeft hij een eigen naam en kleedt hij zich op eigen wijze.

 

Toch kan het heel verkeerd zijn als iemand tegen je zegt: “Ik ken je wel, mannetje”. Het kan de betekenis hebben van: ik weet wel hoe je bent. Je hoeft mij niets meer te vertellen. Ik vertrouw jou niet. Ik geloof jou toch niet. En dan wordt je gevangen gezet. Vastgepind op iets wat je in het verleden misschien ooit verkeerd gedaan of gezegd hebt, of op iets wat je zelf helemaal niet belangrijk vindt. Er wordt dan bijvoorbeeld gezegd: “Die maakt altijd grapjes”. Of: “Hij heeft alleen verstand van sport”. Je krijgt dan de kans niet om er nog iets aan toe te voegen. Je krijgt de kans niet om je van een andere kant te laten zien. Je krijgt de kans niet om iets goed te maken en te veranderen. De ander weet al wie je bent. Tenminste, hij denkt het te weten. Maar je voelt je dan juist niet gekend. Je voelt je miskend zelfs. Vaak zeggen we mensen te kennen terwijl we ze maar ten dele kennen. Haat tegen iemand belet je hem beter te leren kennen.

 

Iemand werkelijk kennen heeft iets te maken met van iemand houden. Zo kennen ouders hun kinderen of het er nu veel of weinig zijn. Zo kennen vrienden elkaar. Zo kennen man en vrouw elkaar. Mensen kennen elkaar zolang er liefde is.

 

En zo kunnen we de woorden begrijpen die Jezus zegt: “Mijn schapen luisteren naar mijn stem en Ik ken ze”. Hij zegt dat tegen ons: “Ik ken u”. Dat wil zeggen dat Hij persoonlijk van ieder van ons houdt. Voor Hem zijn we geen nummer.

Hoe kan het ook anders. God schiep de mens, om een wezen naast zich te hebben aan wie Hij zijn liefde kan geven. Hij heeft de mens niet in massaproductie gemaakt. Ieder schepsel is voor Hem weer even nieuw en beminnenswaard.

 

God stelt belang in ieder mens. Het maakt voor Hem niet uit of je productief bent in de samenleving of dat je invalide, bejaard of wat anders bent. Hij roept ons allemaal bij naam. We zien dat in Jezus’ leven. Hij zoekt ieder mens op en doet er alles aan om hem te redden. En Hij zegt daarbij: “Mijn Vader immers die ze Mij gegeven heeft, is groter dan allen. Ik en de Vader zijn één.”

 

Als God zoveel belang stelt in ieder mens, dan kunnen wij niet achteloos aan hem voorbijgaan. Als iedere mens voor God zoveel waard is, dan is die ander dat ook voor ons. Ook al kunnen wij niet iedereen persoonlijk leren kennen, toch zullen wij elk mens belangrijk vinden. In iedere persoon stellen wij belang, voor ieder hebben wij belang-stelling.  We kunnen als christen nooit van iemand zeggen: “Hij interesseert me niet.”

 

Wat ons in de kerk samenbindt is dat we weten dat we gekend zijn. Dat er Iemand is die weet wat er ten diepste in ons omgaat. Dat er Iemand is die van ons houdt. Dat we gezamenlijk een Herder hebben, een reisleider.

Het beeld van de herder is in ons polderlandje en in de Randstad niet meer zo bekend. Maar waar het om gaat is dat we gekend en bemind zijn en dat Hij de weg naar gelukkig leven wijst. Dat we daarom bij zijn geloofsgemeenschap willen horen. Amen.