CHRISTENEN HERKENBAAR AAN DE LIEFDE
PREEK 7e zondag van Pasen 2024 Reeuwijk Gouda
Lieve mensen,
De afgelopen dagen was ik op een bijeenkomst met heel veel mensen die geen religieus zijn, geen priester of sektelid, maar die toch hun leven geheel aan God toegewijd hebben: de focolarebeweging.
Mensen op wie van toepassing is wat Jezus bidt in zijn laatste gebed: “Ik bid niet dat Gij hen uit deze wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad.” Mensen die alle menselijke dingen meemaken en meedoen en toch anders zijn.
Daar is een keer verteld over een jongere die na de nodige onderzoeken te horen kreeg dat hij kanker had. Hij besloot in die situatie God te vragen wat zijn wil was en die te doen. In het ziekenhuis liep hij heel opgewekt rond. Zo hielp hij een ex-drugsverslaafde. Het personeel was zo verbaasd over zijn houding dat ze hem op een gegeven moment vroegen of hij wel besefte hoe ernstig zijn toestand was. Hij besefte het heel goed maar verklaarde dat hij het leven dat hij nog had niet beter kon besteden dan de mensen om hem heen lief te hebben tot het uiterste zoals Jezus had gedaan.
Ook hoorde ik er het verhaal van bisschop van Thuan in Vietnam. Hij heeft 14 jaar vastgezeten in de gevangenis, jarenlang zelfs in een cel zonder buitenlicht, in het donker. Hij kon daar geen eucharistie vieren, niet over het geloof praten en geen priesterkleding dragen. Maar de gevangenisdirectie moest regelmatig de bewaking wisselen omdat van Thuan door zijn vriendelijkheid en belangstelling voor zijn bewakers de één na de ander tot bekering bracht.
In de wereld zijn, maar niet van de wereld. Dat is waar Jezus om bad. De lezingen van vandaag voeren ons heel ver mee in het hart van Jezus en de kerk. In het evangelie bidt Jezus voor zijn apostelen en leerlingen.
Hij zegt: “Ik bid niet dat gij hen uit de wereld wegneemt maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad. Zij zijn niet van de wereld zoals ik niet van de wereld ben”
Deze zin maakt duidelijk dat de kerk tegelijk mensenwerk en Gods werk is.
Ik heb een keer een Zaïrees gehoord die zijn vinger op de wond van de westerse samenleving legde. Hij zei: “Hier in het westen zie je niet meer wat christenen zijn. Ze zijn te veel van de wereld. Maar Jezus zegt: Jullie zijn wel in de wereld maar niet van de wereld. Christenen moeten herkenbaar zijn aan hun manier van leven. Wij kunnen en mogen niet hetzelfde leven als de mensen die Jezus niet kennen”.
Johannes vertelt ons in de 2e lezing waaraan we dan herkenbaar moeten zijn: aan de wederzijdse liefde. Hij zegt niet dat wij geloofswaarheden moeten verkondigen. Maar ons getuigen naar de wereld toe gebeurt op de allereerste plaats door de naastenliefde. Als we elkaar liefhebben woont God in ons.
Om zo te leven lukt ons niet alleen. Daar hebben we steun voor nodig. De enige steun die daarvoor geschikt is, is de steun van de heilige Geest. Daarom bidden we de komende week heel speciaal om de heilige Geest.
In de eerste lezing zien we een interessant voorbeeld: er moet een nieuwe apostel gekozen worden in de plaats van Judas. Men heeft twee kandidaten. De honderdtwintig broeders wilden zich niet door persoonlijke voorkeur, menselijk inzicht of partijdigheid laten leiden. Ze wilden Gods wil doen. Ze wilden eigenlijk God laten kiezen. Wat doen ze daarom?
Eerst bidden. Bij moeilijke keuzen zouden we altijd eerst moeten gaan bidden. Al is het midden op de dag, in de Tweede Kamer, op kantoor, school of vergadering: als we met christenen bij elkaar zijn, zouden we eerst moeten bidden. Dan sta je open voor de wil van God. Dat wekt de bereidheid je eigen plannen en eigenzinnigheid opzij te zetten en los te laten.
De eerste christenen wilden zozeer vrij zijn van eigen voorkeur dat ze de twee kandidaten maar lieten loten. Dat is het eerlijkst, vonden ze. Ik wil niet beweren dat loten, dobbelen of anderszins, altijd de wil van God bepaalt. Maar wat wel duidelijk is in dit voorbeeld, dat is dat die eerste christenen aan God de keuze wilden laten. En dat kunnen we ervan leren. Daar gaat het om.
Door de wederzijdse liefde en het zoeken van de wil van God, kunnen wij in deze wereld leven, ook al zijn we niet van deze wereld.
Wel in de wereld, maar niet van de wereld. Wat een sterke woorden zijn dat: wel in de wereld, maar niet van de wereld. Als wij werkelijk van Jezus zijn, dan zijn we niet meer van de wereld, zoals Jezus niet van deze wereld was. Dan zijn we toegewijd aan God in de waarheid.
Jezus herhaalt deze gedachte enkele malen in zijn gebed. Hieruit moeten we opmaken hoezeer dit Hem ter harte gaat. Wij zijn in de wereld, maar we zijn van God.
We ontvluchten de wereld niet maar worden er juist naar toe gezonden.
Ja, Hij geeft tenslotte ook de opdracht om te getuigen van de heilige Schrift, van zijn lijden, sterven en verrijzen, de verkondiging onder alle volkeren, de bekering en de vergiffenis der zonden in zijn naam. Maar dat kan even wachten. Dat komt op de tweede plaats. Eerst mensen te eten geven. Eerst werken aan de wereld.
Maar dan wel met Jezus in ons midden. Wel als gelovigen, als vrienden van Jezus, als kinderen van God, verbonden in zijn Naam.
We zijn niet allemaal apostel, we zijn niet allemaal tot bisschop of priester gewijd, maar kunnen wel allemaal toegewijd zijn. En het zal ook in ons leven Pinksteren zijn.