.

adventspreek 3e adventszondag jaar A

PREEK 3E ZONDAG VAN DE ADVENT jaar A 14/15 dec 2013 Bergschenhoek en Bleiswijk
Morgen / vandaag wordt Nelson Mandela begraven. Hij wordt nu een van de grootste wereldleiders genoemd van de afgelopen eeuw. Toch is hij 27 jaar lang machteloos geweest toen hij een politiek gevangene was. Net als Johannes de Doper. In die tijd van gevangenschap zal Mandela best wel eens getwijfeld hebben aan zijn toekomst. Net als Johannes de Doper. Johannes stuurt leerlingen naar Jezus met de vraag: “Zijt Gij de komende of hebben wij een ander te verwachten?”. Nelson Mandela is in de gevangenis toch blijven geloven en hopen. Hij heeft steeds tegen zichzelf gezegd: “Mijn lichaam kunnen ze gevangen zetten, maar niet mijn ziel. Ik blijf zelf de meester van mijn ziel”. Daardoor kon hij groot blijven denken: blijven geloven in de afschaffing van de apartheid en verzoening met de blanke overheersers. Hij besefte dat er alleen maar vrede, rechtvaardigheid en vrijheid zou komen als de zwarten niet de overheersers van de blanken zouden worden maar broederlijk met hen zouden samenleven in een democratische maatschappij. Hij bleef groot denken al kon hij in die gevangenis niet meer doen dan zijn medegevangenen moed in te spreken en zijn bewakers lief te hebben. Na zijn vrijlating heeft hij gezegd: “Toen ik de deur van de gevangenis uitliep naar de poort die naar mijn vrijheid zou leiden, wist ik dat ik nog steeds in de gevangenis zou zijn, als ik mijn bitterheid en haat niet achter zou laten”.
Waar verwachten wij ons levensgeluk te vinden? Waar zoeken we het? We hebben allemaal de neiging naar de machthebbers te kijken: de regering, het europarlement, Amerika: zij moeten maatregelen nemen om het milieu te redden, de economie draaiend te houden, de zorgverlening in stand te houden, de verkeersproblemen op te lossen, de vrede in Syrie en Afganistan te handhaven, etc. etc.
Velen van ons hebben het verlangen carrière te maken: belangrijk te zijn, gezien te worden, het voor het zeggen te hebben, te schitteren met onze talenten of ons knap figuur of onze auto.
Maar toont het kerstgebeuren ons geen andere weg? God, de grote Schepper van hemel en aarde, is klein geworden. Hij is als mens onder ons gekomen, zelfs als kind, als baby. Buiten de drukte van de stad, in de stilte van een herdersstal, zonder lichtreclame, luxe en comfort, zonder tv-camera’s werd God mens.
Dat zette iemand als moeder Teresa aan om naar de krottenwijken van Calcutta te gaan, zonder geld, zonder bezit, om God te zoeken onder de vermomming van de stervende zwerver, onder de vermomming van huilende weeskinderen, onder de vermomming van de wanhopige vrouw die misbruikt is. Zij is op bezoek gegaan bij gezinnen die niet te eten hadden en zij had het ook niet voor hen. Zij is gaan zitten bij stervende mensen en had alleen wat pijnstillers en kon verder ook niets voor ze doen. Maar door haar luisterend oor gaf zij die mensen een aandacht en een liefde die zij nog nooit gekregen hadden. En dat maakte het leven voor die armen opeens totaal anders. Er ging opeens een groot licht schijnen in het leven van die mensen. Het licht van Gods liefde.
In het begin was ze nog niet bekend, laat staan beroemd. In het begin waren er nog geen camera’s op haar gericht en geen kerken, artiesten of overheidsinstanties die haar financieel steunden. Met 5 roepies op zak verliet ze haar klooster, enkel en alleen om God te zoeken en te vinden in het kleine, het nietige, het onaanzienlijke.
Toen ze later beroemd was, hebben ze haar vaak gevraagd: “Moeder Teresa, u deelt eten uit en plakt pleisters op wonden. Maar de onrechtvaardige structuren die er de oorzaak van zijn blijven bestaan. Kunt u niet beter in de politiek gaan om daar wat aan te veranderen?” Zij antwoordde dan: “Als u dat kunt dan moet u dat doen. Maar het is niet mijn roeping”.
En vaak zei ze: “Het gaat er in het leven niet om, om grote dingen te doen, maar kleine dingen met een grote liefde.”.

Broeders en zusters, als God door een politieke gevangene, door een arme non, door een klein kind of door een gekruisigde man de wereld kan verlossen, dan kan Hij het ook door ons. Dan zijn we voor Hem van onschatbare waarde, ook al kunnen we niet internetten, ook al kunnen we niet meedoen met een protestmars tegen uitzetting van asielzoekers, ook al kunnen we niet meer naar een ontwikkelingsland gaan om een ziekenhuisje op te zetten, God kan ons toch gebruiken. Want in welke levensomstandigheden we ook verkeren, we kunnen altijd de mensen om ons heen liefhebben: op ons werk, in ons gezin, in onze familie, op school, in onze sportvereniging. Groot denken, klein doen.
Ons hart is nooit gebonden aan een rolstoel, ons hart kan door geen enkele wet verboden worden de naaste lief te hebben en voor anderen te bidden. Zolang ons hart klopt, kan het kloppen voor anderen, ook al zijn we 100 jaar oud.
De grote God is klein geworden, mens geworden, kind geworden, zelfs een hulpeloze baby in een voederbak voor dieren. En dat betekent dat God zelfs de meest hulpeloze mens, ook u, kan gebruiken voor de vestiging van zijn koninkrijk van vrede op deze wereld. Als iedereen zou doen wat binnen zijn eigen mogelijkheden ligt om de naaste lief te hebben en als ieder Gods roepstem zou beantwoorden, dan veranderen de structuren vanzelf. Mandela zei toen hij president werd: “We zijn geboren om de luister van God uit te dragen die in ons woont. Niet slechts in enkelen van ons, maar in ons allemaal”.
Jezus zei: “Onder de mensen is niemand opgestaan die groter is dan Johannes de Doper. Niettemin is de kleinste in het Rijk der hemelen groter dan hij”.
En onze paus zei in een interview: “Wij moeten het zuurdesem zijn en als het mosterdzaadje dat oneindig veel kleiner is dan de massa vruchten, bloemen en bomen die er uit voortkomen.” De positie van christenen als minderheid is juist een kracht volgens hem.
Daarom wil ik nogmaals, om ‘m te kunnen onthouden, die uitspraak van moeder Teresa citeren: “Het gaat er in het leven niet om grote dingen te doen, maar kleine dingen met een grote liefde.”
Groot denken, klein doen.