.

29e zondag door het jaar A

LEZINGEN: EERSTE LEZING: Jesaja 45,1.4-6 EVANGELIE: Mt.22,15-21
THEMA: Wat komt God toe?

INLEIDING OP EERSTE LEZING.

Het joodse volk is in ballingschap in Babylonie. Op een bepaald moment komt Cyrus aan de macht. Hij geeft toestemming aan de joden om terug te keren naar hun land. De joden zien deze heidense vorst daarom toch als een instrument in Gods hand.

In de tijd van Jezus waren de rollen weer omgedraaid: het land was bezet door de Romeinse keizer die Herodes tot koning hadden aangesteld. Eén van Jezus’ apostelen, Simon de IJveraar, was voorheen een politieke verzetsman. Hij was bij de Zeloten, een verzetsbeweging. Het belastinggeld werd voor een deel natuurlijk door de Romeinse keizer in eigen zak gestoken, besteed aan keizerverering, die zichzelf als God zag en aan het leger. Geen wonder dat vele Joden vonden dat je maar belasting moest weigeren. Jezus wijst een andere weg.

PREEK

Regelmatig is er discussie in de politiek over de scheiding van kerk en staat. Nu wil de regering weer godsdienstige programma’s van de publieke omroepzenders weren.
De interimburgemeester van Lansingerland heeft juist contact gezocht met de kerken omdat de kerken een belangrijke rol kunnen spelen in de participatiemaatschappij.
Ik las in het Nederlands Dagblad dat de meeste daklozen in ons land door de kerken opgevangen worden. De kerken geven elk jaar 30 miljoen euro uit aan de leniging van materiële nood, overwegend aan mensen zonder binding met de kerk. De 130 voedselbanken die Nederland telt zijn sterk afhankelijk van kerkelijke vrijwilligers en zijn veelal in een kerk of een bijgebouw van een kerk gehuisvest. Met de hulpverlening zijn zo’n 1,8 miljoen werkuren gemoeid. Dat is evenveel als van 950 beroepskrachten met een 36-urige werkweek.

Wanneer wij er in slagen in de kerk een hartelijke gemeenschap tot stand te brengen, dan zal de kerk in de toekomst weer heel belangrijk en gerespecteerd zijn in onze maatschappij. De kerken zullen weer gevuld worden door de mensen voor wie Jezus een voorkeur had: de armen, de zieken, de eenzamen, de uitgestotenen, de misdeelden. Voor de kerk is ieder mens van oneindige waarde. Ieder mens is een kind van God.

Toch willen politici en veel burgers een scherpe scheiding van kerk en staat. Ik denk dat met name afvallige christenen van middelbare leeftijd bang zijn voor de ethische principes van christelijke partijen. Zij hebben zich ontworsteld aan een wettische opvoeding en verdragen geen moreel gezag boven zich. Ze bouwen liever gevangenissen bij dan dat ze het godsdienstonderwijs, christelijk jeugdwerk of religieuze omroepen subsidiëren.

De kreet “scheiding van kerk en staat” wordt gemakkelijk in de mond genomen zonder dat men weet wat dit oorspronkelijk betekent. Scheiding van kerk en staat komt voort uit de middeleeuwen toen bisschoppen ook landheren waren of landheren, stadhouders, vorsten en koningen zich het recht toe-eigenden bisschopsbenoemingen goed of af te keuren. De paus was niet vrij om bisschoppen te benoemen. Zo is dat nog in China en Vietnam: het Vaticaan kan niet benoemen zonder goedkeuring van de communisten. De Chinese autoriteiten hebben onlangs nog drie bisschoppen het visum geweigerd om naar een eucharistisch congres te gaan. Daar is dus nog geen scheiding van kerk en staat. De kerk staat onder staatscontrole. Er is geen godsdienstvrijheid.

De kreet ‘scheiding van kerk en staat’ wordt in Nederland echter gebruikt om het christelijk gedachtengoed buiten de politiek, buiten de wetten en de samenleving te houden. Daarmee sluiten ze ook de redding van onze maatschappij uit. De christelijke principes van respect voor het mensenleven, verdraagzaamheid en solidariteit met de armen en vreemdelingen, respect voor ieders eigendommen, de bescherming van het gezinsleven etcetera, zouden onze samenleving kunnen redden. Maar het scheppingsverhaal mag van sommige politici op school niet meer verteld worden, zelfs niet de moderne visie dat alles niet toevallig ontstaan kan zijn maar dat er een intelligente ontwerper moet zijn geweest. De mens verdraagt niet dat er een gezag boven hem staat. De mens wil zelf Heer en Meester van het leven zijn.

Jezus zegt echter: “geeft aan de keizer wat de keizer toekomt en aan God wat God toekomt”. Dat geldt niet alleen voor de burger ten opzichte van de overheid, maar ook voor de overheid ten opzichte van God. Ook in de politiek. Christelijke politieke partijen zijn daarom heel goed mogelijk en christenen in andere politieke partijen zullen de moed moeten hebben in hun partij voor de christelijke principes uit te komen.

Het opkomen voor christelijke principes, normen en waarden doet niets tekort aan de democratie en de vrijheid van denken en meningsuiting van niet-gelovigen. Want christelijke normen en waarden zijn universele normen en waarden die het welzijn van alle mensen verdedigen en garanderen. Christelijke principes, normen en waarden zijn goed voor iedereen, ook voor de niet-gelovige, voor de moslim en de humanist, want de christelijke normen en waarden zijn humaan en goddelijk tegelijk.
Geef aan de keizer wat aan de keizer toekomt en aan God wat God toekomt.

Wat betekent dit nu voor onszelf?
Zoals op een munt de beeltenis van de koning staat, zo is in het hart van iedere mens het beeld van God geprent. Hij heeft ons geschapen naar zijn beeld en gelijkenis. Wij behoren Hem dus toe en naar Hem moeten wij terugkeren. Hem moeten we ons leven en ons hart geven.

Dat kan onder andere door met nieuw respect en verantwoordelijkheidsgevoel naar de publieke zaak te kijken en ons daarvoor in te zetten, door de wetten te respecteren, op te komen voor het leven, door zorgvuldig om te gaan met de goederen van de gemeenschap, met openbare gebouwen, wegen en vervoermiddelen, door eerlijk de aangifte voor de belasting in te vullen en subsidies aan te vragen. Zo kunnen we er aan bijdragen dat de staat en de maatschappij beantwoorden aan het plan van God met de mensheid.

In het bijzonder een ambtenaar kan het evangelie van vandaag in praktijk brengen: geeft aan de keizer wat van de keizer is en geef aan God wat God toebehoort. Ik heb eens het verhaal gelezen van een administrateur die probeerde steeds lief te hebben, ondanks de tegenslagen, ondanks de brieven die hij drie keer over moest maken. Hij zei in alle eenvoud tot Jezus: “Ik ben administrateur en als administrateur dien ik U. Dat is mijn leven, Heer”. Een oude dame die regelmatig aan zijn loket kwam en zich altijd als een persoon behandeld voelde en niet als een anonieme klant, wist niet goed hoe ze uiting kon geven aan haar dankbaarheid. Op een dag bracht ze daarom een zakje eieren voor hem mee!

Vanuit de kerk en met de normen en waarden die het evangelie ons aanreiken zullen wij de maatschappij in gaan om de maatschappij om te vormen tot wat zij eigenlijk moet zijn: een gemeenschap waarin alle mensen gelijkwaardig zijn, van het ongeboren kind tot en met de demente bejaarde, een gemeenschap van liefde, een gemeenschap waarin mensen geen naamloze sofinummers zijn, maar mensen die elkaar bij name kennen, om elkaar geven en elkaar steunen. Een samenleving die steeds meer het Rijk Gods wordt. Geef aan de keizer wat aan de keizer toekomt en aan God wat God toekomt.