INLEIDING OP DE LEZING:
In de tijd van Abraham was het een godsdienstige plicht om de eerste vruchten van de oogst, het eerste jong van een dier en het eerste kind van een vrouw als brandoffer aan God te offeren. De primitieve godsdiensten zagen dat als een plicht. Het verhaal over Abraham en Isaac, dat in haar huidige vorm eerst honderden jaren is doorverteld alvorens het op papier werd gesteld, maakt ons duidelijk dat God geen mensenoffers wil.
LEZINGEN: EERSTE LEZING: Gen. 22,1-18 EVANGELIE: Marcus 9,2-10.
PREEK
Geliefde christenen,
De gewelddadigheden in Syrië, Irak, Oekraïne, Nigeria, Afghanistan en vele andere plaatsen in de wereld duren nog altijd voort. Steeds meer mensen sneuvelen. Steeds weer worden er door de machtigen, dictators of terroristen mensen opgeofferd om hun doel te bereiken.
Phil Bosmans schrijft in het boek “In liefde weer mens worden: “Als voor je ideologie of voor je nieuwe maatschappij een onschuldige of één enkel kind moet sterven, dan vervloek ik je ideologie en walg ik van je maatschappij.”
Sinds het Isaakoffer, dat door God tegengehouden werd, mag er geen mens meer opgeofferd worden. In de tijd van Abraham meende men dat men de machtige God moest eren door niet alleen de eerste vruchten van land en dier maar ook de eerstgeborene van de mens aan God te offeren. God maakt Abraham duidelijk dat Hij dat niet wil. Het mensenleven is vanaf de conceptie heilig en onschendbaar.
Maar mensen opofferen gebeurt niet alleen op rituele wijze of in oorlogssituaties. Het gebeurt ook dichterbij: in het klein: worden daar ook niet vaak mensen opgeofferd voor belangen van de machtigen en de rijken?
Door de economische crisis worden veel mensen werkeloos. Anders maakt het bedrijf niet genoeg winst. De mens is maar een productiefactor. De zwakke is het slachtoffer. Is dat ook niet een soort mensenoffer brengen: de mens opofferen aan het ideaal van groei en winst?
De directie van een bedrijf zou ook kunnen zeggen: we maken maar een jaartje geen winst. Dan kunnen we het personeel in dienst houden.
De bisschoppen schreven er in 2009 over in hun vastenbrief. Daaruit wil ik enkele stukken citeren:
“Een financiële en economische crisis domineert de laatste maanden het nieuws en leidt tot sombere toekomstvoorspellingen en gevoelens van onzekerheid. Ook wij maken ons zorgen en wellicht vraagt u zich af hoe zeker uw baan is en hoe veilig uw geld. ….
De financiële en economische crisis stelt ons daarbij voor de vraag, wat ons drijft in ons leven, waarop we ons vertrouwen stellen. In de Heilige Schrift heeft crisis ook een positieve betekenis, ze geeft een gelegenheid om tot verheldering en inkeer te komen. Wat betekent voor ons de weg van inkeer en vernieuwing, waartoe de Kerk ons deze vastenperiode oproept? …. Voor ieder persoonlijk geldt, dat we een eigen verantwoordelijkheid voor geld en goed hebben en de crisis is ook een gelegenheid om ons op ons eigen handelen te bezinnen.
De Kerk wijst in dat verband op de sociale waarde die geld en bezit hebben. …. Ook in een tijd van crisis vraagt dat in het bijzonder om aandacht voor en solidariteit met die delen van de wereld, waar mensen al zo lang lijden onder armoede en ook nu het zwaarst beproefd worden. We leven niet alléén, en we leven niet voor onszelf alleen. De Heer roept ons, ook als samenleving, in Zijn Naam zorg te dragen voor onze naaste. Zo zijn wij geen eigenaren, maar beheerders van de goederen, die wij bezitten.
In het evangelie wordt geld en bezit vaak de Mammon genoemd. Dat woord heeft dan een negatieve klank: geld als een soort god, of beter een afgod. Geld en goed zijn natuurlijk niet goddelijk; het zijn gewone aardse zaken. Op zich is geld een eenvoudig instrument in de handen van de mensen, om het ruilen te vergemakkelijken. …..Maar in de praktijk van ons leven ontlenen we er status aan.. …
Mits goed gebruikt kan geld een grote bijdrage leveren aan het tot stand brengen van een menselijke samenleving. Problemen ontstaan waar wij mensen ten aanzien van geld een verkeerde houding aannemen door er een doel, een absolute waarde, van te maken. Dan wordt geld een afgod, een Mammon.
Maar hoe komen we in een tijd van crisis tot een goede omgang met geld en goed? Hoe worden we bevrijd van een overbezorgd leven …. ? De crisis die wij om ons heen zien is reëel en voor de problemen die de crisis oproept, moeten we ons hoofd niet in het zand steken. …..
Jezus toont ons de ware vrijheid. Een vrijheid, die niet egoïstisch om zichzelf draait, maar die vrij is voor God en de naaste. Dat is geen gemakkelijke oplossing voor al onze vragen, maar het wijst ons wel een richting..
Wanneer we zo vrij worden voor God en onze naaste, kan ons leven iets van de zorgeloosheid en het vertrouwen krijgen, waarover Jezus spreekt in de Bergrede. De zorgeloosheid van het evangelie is geen slordigheid of nonchalance. Een evangelisch-zorgeloos mens kan dingen nuchter en zakelijk plannen. Het gaat hier om de bevrijding van een overbezorgd leven, die ontstaat waar eerst het Koninkrijk van God en zijn gerechtigheid gezocht wordt (Mt.6,33; Lc.12,31). Jezus vergelijkt zo’n leven met de vrijheid van de vogels in de lucht: ze zaaien niet en maaien niet en hopen niet op in schuren (Mt.6,26). …
Einde citaat.
In dit verband wil ik een klein verhaaltje vertellen:
Eens zat iemand te vissen aan het meer.
De zon scheen. De visser was rustig en gelukkig.
Er kwam iemand langs, die vroeg: ‘Waarom gebruik je niet meer dan één hengel; dan kun je meer vangen.’
De visser zei: ‘Nou, wat dan?’
‘Nou,’ zei de voorbijganger, ‘dan verdien je meer.’
‘En wat dan,’ zei de visser.
‘Dan kun je een boot kopen en het meer op gaan, om nog meer te vangen.’
‘Ja, ja; en wat dan,’ zei de visser.
‘Na verloop van tijd kun je misschien een groot schip kopen en dan uitvaren en veel vis vangen.’
‘En wat dan?’ zei de visser.
‘Dan huur je een knecht,’ zei de voorbijganger, ‘die mét je vangt, en zo verdien je veel geld met je vis.’
‘En wat dan?’ zei de visser.
‘Ja, wat dan?’ zei de voorbijganger, ‘ja, eens kijken; dan kun je meer vrije tijd nemen en kun je bijvoorbeeld lekker gaan vissen en zitten in de zon.’
‘Zo is het,’ zei de visser, ‘laat mij dus maar rustig zitten…’
De bisschoppen besluiten hun brief met: “Wij raden iedereen aan in deze tijd ook zelf te vasten. We vasten door te minderen in het gebruik van spijs en drank, maar in onze tijd is het goed het vasten ook te betrekken op typische kenmerken van onze moderne tijd als ons koopgedrag of ons gebruik van televisie en internet. Men zal ontdekken, dat men vrijer ademhaalt, wanneer de dwang van luxe en overdaad doorbroken wordt. …
Vasten …. sterkt ons in de strijd tegen slechte neigingen en zonde, maakt ons vrij voor God. Vasten maakt ons daarnaast vrij voor onze naaste, richt onze aandacht op gemeenschap. Het is dan ook een goed gebruik, om wat we door te vasten besparen te delen met de armen. Vasten maakt solidair met wie uit nood hongert.
Wij bidden God, mede op voorspraak van de Moeder Gods, de Maagd Maria, dat deze veertigdagentijd ons leven ook met betrekking tot onze bezittingen op goede orde brengt. Dat we zo, bevrijd van zorg en angst, op staan tot het ware leven in Christus, het Paasleven!”