PREEK 7e ZONDAG JAAR A 19-2-2023 Gouda, Schoonhoven, Moordrecht
THEMA: GEVEN EN VERGEVEN
Langzaam en met moeite kwam de boemeltrein door het bergland vooruit. De oude stoomlocomotief snoof en snoof en had er blijkbaar moeite mee de reizigers naar hun vakantieplaatsen te brengen. Overal zag je vrolijke gezichten. Alleen in een coupé, waarin twee heren zaten, scheen de jongste allesbehalve gelukkig te zijn. Hij moest wel een zware last op zijn hart hebben. Peinzend keek zijn medepassagier hem aan en begon ten slotte over het weer en het mooie landschap te praten, om met zijn treurige overbuur in gesprek te komen. Het ijs was sneller gebroken dan hij verwachtte. De jonge man, die zo ernstig keek en zo’n ongedurige en onrustige indruk maakte, begon te vertellen. Eerst schuw en stokkend, met lange pauzes. Maar zodra hij merkte, dat de andere niet uit nieuwsgierigheid maar met echte belangstelling verder vroeg en zich echt om hem bekommerde, kwamen de woorden uit hem los.
“Ja, ik heb jarenlang in de gevangenis gezeten.” zei hij, “Jarenlang. Vanmorgen hebben ze me vrij gelaten. Nu ben ik op weg naar huis. Ik heb schande over mijn familie gebracht. Ze hebben mij al die jaren niet een keer bezocht. Geschreven hebben ze ook maar heel zelden. Ik neem het hen niet eens kwalijk. Ik heb hun liefde verspeeld. Misschien hebben ze me ook niet bezocht omdat de reis zo duur was. En brieven werden thuis nooit veel geschreven. Ik hoop, dat ze me toch vergeven hebben, al ziet het er niet naar uit. U kunt zich niet voorstellen, hoe ik het leven dat ik geleefd heb, haat, en berouw heb om alles!” Bewogen sloeg hij zijn handen voor zijn gezicht. Dan ging hij verder: “Om het mijn ouders gemakkelijker te maken, heb ik hun een brief geschreven. Ik heb ze gevraagd of ze mij een teken willen geven, waaraan ik meteen kan zien hoe ze over mij denken, als de trein dadelijk onze boerderij voorbij rijdt. Als ze mij vergeven hebben, zouden ze een wit lint in de grote appelboom bij de spoorlijn hangen. Als ze me niet meer thuis willen hebben, dan hoeven ze niets te doen. Dan blijf ik in de trein zitten en ga ver weg, heel ver weg. Waarheen weet ik niet.” Hij wond zich zienderogen meer op. En toen de trein het stadje naderde, werd de spanning ondraaglijk. Hij kon eenvoudig niet door het raam kijken. “Zo meteen komt het bruggetje, dan de spoorbomen, en dan.., en dan…”
De ander wisselde snel met hem van plaats en beloofde hem op de appelboom te letten. En dadelijk daarop legde hij zijn hand op de arm van de jonge man. “Daar is hij”. Hij kon slechts fluisteren, Zijn stem stokte en de tranen sprongen hem plotseling in de ogen. “Alles is in orde! De boom zit vol witte linten!”
Een prachtig verhaal.
Vergeven = vrijheid geven, nieuw leven geven aan iemand.
Dat is ook in het klein: schuld boeit iemand, houdt iemand gevangen. Het belemmert de vrije omgang met elkaar. Elk contact wordt overschaduwd door achterdocht en terughoudendheid.
Vergeven is dus bevrijden, vrijheid geven, nieuwe toekomst geven.
Vergeven is toch niet zo gemakkelijk. Het vraagt namelijk jezelf te geven. Zolang de ander bij jou in de schuld staat voel je je de betere mens, de sterkste, de machtigste. Jij bent goed en de ander slecht. Vergeven vraagt van je die overmacht op te geven. Het is van de rechterstroon afkomen en afzien van je rechten. Afzien van vergelding en straf.
Vergeven is tenslotte iets heel kostbaars geven aan de ander: namelijk God. Wie vergeeft is als God, doet als God. In vergeving kan de ander liefde ervaren en in de liefde kan de ander God ervaren. Dat is de betekenis van die moeilijke zin: “Als men u op de ene wang slaat, keer hem dan ook de andere toe”. Zo op het eerste gezicht lijkt dat een dwaze houding: een houding van lafheid, slapheid, soft-zijn. Wij zeggen: “Je mag en moet jezelf verdedigen, niet over je heen laten lopen.” Maar als wij onrecht wreken, als wij kwaad met kwaad vergelden, hoe zal de ander dan tot bekering komen? Is er ooit iemand vriendelijk en gelovig geworden doordat hij met gelijke munt is terugbetaald? Wie zoiets ooit gehoord heeft mag het hier komen vertellen.
Het tegendeel heb ik wel gehoord. Een negerjongetje in Amerika kwam vanwege zijn hoge intelligente in een speciale klas met alleen maar blanke kinderen. Hij werd door allen genegeerd. Met kerstmis gaven de blanke kinderen elkaar cadeautjes, maar deze jongen, Jerry werd overgeslagen. De jongen moest er om huilen, dat is te begrijpen. Menselijk gesproken zou hij die jongens vervloeken en van die school afgaan. Maar toen hij thuiskwam dacht hij aan de woorden van Jezus: “Bemin je vijanden” en samen met zijn moeder ging hij cadeautjes kopen en deelde die in zijn klas uit aan zijn blanke broeders. Die jongens konden niet anders dan hem voortaan accepteren.
Ik ben bij de focolarebeweging. Die staat onder leiding van een vrouw, Margaret Karram. Margaret Karram is een Palestijnse vrouw, christen, opgegroeid in Haifa tussen joden en moslims. Zij heeft ook zo’n bijzondere ervaring meegemaakt. In haar jeugd werd ze ook gepest op school door joodse en moslimkinderen. Ze vertelde het thuis tegen haar moeder. Haar moeder zei toen tegen haar dat ze die kinderen de volgende dag moest uitnodigen om bij hun thuis te komen eten. Dat deed Margaret en sindsdien waren ze vriendinnen. Zij werkt mee aan verschillende commissies en organisaties ter bevordering van de dialoog tussen de drie monotheïstische godsdiensten.
Ik heb ook altijd heel veel bewondering gehad voor paus Johannes Paulus de Tweede. Op 13 mei 1981 werd er een aanslag op hem gepleegd en werd hij neergeschoten op het Sint Pietsplein. Hij overleefde die aanslag. Later bezocht hij de moordenaar in de gevangenis om hem te vergeven. Die man heeft zich bekeerd, zich laten dopen, is in het katholieke vaderland van die paus gaan wonen en heeft later het graf van deze paus bezocht.
Wie vergeeft geeft de ander God. En dat is het kostbaarste wat wij de ander kunnen geven.