Eenvoudig geloven. 3e zondag van pasen 2015

PREEK  3e zondag van pasen jaarcyclus B                 LEZINGEN: Hand. 3,13-18 en Lukas 24,35-48

2015: Nootdorp en Pijnacker

 

INLEIDING OP DE  EERSTE LEZING

 

In het voorafgaande heeft Johannes gezegd dat God gemakkelijk is in het vergeven van zonden. Dit zou kunnen leiden tot vlot zondigen. Daarom waarschuwt Johannes daartegen en benadrukt hij dat iemand die een geloof belijdt zich ook aan Gods geboden moet houden.

 

PREEK

 

Eens kreeg ik van een kind een tekening met een poppetje op een wolk in een tuin. Het kind zei er bij: “een tekening van God”. Ik corrigeerde: “van Jezus zeker?” “Nee, niet van Jezus, maar van God.” was het antwoord. In mijn moraaltheologische ogen een gruwelijke overtreding van het tweede gebod: Gij zult geen godenbeelden maken. In mijn dogmatisch-theologische begrippen een gruwelijke vertekening van de werkelijkheid: de grote geestelijke God als mens afgebeeld. Ik zocht naar eenvoudige begrippen om deze foute visie van het kind op God recht te zetten. Maar de vader nam zijn zoontje in bescherming en wees op de zon die op Gods mantel getekend was. Tenslotte viel het me op dat God weliswaar op een wolk getekend was, maar laag bij de grond, dicht bij de aarde, naast een boom in een tuin.

 

Ik was eens op een basisschool bij de kleuters. Ik vertelde over God, die niet zichtbaar is, maar die er toch is, net als de lucht, die we niet zien, maar waarin we leven. Toen vroeg een kleuter opeens: “is God een man of een vrouw?” Ik stond met mijn mond vol tanden. In oudere groepen kun je uitleggen dat God een Grote Geest is. Maar was moest ik tegen een kleuter zeggen? Achteraf dacht ik: ik had gewoon moeten zeggen: een man, want kinderen maken nog geen onderscheid tussen Jezus en God, en Jezus was toevallig een man. En kinderen hebben nog geen vooroordeel over gezagsverhoudingen tussen man en vrouw. In het natuurlijk aanvoelen van een kind zijn man en vrouw gelijkwaardig. Maar op dat moment heb ik toch geprobeerd uit te leggen dat God een Geest is. Andere kleuters zeiden toen: dan is ie zeker man en vrouw tegelijk? Kleuters blijven concreet. Misschien is mijn geloof wel te zwevend, te abstract, te wetenschappelijk.

Net als dat van de apostelen die niet konden geloven dat Jezus verrezen was en weer in menselijke gedaante verscheen. Ze meenden een geest te zien. Jezus zegt dan: “Kijk naar mijn handen en voeten, betast Mij en kijk, een geest heeft geen vlees en beenderen, zoals gij ziet dat Ik heb”.

 

Ik kom met mijn nuchtere verstand ook niet klaar met de opmerking uit het evangelie dat Jezus een stuk geroosterde vis aannam en dit voor de ogen van de apostelen opat. Net als de apostelen stel ik me de verrezen Christus voor als een geestelijk wezen dat verschijnt en verdwijnt, maar niet tastbaar is. Toch zegt Jezus bij zijn verschijning aan Maria Magdalena: “Houdt mij niet vast, want Ik ben nog niet opgestegen naar mijn Vader”. Terwijl Hij acht dagen na Pasen tot de ongelovige Thomas zegt: “Kom hier met uw vinger en bezie mijn handen. Steek uw hand uit en leg die in mijn zijde en wees niet langer ongelovig, maar gelovig.” Bij een andere verschijning heeft Hij op het strand een houtskoolvuurtje aangelegd voor een ontbijt. En vandaag eet Hij dus voor onze ongelovige ogen een stuk geroosterde vis.

 

Kennelijk wil Jezus ons duidelijk maken dat we God niet te ver moeten zoeken. Dat we het geloof niet te theologisch, rationalistisch of te mystiek hoeven te beleven, maar dat het geloof menselijk mag blijven, dicht bij de aarde en bij de alledaagse dingen.

 

Waarom geloven zoveel westerlingen niet meer? We zijn te rationalistisch geworden. We willen alles met ons verstand kunnen begrijpen. Waar ons verstand niet bij kan, dat bestaat niet. Veel meer dan in voorgaande eeuwen hebben de westerlingen doorgestudeerd. De wetenschap heeft zoveel verklaard in de natuur en de psyche van de mens dat vroeger aan Gods handelen werd toegeschreven. Denk aan het onweer, natuurrampen, vreemd gedrag door hersenbeschadiging wat vroeger gezien werd als bezetenheid, magie of hekserij. Door de wetenschap hebben veel mensen hun geloof verloren. Niet toevallig haken veel jongeren juist in de pubertijd af van geloof en kerk omdat in die fase het verstand en het zelfbewustzijn het sterkst ontwikkeld worden.

 

God is met het verstand niet te begrijpen. Denk nog eens aan het verhaaltje van Augustinus die op het strand loopt te piekeren over de H. Drie-eenheid. Hij ziet een jongetje dat een kuiltje in het zand gegraven heeft en met een emmertje heen en weer loopt naar de zee, het emmertje vol schept met zeewater en het in zijn kuiltje leeg giet. Augustinus ziet dat een tijdje aan en gaat dan naar het jongetje toe en vraagt: “Wat ben je aan het doen?” Het jongetje antwoordt: “ik ga de zee leegscheppen en in het kuiltje gieten.” Augustinus begint hard te lachen en zegt: “Dat kan toch niet: die grote zee in jouw kleine kuiltje. Bovendien zakt het water steeds weg in het zand”. Het jongetje antwoordt: “Zo zal het u niet lukken de grote drie-ene God in uw verstand te bevatten.” En het jongetje was verdwenen.

 

Jezus als verrezene moeten we niet willen begrijpen en uit kunnen leggen. Hoe kan het dat Hij de ene keer als tuinman verscheen, later als vreemdeling op weg naar Emmaus en dat Hij even later weer in de zaal van het Laatste Avondmaal in het midden van de leerlingen stond met de wondtekenen aan handen en voeten? Hoe kan dat nou dat Hij met een verrezen lichaam vis at? Zelfs na zijn verrijzenis heeft Jezus zich als een mens laten zien met allerlei menselijke handelingen. We moeten het niet willen begrijpen en verklaren.

We moeten als volwassenen toch weer leren te geloven zoals een kind: eenvoudig, onze eigen kleinheid erkennend.

 

Oudhulpbisschop van Burgsteden van Haarlem: zei vaak: “Ons geloof moet dertig centimeter zakken: …… van het hoofd naar het hart”.

 

Als we eenvoudig geloven, dan wordt het leven een stuk makkelijker, vrolijker en blijer. Waarom zijn mensen tegenwoordig zo bedrukt, gestresst, zorgelijk, zwaarmoedig, pessimistisch? Omdat we het hele leven in eigen hand willen houden, alles willen plannen, regelen en organiseren, alles willen weeten. Als we geloven als een kind, dan kunnen we veel luchthartiger met alles omgaan. Dan komt er weer ruimte om adem te halen en te genieten van een mooie lentedag. Dan worden we weer ontvankelijk voor wat God ons geeft en voor ons doet.

 

Voor ons beroepstheologen en pastores, voor ontwikkelde ouders en leerkrachten is het best moeilijk te verwerken dat we 99 procent van de enorme rijke en interessante geloofsschat niet kwijt kunnen aan het overgrote deel van het volk en aan de volgende generatie, omdat ze geen tijd meer hebben voor cursussen en regelmatige kerkgang.

Het is best moeilijk voor bezielde voorgangers en predikanten tijd te besteden aan het bezoeken van demente bejaarden of het organiseren en bezoeken van spel- of knutselbijeenkomsten voor de jeugd waarbij we niet kunnen preken.

 

Ja, Jezus geeft tenslotte ook de opdracht om te getuigen van de Heilige Schrift, van zijn lijden, sterven en verrijzen, de verkondiging onder alle volkeren, de bekering en de vergiffenis der zonden in zijn naam. Maar dat kan even wachten. Dat komt op de tweede plaats. Eerst mensen te eten geven. Eerst werken aan de wereld.

 

Maar dan wel met Jezus in ons midden. Wel als gelovigen, als vrienden van Jezus, als kinderen van God, verbonden in zijn Naam. Met een eenvoudig geloof als dat van een kind.

 

De volgende keer vertel ik aan de kleuters toch maar dat God een man is. Met alle respect voor vrouwen, want zonder Maria zou God geen mens geworden zijn. God is meer mens dan wij denken. Amen.