2e zondag 40-dagentijd jaar A

 

LEZINGEN:                            EERSTE LEZING:  Genesis 12,1-4a                                                   EVANGELIE: Mt.17,1-9

THEMA: Trek weg uit uw luxe bestaan

 

Een afspraak met God

 

Een Russische monnik had een droom. Een engel riep hem op naar Moskou te reizen. Daar zou hij op zondag in de grote Kerk God zelf mogen ontmoeten. De volgende morgen besloot hij dan ook om aanstonds zijn reis te aanvaarden, zodat hij komende zondag in Moskou zou zijn. Op vrijdagavond bereikte hij op zijn weg een klein dorp, waar hij onderdak vond bij een bejaard echtpaar. De vrouw van dat huis was ernstig ziek en de man bleek niet in staat haar te helpen. Daarom besloot de monnik er een dag langer te blijven. Hij maakte het in orde en zorgde dat het echtpaar te eten kreeg. Maar met dat al drong de tijd voor zijn afspraak met God, want de reis was nog ver. Opnieuw verscheen de engel hem en deze vertelde de monnik dat God een zondag later op hem zou wachten. Opgelucht vervolgde de monnik zijn weg richting Moskou. Toen hij op de vroege zaterdagmorgen de eerste huizen van de stad zag opdoemen, was hij verheugd. Plotseling echter werd zijn aandacht getrokken door een huilend kind. Het bleek als vondeling te zijn neergelegd onder een boom langs de weg. De monnik nam het kind in zijn armen en besloot op zoek te gaan naar een huis waar men het wilde opnemen. Maar lange tijd zocht hij tevergeefs. Pas in het naburige dorp, buiten de stad, vond hij een gezin dat voor het kind wilde zorgen. Zo liep de monnik echter zijn afspraak met God opnieuw mis. De zondag immers was al weer voorbij toen hij tenslotte de grote Kerk van Moskou bereikte. Kort daarop verscheen de engel hem voor de derde keer in zijn droom. De monnik verontschuldigde zich dat hij weer niet op tijd was gekomen om God te ontmoeten. Toen keek de engel hem liefdevol aan en zei: ‘Maar op je weg hiernaartoe ben je God toch al twee keer tegen gekomen’.

 

Een prachtig verhaal van die monnik die er op uit trok, op zoek naar God. Hij liet zijn veilige klooster achter.

Nog steeds zijn er mensen die als missionaris of ontwikkelingswerker ons veilige Nederland verlaten om in ontwikkelingslanden te gaan werken. Veelal als vrijwilliger; maar ook professionals geven er heel wat voor op: hun familie, hun eigen huis, de goede gezondheidszorg in Nederland, het mooie wegennet, het schone leidingwater, en alle luxe en comfort die we hier hebben.

 

Zoiets gebeurde 4000 jaar geleden ook al: God riep Abram weg uit zijn land, zijn stam en familie. Hij moest zijn eigen welvaart opgeven en een avontuur aangaan. Vertrouwend op Gods belofte dat hij een goede gezegende toekomst zou hebben.

Het is nogal wat: je geboorteland verlaten, je stam en familie. In deze tijd is dat geen probleem: je pakt het vliegtuig en na een paar uur stuur je een mailtje of sms-je dat je veilig bent aangekomen in een luxe 5-sterrenhotel in Tenerife of Turkije. En na een week ben je op dezelfde manier weer thuis. Maar 4000 jaar geleden was wegtrekken uit je geboorteland heel wat anders: men liet alle zekerheden voorgoed achter: bezit, kennissen, huis, familie, godsdienst, etc. Men ging zwerven, kwam in vreemde gebieden en tussen vijandige of minstens wantrouwige stammen of steden terecht. Zoiets als nu naar Irak gaan: je bent je leven dan niet zeker.

 

In deze veertigdagentijd worden wij in de kerk opgeroepen ook een weg te gaan zoals Abram ging. We worden ons bewust van onze grote luxe en welvaart en worden opgeroepen soberder te gaan leven en te delen met de armen. Onze paus, die een jaar geleden gekozen werd, roept er voortdurend toe op. Ghandi heeft gezegd: “Er is op deze wereld genoeg voedsel voor ieders behoefte maar niet voor ieders hebzucht”. Ik heb ook eens gelezen: “We moeten ons niet afvragen wat we aan de armen moeten geven, maar wat we voor onszelf mogen houden.” Al het overige, onze overvloed, is niet van ons, maar van de armen en dienen we aan hen terug te geven. Bijvoorbeeld via de vastenactie.

 

Maar hier schuilt een moeilijkheid: luxe en rijkdom werken verslavend. Ik zag het zelfs in een advertentie voor wintersport staan als een waarschuwing: “Pas op, dit is verslavend”. Wie op wintersport de bergen in gaat en het daar naar zijn zin heeft, die wil niet meer naar huis. Die zou daar altijd willen blijven. Niet meer werken, niet meer zelf koken, wassen, het huis onderhouden, etc. Alleen maar lusten en geen lasten.

Het evangelie toont ons hoe menselijk dit is. De apostelen hadden ook zo’n ervaring op de berg Tabor. Daar mochten ze even ervaren hoe het later in de hemel zal zijn: samen zijn met de heiligen, in een verblindend licht en warmte als van de zon. Jezus als hun grote vriend en beschermer in hun midden.

Petrus wilde er blijven. Hij zegt: “Het is goed dat wij hier zijn. Laten we hier maar onze tenten opslaan”.

 

Maar die blik in de toekomst was hun alleen gegund om kracht in het lijden te vinden. Zoals Mozes eens terug moest naar het zondige volk in de woestijn, zoals Elia als profeet naar de mensen gestuurd werd om hen op onrecht te wijzen, zo moesten ook Jezus en de apostelen na de gedaanteverandering terug naar het volk en zouden ze eerst door een lijdensweg heen moeten alvorens de eeuwige verheerlijking te bereiken.

Geen lusten zonder lasten. Geen verrijzenis zonder lijden. De drie apostelen die Jezus meegenomen had waren de drie apostelen die Hem in de Hof van Olijven ook moesten vergezellen in zijn lijdensuur. Deze drie mochten er ook bij zijn bij de opwekking van het dochterje van Jaïrus.

 

Die berg Tabor vinden we nu in de kerk. In de kerk mogen wij altijd even iets van de hemel zien. Hier zijn we even zonder zorgen. Hier zijn we allen samen zonder onderscheid van rijkdom, rangen of standen. Hier is telkens een uur van vrede en geluk. Hier is de verrezen Heer in ons midden. Maar steeds weer worden we er op uitgestuurd, terug de wereld in, vol met problemen, onrecht en lijden.

 

Met Jezus in onze herinnering en in ons hart kunnen we echter het leven beter aan. Als we geluisterd hebben naar Hem vinden we de goede weg door het leven. Hem navolgend vinden we de kracht en de moed iets te doen tegen het onrecht en het lijden in de wereld. Ik heb een keer de spreuk gelezen: “Het succes van de geslaagden begon op het moment dat anderen de moed opgaven”.

 

Op het eind van de verheerlijking op de berg Tabor zei Jezus: “Staat op en weest niet bang”.

Ook tot ons zegt Jezus in de kerk telkens weer: “Staat op en weest niet bang”.

Als wij straks opstaan aan het eind van de viering is dat niet omdat de voorstelling afgelopen is en we weer naar huis gaan om ons gezapig leventje voort te zetten. We staan dan op omdat Jezus het zegt en ons er op uitstuurt, de wereld in. Dat opstaan moeten we straks dus heel bewust doen. Om in het dagelijks leven elkaar tot zegen te zijn.

 

Aan het eind van de viering is er altijd een zending en zegen. Niet alleen maar een zegen in die zin dat we God vragen ons te beschermen tegen ongelukken. Het is een zegen over de zending, de opdracht waarmee we heengaan. De laatste woorden van de H.Mis waren vroeger: Ite missa est. Dat betekent: ‘Dit is de zending’. Daar komt het woord H.Mis vandaan, net als het woord missie en missionaris. Ons bisdom spreekt in haar nieuwste beleidsschetsen steeds over de missionaire opdracht die we hebben in onze eigen samenleving. Niet om zieltjes te winnen voor ons geloof, maar om vanuit ons geloof het rijk Gods mee op te bouwen in onze samenleving en in onze wereld. Dat is onze opdracht.

 

En daarvoor moeten we soms ons eigen weg durven gaan als christenen. Anders dan die van de collega’s, broers, zussen, vrienden, artiesten, publieke opinie, mode en media. Waar de maatschappij steeds meer vercommercialiseert, individualiseert, intolerant wordt en verwildert, moeten wij een tegengeluid durven laten horen, een tegenbeweging zijn. Veel mensen blijven tegenwoordig aan de kant staan. Wachten af. Hebben alleen maar kritiek op de politiek. Wij moeten als christenen ons inspannen, en kiezen niet voor de gemakkelijkste weg. Want we weten dat we alleen zo anderen tot zegen kunnen zijn.