4e zondag veertigdagentijd jaar C Rodenrijs en Nootdorp

PREEK VAN DE WEEK     4e ZONDAG veertigdagentijd  JAAR C

 

LEZINGEN: EERSTE LEZING:  2 Kor.5,17-21                                  EVANGELIE: Lukas 15,1-3+15-32

THEMA: de verloren oudste zoon

 

Geliefde kinderen van God,

 

Het verhaal van de verloren zoon is ons hoogstwaarschijnlijk heel goed bekend. En we kunnen dat verhaal dan waarschijnlijk ook wel uitleggen en toepassen: als we kwaad hebben gedaan, zonde hebben gedaan, dan kunnen we altijd terugkeren op onze schreden en vergeving vragen aan God. En als barmhartige Vader zal Hij ons zeker vergeven.

 

Maar vandaag wil ik eens stilstaan bij de figuur van de oudste zoon. Wat is dat eigenlijk voor iemand? En kunnen we onszelf ook in hem herkennen?

 

Henri Nouwen  heeft een boek geschreven over Rembrands beroemde schilderij van dit verhaal. Het boek heet: “Eindelijk thuis.”

 

Henri Nouwen schrijft in zijn boek dat die oudste zoon op zijn beurt ook verloren loopt. De oudste zoon wil niet meer binnen komen in het huis van zijn vader. De oudste zoon komt van het land. Hij heeft gewerkt, zijn plicht vervuld.

De oudste roept één van de knechten. Waarom ging hij zelf niet naar binnen om te kijken wat er aan de hand was? Zou hij al argwaan gehad hebben? “Wat heeft dat te betekenen?”, vraagt hij. Daar zit al een groot stuk ergernis in. Zou hij het niet aan zijn vader hebben durven vragen? 

Wat is er met die oudste zoon aan de hand? Hij is jaloers op de jongste zoon. Die krijgt een feest terwijl die slecht geleefd heeft. Misschien is de oudste diep in zijn hart wel jaloers op dat slechte leven.

 

Henri Nouwen schrijft: “Het is de emotie die in mij opwelt, als ik zie dat mijn vrienden uitbundig van het leven genieten, terwijl ze allerlei dingen doen die ik veroordeel. Ik noemde hun gedrag verwerpelijk of zelfs immoreel, maar tegelijkertijd vroeg ik me af waarom ik er eigenlijk niet aan mee kon doen.”

 

Wij noemen het gedrag van anderen vaak immoreel en verwerpelijk. We hebben geleerd dat bepaalde dingen niet mogen . Maar diep in ons hart verlangen wij er ook naar. We vragen ons af waarom we er zelf niet aan mee mogen doen. Ik noem maar iets als buitenechtelijke seks. Het gehoorzame en plichtsgetrouwe leven waar we trots op zijn en waarvoor we geprezen worden ervaren we soms ook als een last en beperking van onze vrijheid. Die brave oudste zoon wordt bij het zien van vaders barmhartigheid opeens een gebelgd, trots, onsympathiek en zelfzuchtig figuur. Onder de zogenaamde rechtvaardige en fatsoenlijke mensen is er heel wat wrok, oordeel en veroordeling.

 

Die knecht speelt ook een belangrijke rol in het verhaal. Die knecht stelt Jezus voor. Want Jezus wordt door de schriftgeleerden en Farizeeën ondervraagd over zijn omgang met zondaars.

 

Die knecht antwoordt: “Uw broer is thuisgekomen”. Die knecht noemt de jongste nog zijn broer. Maar de oudste kan dat woord niet meer over zijn lippen krijgen. Hij weigert naar binnen te gaan. Dat huis waar hij al die jaren gewoond en gewerkt heeft, het huis waar zijn vader is, dat is opeens zijn huis niet meer. Hij sluit zichzelf buiten. Maar natuurlijk legt hij de schuld bij de ander.

 

De vader gaat naar buiten om ook zijn oudste zoon terug thuis te halen. Weer blijkt de eindeloze, grenzeloze goedheid van de vader. Natuurlijk had hij de oudste zoon buiten kunnen laten staan en afwachten tot hij uit zichzelf naar binnen zou komen. Maar hij gaat weer naar buiten, nu niet om uit te zien naar de jongste zoon, maar naar de oudste. Hij houdt van beiden evenveel.

 

De oudste zegt tegen zijn vader: “Die zoon van u, die uw vermogen heeft verbrast met slechte vrouwen”. Hij spreekt niet meer over zijn broer, maar over “die zoon van u”. En hij spreekt niet over “ons vermogen”, maar “uw vermogen.” Uit deze woorden blijkt dat de oudste zoon afstand neemt van zijn broer én van zijn vader. Misschien moeten we wel zeggen dat op dit moment blijkt dat hij nooit een goede band met zijn vader heeft gehad. Hij zegt dat hij nooit zijn geboden heeft overtreden en vele jaren heeft gediend, maar er nooit wat voor heeft gekregen. Hij stelt zichzelf op als een knecht die recht heeft op loon. Hij vergeet dat hij al die jaren veilig thuis was en dagelijks goed te eten kreeg. Hij besefte niet dat het belangrijkste geschenk van de vader de ouderlijke liefde was. Hij is een ontevreden kind. Op dit moment is hij de verloren zoon: hij loopt van huis weg. Hij keert zich af van zijn vader. Hij is niet zo barmhartig als zijn vader. Hij kan niet vergeven. Hij is een kille rekenaar. Hij blijkt innerlijk veel verder van zijn vader af te staan dan de jongste zoon.

 

Door niet te vergeven neemt hij zichzelf. Hij sluit zichzelf buiten van de levensvreugde. Hij leeft verder met wrok, met rancune, met haat. Daarmee verliest hij niet alleen zijn ouderlijk huis maar ook zijn goede relatie met zijn vader.

 

Vergeven is niet alleen om de zondaar vrij te spreken, maar ook om zelf vrij te blijven, om jezelf niet buiten de gemeenschap te plaatsen. En bovenal is vergeven onmisbaar om onze relatie met God de Vader goed te houden. Wie zijn broeder of zuster niet kan vergeven, die keert zich ook af van God de Vader.

God is immers grenzeloos barmhartig. Hij is een liefhebbende Vader. En in die liefde wil Hij ons allen laten delen.

 

De verloren oudste zoon kan ook maar op één manier gered worden uit die verlorenheid: ook de uitgestoken hand van zijn vader aanvaarden. De liefde van zijn vader aanvaarden Tevreden zijn met zijn kind-zijn van de vader, de woorden accepteren die zijn vader zegt: “Jongen, jij bent altijd bij mij en alles wat van mij is, is ook van jou.”

 

Zo kunnen wij gered worden: als we accepteren dat we kind van God zijn. Maar dan moeten we ook net als de barmhartige vader worden: barmhartig voor onze medemens. Zonder barmhartigheid zijn we geen kind van God en zijn we zelf de verloren oudste zoon.

 

God geeft ieder een nieuwe kans: de jongste en de oudste zoon. In welke van de twee we ons ook herkennen, in beide gevallen zijn we verloren gelopen en reikt God ons zijn vergevende vaderhand.

 

De vader vergelijkt niet. Hij vergelijkt de ene zoon niet met de andere. Wij mensen vergelijken ons zo graag met anderen. Daarmee ging de oudste de mist in. Veel vreugde en verdriet in het leven komt voort uit de drang om ons met anderen te vergelijken. De wereld zit vol klassen, rangen, standen, statistieken, cijfers en wedstrijden, concurrentie en ambities.

Onze God, die zowel vader als moeder voor ons is, vergelijkt niet. Ieder is zijn kind. Punt uit.

Hierin ligt de keuze: bezien we anderen en onszelf met de ogen van de wereld of met die van Gods liefde?