PREEK VAN DE WEEK 4e ZONDAG VEERTIGDAGENTIJD JAAR A 2011
Rodenrijs Pijnacker en Berkel
LEZINGEN: EERSTE LEZING: Ef.5,8-14 EVANGELIE: Joh.9,1-41
THEMA: Weer zien
De vastenactie steunt dit jaar een project op de Philippijnen. In het tijdschrift Nieuwe Stad las ik eens het volgende levensverhaal van een Filippijnse marine-officier:
“Mijn taak als marine-officier bestond uit het oppakken van smokkelaars, piraten, rebellen en illegale vissers. Ik werd door iedereen gevreesd, want in een treffen was ik meedogenloos. Ik hield er niet van iemand gewond achter te laten of levend gevangen te nemen. Ze zouden de kans nog krijgen me terug te pakken.
Maar ik was niet gelukkig. Het leven op zee, waar ik mijn collega’s en mijn idealen zag sneuvelen, had mij totaal verhard totdat ik niets meer voelde. Ik was een gevechtsmachine geworden.
Alle keren dat ik naar huis ging, bleef ik in de officiersrol hangen, zodat ik gevreesd en gehoorzaamd werd. Eén keer hoorde ik mijn dochter aan mijn vrouw vragen: “Mamma, wanneer gaat hij weer weg?”
Op een dag vond ik op de kamer van mijn dochter een bijbel. Ik begon te lezen en bleef maar door lezen, tot ik bij Paulus’ bekering in Damascus kwam. Het raakte me enorm. God vergaf Paulus ondanks zijn vervolging van de christenen. Zou God mij ook vergeven?
Ik twijfelde maandenlang, totdat ik op Goede Vrijdag naar een priester ging om het sacrament van de vergeving te ontvangen. Ik voelde me helemaal nieuw.
Inmiddels was de oudste dochter uit huis gegaan en ik had geen contact meer met haar. De eerste stap was om het met haar weer goed te maken. Toen we haar gevonden hadden, pakte ik haar hand en vroeg vergeving voor alle ellende die ik had veroorzaakt. Ik beloofde dat ik zou veranderen uit liefde voor haar, haar zus en haar moeder.
Na deze grote stap begon mijn avontuur met God. Ieder moment werd een kans om te beminnen. Ik leerde dat in elke persoon die ik ontmoet Jezus aanwezig is.
Vroeger zou ik thuis nog geen bordje hebben afgeruimd, dat was te min voor mij als officier. Nu hielp ik mijn vrouw met de vaat, de was, de boodschappen en het eten. Ik maakte tijd vrij voor mijn dochters. Ik kreeg oog voor mensen om mij heen. Ik kreeg de kracht om nee te zeggen tegen corruptie. Ik sprak milder, ging vriendelijker kijken.
Ik was blind, maar nu kan ik weer zien.”
Aldus de marine officier.
Zijn laatste woorden sluiten naadloos aan bij het evangelie van vandaag: “Ik was blind, maar kan nu weer zien”.
Tegenwoordig kan men met lasertechniek blinden weer ziende maken. Hoe blij mensen zijn dat ze van het ene op het andere moment weer kunnen lezen en autorijden. Een nieuwe wereld gaat voor hen open.
Ook voor geestelijke blindheid bestaat er een operatie, een ingreep: het sacrament van de vergeving. Deze week getuigde een parochiaan bij de avond met Joke Litjens over de vreugde en de rijkdom van het geloof dat dit sacrament van vergeving voor hem de grootste rijkdom van het geloof is en de grootste vreugde geeft.
Wie zijn blindheid inziet kan door Jezus genezen worden. Door de vergeving kunnen we weer inzicht krijgen in het goede. Door de vergeving van God krijgen we weer uitzicht in vastgelopen relaties. Uitzicht, inzicht, levensvreugde. God geeft het ons, als we onze blindheid door Hem laten behandelen.
Paulus heeft het ook ervaren en zegt daarom: “Leeft als kinderen van het licht… Ontwaak slaper. Doe je ogen weer open. En Christus’ licht zal over u stralen”.
Moge dat met Pasen ook voor ons gelden. We hebben nog drie weken om ons daar op voor te bereiden.
PREEK 2E ZONDAG VAN DE VEERTIGDAGENTIJD JAAR A
Rodenrijs, Pijnacker en Nootdorp 19/20 maart 2011
LEZINGEN: 2 Tim.1,8b-10 en Matteüs 17,1-9
LICHTWEKKER
Hoe wordt u ’s ochtends wakker? Wordt uw slaap ruw verstoord door zo’n vreselijk drilboorgeluid van een ouderwetse wekker? Of heeft u een radiowekker die bij het wakker worden direct alle ellende van de wereld over u heen stort?
Ik zet helemaal geen wekker. Ik word wakker als het licht wordt. Daarom vind ik het heerlijk dat het nu weer lente is en het ’s ochtends steeds vroeger licht wordt. Ik heb zelfs het geluk dat mijn slaapkamer op het oosten ligt zodat de opgaande zon mij wekt als het helder weer is.
In de winter, als het ’s ochtends nog lang donker blijft, heb ik veel meer moeite met opstaan. Daar heb ik dan wel wat op gevonden: ik heb een tijdklok op een paar schemerlampen gezet, zodat het toch op tijd licht wordt, dus een soort lichtwekker.
In de lente en de zomer heb ik veel minder last van een ochtendhumeur. De zon maakt het leven vrolijker en geeft alles kleur en glans.
Dit is een mooi beeld van ons geestelijk en sociaal leven. De opgaande zon, de morgenster voor ons is Jezus Christus. Hij geeft ons perspectief, levenskracht, troost bij droefheid, inspiratie tot inzet, doorzettingsvermogen, blijheid om de mooie dingen in het leven. Hij brengt licht in de duisternis van dit leven. Hij geeft ons leven kleur en glans.
Dat zien we in het evangelie van vandaag: Jezus neemt drie apostelen mee naar de top van een berg en zijn gelaat begon te stralen als de zon. Een lichtende wolk overschaduwde hen en een stem sprak: “Dit is mijn Zoon, de Welbeminde. Luistert naar Hem.”
De apostelen wierpen zich bevreesd ter aarde maar Jezus zegt: “Staat op en weest niet bang”. Het zijn woorden waarmee wij ’s ochtends bij het wakker worden kunnen opstaan. We gaan een nieuwe dag tegemoet. Soms zien we er naar uit, als er bijvoorbeeld iets te vieren is; soms zien we er tegen op omdat zwaar werk, een examen of een moeilijk gesprek ons wacht. Jezus zegt dan toch tegen ons: “Staat op en wees niet bang. Ik ben bij je”.
Waarom nam Jezus juist Petrus, Jacobus en Johannes met zich mee de berg op om dat voorteken van zijn verrijzenis te krijgen? Dat was omdat juist deze drie apostelen Jezus ook het meest nabij moesten blijven in het lijden. Jezus nam hen mee in de Hof van Olijven om met Hem te blijven bidden en waken, wachtend op Judas en de soldaten. Johannes stond nog onder het kruis van Jezus. Johannes en Petrus zouden op paasmorgen het eert naar het graf gaan kijken toen de vrouwen hen kwamen vertellen dat het graf leeg was. Jacobus zou de eerste leider worden van de kerk van Jeruzalem en de eerste martelaar onder de apostelen. De gedaanteverandering en verheerlijking van Jezus op de berg Tabor moest deze apostelen de moed geven het lijden te doorstaan en te geloven in de verrijzenis. Zij drieën mochten er ook bij zijn toen Jezus het dochtertje van Jaïrus opwekte uit de dood. (mc.5,37)
Met Pasen vieren we dat het kwaad in de wereld (en helaas ook in onze kerk) en de dood niet het laatste woord hebben. Jezus heeft wel geleden onder het kwaad en is gestorven, maar ook weer verrezen. Daarna kwam pas Pinksteren en de groei en bloei van de kerk.
Ook nu zal de kerk de crisis wel overleven en eens weer opbloeien (vraag me niet wanneer, ik kan niet in de toekomst kijken). Blijven wij trouw? Kan God op ons rekenen? In deze crisistijd voor onze kerk, waarin een aantal mensen zich laten uitschrijven, zegt Jezus mij: “‘Jij wilt toch niet óók weggaan?” En net als Petrus antwoord ik: “Maar Heer, naar wie zouden we gaan? In uw woorden vinden we inderdaad eeuwig leven”. (Johannes 6,67en 69).
Onze (oud)bisschop van Luyn heeft als wapenspreuk: “Draag uw deel in het lijden voor het evangelie”. We hoorden dat aan het begin van het epistel. Dat is wel heel erg actueel in zijn laatste dagen als bisschop. Als we bereid zijn dit lijden te dragen, als we Jezus trouw blijven, dan zal er weer een nieuwe lente voor de kerk komen. Het licht zal de duisternis overwinnen. Het zal weer Pasen en Pinksteren worden voor de kerk.
Winfried Kuipers
PREEK VAN DE WEEK 9e ZONDAG JAAR A 5/6 maart 2011 Rodenrijs, Pijnacker en Nootdorp
LEZINGEN: EERSTE LEZING: Deuteronomium 11,18.26-28 EVANGELIE: Mt.7,21-27
THEMA: de bijbel: fundament of fundamentalistisch
Geliefde parochianen,
Deze week zijn weer verkiezingen gehouden waarbij de PVV veel gewonnen. Wilders heeft 3 jaar geleden de film Fitna uitgebracht. Daarin scheurt hij een aantal bladzijden uit de Koran die oproepen tot geweld. Daarna is de film uitgekomen Beyond Fitna. Een film tegen de film Fitna. In die film wordt beweerd dat ook de bijbel oproept tot geweld. Is dat zo?
Nogmaals de vraag: roept de Bijbel op tot geweld en onderdrukking van vreemdelingen en andersgelovenden of tot vriendschap met buitenlanders en andersdenkenden? Helaas moet ik toegeven dat ook in de Bijbel oproepen staan tot geweld. Als wij de bladzijden uit de Koran willen scheuren die oproepen tot geweld, dan moeten we ook een heel aantal bladzijden uit de Bijbel scheuren die oproepen tot geweld. Ik ga u drie voorbeelden geven:
In psalm 149 staat: “Laten Gods getrouwen met lofzang voor God uit hun kelen en een vlijmscherp zwaard in hun hand de wraak aan de heidenen voltrekken, de volkeren bestraffen, hun koningen in ketenen slaan, hun vorsten in ijzeren boeien en voltrek aan hen het vonnis zoals het geveld is. Dit is de glorie van al zijn getrouwen. Lof aan God”.
1 Samuel 15: 1 Samuël sprak tot Saul: `De HEER heeft mij gezonden om u te zalven tot koning over zijn volk, over Israël; luister dus naar het woord van de HEER. 2 Dit zegt de HEER van de machten: ` `Ik ga de Amalekieten straffen, want zij hebben Israël de weg versperd toen het optrok uit Egypte.” 3 Ruk dus uit en sla de Amalekieten neer en vernietig alles wat hun toebehoort; spaar hen niet, maar dood iedereen, mannen en vrouwen, kinderen en zuigelingen, runderen en schapen, kamelen en ezels.’
En in Deuteronomium 2: 31 Daarop heeft de HEER mij gezegd: ` `Nu ga Ik Sichon en zijn land aan u uitleveren. Begin de verovering en neem het land in bezit.” 32 En toen Sichon zelf met heel zijn leger tegen ons was uitgetrokken, 33 heeft de HEER onze God hem aan ons uitgeleverd; wij hebben hem verslagen met zijn zonen en zijn hele legermacht. 34 Al zijn steden hebben wij in die dagen veroverd; één voor één hebben wij ze vernietigd, mannen, vrouwen en kinderen, zonder iemand in leven te laten.
Deuteronomium is het tweede wetboek. Daaruit is ook de eerste lezing van vandaag genomen waarin Mozes tot het volk sprak: “Prent mijn woorden in uw hart en in uw ziel”.
Op vele plaatsen wordt het woord van de Heilige Schrift Gods woord genoemd.
Wat moeten we hier nu mee?
We moeten niet ontkennen dat de Bijbel ook oproept tot geweld. Maar we moeten wel opmerken dat deze teksten allemaal in het Oude Testament staan. Deze teksten vatten wij niet op als tijdloze wetten die voor altijd gelden. Voor ons is de Bijbel geen wetboek dat uit de hemel is komen vallen. Wij moeten een realistische kijk op de Bijbel hebben. Dat wil zeggen dat wij het Oude Testament zien als een verzameling geschriften die de visie van verschillende stammen van verschillende generaties in het verre verleden in een ver land aan ons overlevert.
In die bijbelse geschiedenis zien wij een ontwikkeling van steeds verdergaande openbaring en zicht op Gods ware aard. De primitieve mens heeft door de hele geschiedenis heen God steeds beter leren kennen totdat in Jezus Christus Gods openbaring is voltooid.
De primitieve gelovigen hadden bijvoorbeeld nog het idee vanuit hun natuurgodsdiensten dat je de eerste vruchten van het land en de eerstgeboren jongen van elk dier als een brandoffer aan God moest opdragen. Zo ook de eerstgeborene van de mens. Ook Abraham had nog dat idee en ging dus braaf zijn zoon Isaak opofferen om gehoorzaam te zijn aan God zoals hij dat zag. Maar het verhaal van Abraham maakt ons duidelijk dat God geen mensenoffers wil.
Zo meenden de primitieve joodse gelovigen dat ze vijandige volken totaal moesten uitroeien met vrouwen en kinderen en zuigelingen en al. Jezus maakt ons duidelijk, door zichzelf te offeren aan het kruis, dat God niet de dood van mensen wil, zelfs niet van zijn vijanden. In de bergrede neemt Jezus heel duidelijk afstand van een aan tal opvattingen uit het Oude Testament. Hij scheurt er als het ware heel wat bladzijden uit.
Hij zegt bijvoorbeeld: “U hebt gehoord dat tot onze voorvaderen gezegd is: Oog om oog, tand om tand. Maar ik zeg u geen weerstand te bieden aan het onrecht. … U hebt gehoord dat er gezegd is: U zult uw naaste beminnen en uw vijand haten. Maar ik zeg u: bemint uw vijanden en bidt voor wie u vervolgen”.
In diezelfde Bergrede staat het evangelie van vandaag waarin Jezus zegt: “Ieder die mijn woorden hoort en er naar handelt, kan men vergelijken met een man die zijn huis op rotsgrond bouwt”.
Niet het woord van het Oude Testament in haar letterlijke betekenis is het fundament van ons leven want dat leidt tot fundamentalisme. Maar de boodschap van Jezus en van het Nieuwe Testament zoals we die in de gemeenschap van de kerk en met de hulp van de heilige Geest verstaan is ons fundament. Daar moeten we onze kerk en het huis van ons geloof op bouwen.
Het gaat er dus niet om wat er letterlijk in de bijbel of in de Koran staat, maar hoe we de teksten interpreteren; hoe we er mee omgaan.
In de eerste lezing stond bijvoorbeeld: “Prent mijn woorden in uw hart en in uw ziel. Bind ze als een teken op uw hand en draag ze als een band om uw voorhoofd”. De orthodoxe joden voeren dit letterlijk uit: zij hebben zwarte vierkante doosjes met de 10 geboden op perkament geschreven er in, die ze met zwarte bandjes om hun arm en hoofd bidden als ze gaan bidden of bijbellezen. Maar die bijbelse opdracht is natuurlijk niet letterlijk bedoeld.
Zo moeten zowel de Koran als de Bijbel gelezen worden als boeken van een bepaalde tijd, uit een bepaalde cultuur en vooral uit een bepaalde ontwikkelingsfase van het geloof in God. Die ontwikkeling gaat door tot op de dag van vandaag. Ik wil daarom besluiten met een anekdote:
Er was eens een boekenwurm die in een boekhandel het Oude Testament vond. Hij kocht het en las het in één adem uit. De volgende dag ging hij terug naar de boekhandel en vroeg of er ook een 2e deel was. Jawel, zei de boekhandelaar en verkocht hem het nieuwe Testament. Ook dat las hij in ene adem uit. De volgende dag ging hij opnieuw naar de boekhandel en vroeg of er ook nog een derde deel was. “Jawel, zei de boekhandelaar, er komt een derde deel, maar het derde deel is nog niet uitgegeven. Dat wordt momenteel nog geschreven.” De klant vroeg: “Over wie gaat dat derde deel?” En de boekhandelaar antwoordde: “Het derde deel gaat over God en u. Het is uw levensverhaal”.
PREEK 8e ZONDAG DOOR HET JAAR, 26/27 FEBR.2011 Bleiswijk en Bergschenhoek
LEZINGEN: JES.49,14-15 EN MT.6,24-34
Beste medechristenen,
De krokusvakantie is weer begonnen, oftewel de carnavalsvakantie. Wat een wonder: het is pas eind februari en nu staan niet alleen de sneeuwklokjes maar ook de krokussen. Elk jaar staan we weer verwonderd over al die kleurenpracht. Het is een even bonte verzameling van kleuren als de carnavalskleding. Ja, de bloemblaadjes zijn als het ware de kleren van een plant. En al zijn er heel wat soorten door menselijke manipulatie veredeld, van nature en van oorsprong zijn alle planten toch door God geschapen. God heeft ze zo mooi gekleed. Daar mogen we nog altijd in geloven. Het zien van die kleurenpracht maakt ons opgewekt, vrolijk en blij.
Jezus gebruikt dit menselijk gevoel om er op te wijzen dat God, die met zoveel zorg de natuur geschapen heeft, met nog meer zorg de mens omgeeft.
Wat een geweldige boodschap is dat. Wat een bevrijding is dat voor ons: te weten dat God voor ons zorgt. Als we dat geloven kunnen we onze zorgen laten vallen.
Waarom vieren mensen carnaval? Is het niet om even alle zorgen te vergeten? Om even niet zo gewichtig te hoeven doen als in het dagelijks leven? Met carnaval mogen we alles aantrekken. Niemand zal iets denigrerends zeggen over onze kleding. Carnaval is geen feest van exclusieve diners waarvoor we al dagen van tevoren in drukke winkels boodschappen moeten doen zoals met kerstmis. Met carnaval lopen we eerder even naar de snackbar en met een potje bier hebben we veel plezier.
Even alle zorgen vergeten. Maar wat Jezus betreft mag het het hele jaar• carnaval zijn. Hij wil ons bevrijden van dagelijkse zorgen om eten, drinken, kleding en al die andere dingen die de ongelovigen en kleingelovigen najagen. Hij wil ons laten geloven dat onze hemelse Vader wel voor ons zorgt.
In plaats van die dagelijkse zorgen vraagt Hij van ons wel de zorg om Gods Koninkrijk en zijn gerechtigheid. Dat betekent dat we zorg dragen voor de medemens.
Tijdens de carnaval vergeten we rustig even onze dagelijkse zorg. Maar niet de medemens aan wie ons leven gebonden is. Ook met carnaval zijn we echtgenoot of echtgenote, vader of moeder, priester of religieus. Want die zorg voor anderen behoort tot het Koninkrijk en zijn gerechtigheid die we eerst moeten zoeken.
Daarom mogen we ook heel blij zijn met de komst van een diaken in onze parochiefederatie: de heer Tolsma die wordt geïnstalleerd in de viering zondag in Berkel om 11.00 uur. Een diaken behartigt juist de zorg van de kerk voor mensen in nood of mensen in de marge van de samenleving. Hij geeft handen en voeten aan de zorg die God voor ons heeft. Hij zal onder andere de Parochiele Caritasinstellingen gaan ondersteunen en zich bezighouden met de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, de WMO. Hij werkt op het raakvlak van kerk en samenleving. Dat is zijn eigenlijke taak. Hij zal ook wel mee voorgaan in eucharistievieringen, maar daarin heeft hij dan een symbolische taak: hij assisteert de priester door bijvoorbeeld het missaal voor de priester klaar te leggen, voor de kelk te zorgen aan ’t altaar en bij het communie-uitreiken, de oproepen te doen tot verkondiging van het mysterie van het geloof na de consecratie en de oproep tot de vredeswens en op het eind van de viering om heen te gaan in vrede. Dat zijn geen belangrijke essentiële taken die een ander niet zou kunnen doen. Het zijn zeer onbelangrijke, bescheiden taken, maar dat is nu juist de bedoeling: want dienstbaarheid gaat altijd gepaard met bescheidenheid.
De kerk moet juist in deze tijd, waarin ze zo vaak in opspraak is vanwege misdaden van haar leiders in het verre verleden toen de kerk nog machtig was, heel bescheiden worden en zich weer beperken tot nederige dienstbaarheid. Alleen een diaconale kerk heeft nu overlevingskansen. Zorgen voor anderen in het geloof dat God voor ons zorgt.
Ja, als God zo voor ons zorgt dan is een christelijk leven inderdaad een heerlijk leven, dat boven alle andere levenswijzen te verkiezen is. Wat de wereld te koop heeft zijn alleen maar maskers van drank, drugs, lawaai, kalmerende tabletten en andere verdovende middelen waarmee we onze zorgen overstemmen, waarachter we onze bedrukte gezichten verbergen. Wie echt gelooft, heeft dat allemaal niet nodig. Die kan zijn ware gezicht tonen, een gezicht waar bevrijding van af straalt, een gezicht van een kind dat nog zorgeloos is omdat het een zorgzame vader en moeder heeft.
Jezus vraagt ons in het moment van nu te leven. Dat is wat anders dan de spreuk:”Pluk de dag”. Dat laatste wordt meer gebruikt in de betekenis: Trek je van niemand iets aan en geniet zoveel mogelijk van wat je te pakken kunt krijgen.
Een christen kent natuurlijk ook leed. Maar men zegt ook wel eens: Mensen lijden meer onder het leed dat ze vrezen dan onder het leed dat hen werkelijk overkomt”. Jezus zegt: “Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen leed”. Het leed van één dag is te dragen. Daar is de mens op gemaakt. Maar de fout die wij maken is dat we de toekomst in onze hand willen hebben, en daarmee laden we een grote last op onze nek waar we soms onderdoor gaan.
Als ik me bij mijn wijzing een voorstelling had gemaakt hoe ik in de toekomst priester zou moeten zijn bij zo’n terugloop van het aantal priesters, dan zou ik er misschien niet aan begonnen zijn.
Als we ons een voorstelling zouden maken van de wereld over 40 of 50 jaar, dan zouden we misschien geen kinderen meer durven krijgen. Toch kiezen we als het goed is heel bewust voor kinderen. Omdat we geloven dat God voor ons zal zorgen.
Het evangelie van vandaag is één van de populairste stukken in deze tijd. Het wordt vaak gekozen bij themavieringen of een huwelijksdienst. En terecht. Want het is toch de kern van het evangelie en van Jezus’ leven: dat we op God mogen vertrouwen, dat Hij onze Vader is. Dat is de bevrijding die Jezus bracht. Zo mogen we leven. Amen.
PREEK 7e ZONDAG JAAR A 19 FEBRUARI 2011 Bergschenhoek
THEMA: GEVEN EN VERGEVEN
Verhaal van de boom vol witte linten.
Langzaam en met moeite kwam de boemeltrein door het bergland vooruit. De oude stoomlocomotief snoof en snoof en had er blijkbaar moeite mee de reizigers naar hun vakantieplaatsen te brengen. Overal zag je vrolijke gezichten. Alleen in een coupé, waarin twee heren zaten, scheen de jongste allesbehalve gelukkig te zijn. Hij moest wel eenzware last op zijn hart hebben. Peinzend keek zijn medepassagier hem aan en begon ten slotte over het weer en het mooie landschap te praten, om met zijn treurige overbuur in gesprek te komen. Het ijs was sneller gebroken dan hij verwachtte. De jonge man, die zo ernstig keek en zo’n ongedurige en onrustige indruk maakte, begon te vertellen. Eerst schuw en stokkend, met lange pauzes. Maar zodra hij merkte, dat de andere niet uit nieuwsgierigheid maar met echte belangstelling verder vroeg en zich echt om hem bekommerde, kwamen de woorden uit hem los.
“Ja, ik heb jarenlang in de gevangenis gezeten.” zei hij, “Jarenlang. Vanmorgen hebben ze me vrij gelaten. Nu ben ik op weg naar huis. Ik heb schande over mijn familie gebracht. Ze hebben mij al die jaren niet een keer bezocht. Geschreven hebben ze ook maar heel zelden. Ik neem het hen niet eens kwalijk. Ik heb hun liefde verspeeld.Misschien hebben ze me ook niet bezocht omdat de reis zo duur was. En brieven werden thuis nooit veel geschreven. Ik hoop, dat ze me toch vergeven hebben, al ziet het er niet naar uit. U kunt zich niet voorstellen, hoe ik het leven dat ik geleefd heb, haat, en berouw heb om alles!” Bewogen sloeg hij zijn handen voor zijn gezicht. Dan ging hij verder: “Om het mijn ouders gemakkelijker te maken, heb ik hun een brief geschreven. Ik heb ze gevraagd of ze mij een teken willen geven, waaraan ik meteen kan zien hoe ze over mij denken, als de trein dadelijk onzeboerderij voorbij rijdt. Als ze mij vergeven hebben, zouden ze een wit lint in de grote appelboom bij despoorlijn hangen. Als ze me niet meer thuis willen hebben, dan hoeven ze niets te doen. Dan blijf ik in de trein zitten en ga ver weg, heel ver weg. Waarheen weet ik niet.” Hij wond zich zienderogen meer op. En toen de trein het stadje naderde, werd de spanning ondraaglijk. Hij kon eenvoudig niet door het raam kijken. “Zo meteen komt het bruggetje, dan de spoorbomen, en dan.., en dan…”
De ander wisselde snel met hem van plaats en beloofde hem op de appelboom te letten. En dadelijk daarop legde hij zijn hand op de arm van de jonge man. “Daar is hij”. Hij kon slechts fluisteren, Zijn stem stokte en de tranen sprongen hem plotseling in de ogen. “Alles is in orde! De boom zit vol witte linten!”
Een prachtig verhaal.
Vergeven = vrijheid geven, nieuw leven geven aan iemand.
Dat is ook in het klein: schuld boeit iemand, houdt iemand gevangen. Het belemmert de vrije omgang met elkaar. Elk contact wordt overschaduwd door achterdocht en terughoudendheid.
Vergeven is dus bevrijden, vrijheid geven, nieuwe toekomst geven.
Vergeven is toch niet zo gemakkelijk. Het vraagt namelijk jezelf te geven. Zolang de ander bij jou in de schuld staat voel je je de betere mens, de sterkste, de machtigste. Jij bent goed en de ander slecht. Vergeven vraagt van je die overmacht op te geven. Het is van de rechterstroon afkomen en afzien van je rechten. Afzien van vergelding en straf.
Vergeven is tenslotte iets heel kostbaars geven aan de ander: namelijk God. Wie vergeeft is als God, doet als God. In vergeving kan de ander liefde ervaren en in de liefde kan de ander God ervaren. Dat is de betekenis van die moeilijke zin: “Als men u op de ene wang slaat, keer hem dan ook de andere toe”. Zo op het eerste gezicht lijkt dat een dwaze houding: een houding van lafheid, slapheid, soft-zijn. Wij zeggen: “Je mag en moet jezelf verdedigen, niet over je heen laten lopen.” Maar als wij onrecht wreken, als wij kwaad met kwaad vergelden, hoe zal de ander dan tot bekering komen? Is er ooit iemand vriendelijk en gelovig geworden doordat hij met gelijke munt is terugbetaald? Wie zoiets ooit gehoord heeft mag het hier komen vertellen.
Het tegendeel heb ik wel gehoord. Een negerjongetje in Amerika kwam vanwege zijn hoge intelligente in een speciale klas met alleen maar blanke kinderen. Hij werd door allen genegeerd. Met kerstmis gaven de blanke kinderen elkaar cadeautjes, maar deze jongen, Jerry werd overgeslagen. De jongen moest er om huilen, dat is te begrijpen. Menselijk gesproken zou hij die jongens vervloeken en van die school afgaan. Maar toen hij thuiskwam dacht hij aan de woorden van Jezus: “Bemin je vijanden” en samen met zijn moeder ging hij cadeautjes kopen en deelde die in zijn klas uit aan zijn blanke broeders. Die jongens konden niet anders dan hem voortaan accepteren.
PREEK 6E ZONDAG DOOR HET JAAR a Rodenrijs en Bleiswijk 12/13 februari 2011
LEZINGEN: Sirach 15,15-20 en Mattheus 5,17-37
ECHTSCHEIDING ???
Vandaag zullen we even stil staan bij echtscheiding. Een delicate zaak, want onder ons kunnen gescheiden mensen zijn, of ouderen van wie kinderen gescheiden zijn Bovendien heb ik gemakkelijk praten omdat ik niet getrouwd ben. Toch wil ik er iets over zeggen. Het is goed te weten wat de kerk zegt over echtscheiding, ook als het niet uw eigen levensomstandigheden betreft. Want we kunnen allemaal in een gesprek hierover betrokken raken op een verjaardag, op het werk of bij de koffie.
Ik citeer enkele stukken uit de nota “Huwelijk in crisis” van de Diocesane Pastorale Raad van het Bisdom Rotterdam:
”Jezus heeft zich op het punt van de huwelijkstrouw zeer radicaal uitgesproken: “In het begin, bij de schepping, heeft God hen als man en vrouw gemaakt. Daarom zal de man zijn vader en moeder verlaten om zich te binden aan zijn vrouw en deze twee zullen één vlees worden. …. Wat God derhalve verbonden heeft, mag de mens niet scheiden. Wie zijn vrouw wegzendt en een ander trouwt maakt zich tegenover haar schuldig aan echtbreuk. En wanneer zij haar man verlaat en een ander huwt, begaat zij echtbreuk.” (Mc.10,5-12). ……De onverbreekbaarheid van het huwelijk is dus niet een extra juk dat de gelovige van buitenaf op de schouders wordt gelegd. Neen, in de visie van Jezus is het iets dat uit het wezen van het huwelijk zelf voortvloeit. …..
”En als ’t mislukt? Ondanks alles blijft ook het huwelijk van gelovige christenen een kwetsbare verbintenis, die van binnen uit door eigen nalatigheid wordt bedreigd, alsook door allerlei invloeden van buiten. Het komt voor dat vaak meer door onmacht dan door schuld – het samenzijn ondraaglijk of onleefbaar wordt en voor niemand meer herkenbaar is als teken van Gods liefde en zorg. Het samenzijn wordt dan slechts een karikatuur van de echtelijke trouw, die Jezus zo ter harte ging. …..
Hier wil ik persoonlijk aan toe voegen dat het daarom in bepaalde omstandigheden voor het welzijn van de echtgenoten en voor de kinderen, toch beter kan zijn dat de gehuwden uit elkaar gaan. De kerk kent geen echtscheiding zoals de burgerlijke stand dat kent, vanwege de uitspraak van Jezus: “Wat God verbonden heeft, dat mag de mens niet scheiden”. Dus ook de kerk mag dat niet. De kerk kent wel ontbinding en nietigverklaring van een huwelijk zodat de man en vrouw met een ander opnieuw kunnen trouwen voor de kerk
(1) ”De ontbinding van een huwelijk
Het kerkelijk recht maakt onderscheid tussen de ontbinding en de nietigverklaring van een huwelijk. In het eerste geval wordt een geldig huwelijk ontbonden; in het tweede geval wordt verklaard dat er van een geldig huwelijk nooit echt sprake is geweest. …. In de visie van het Kerkelijk Recht is elk huwelijk in principe onontbindbaar. ……(Behoudens enkele hoge uitzonderingen zoals in het geval dat het huwelijk niet door echtelijke geslachtsgemeenschap is voltooid)
(2) ”De nietigverklaring van een huwelijk.
Er kunnen serieuze redenen zijn tot aanvraag via de pastoor aan het zgn. “officialaat” (de kerkelijke rechtbank van een bisdom) tot de nietigverklaring van een huwelijk:
Als de wederzijdse belofte van trouw in Christus de kern van het christelijk huwelijk uitmaakt, dan is het logisch dat er alleen maar van een echt geldig huwelijk sprake kan zijn als de huwelijksbelofte in vrijheid en volwassenheid is uitgesproken. … In de traditie van de kerk is een huwelijksbelofte die onder dwang (bv. psychische onvrijheid, druk van derden enz.) tot stand was gekomen, dan ook niet bindend. In zo’n geval kan het huwelijk nietig worden verklaard. (vrijheidsprincipe)
Ernstige defecten die van het begin af aan een huwelijk tot een dubieuze zaak maken zijn bijvoorbeeld: een veel te lichtvaardige houding bij de partners, gebrek aan geestelijke rijpheid, veel te vroeg trouwen, verzwegen lichamelijke gebreken of ernstige ziekte, een strafblad, grote financiële schulden etc. enz. (kennisprincipe)
(3) ”Scheiding van tafel en bed
Moeilijker zijn de huwelijken die naar alle redelijkheid in vrijheid gesloten zijn, maar later tot een ondraaglijke situatie (voor ouders en kinderen) zijn uitgegroeid. Vanouds kent de kerk voor deze omstandigheden het recht van scheiding van tafel en bed.
Hier wil ik een persoonlijke kanttekening invoegen: Scheiding van tafel en bed verbreekt de huwelijkstrouw niet. Uit elkaar wonend kunnen de echtgenoten toch elkaar van dienst zijn en het gedeeld ouderschap uitoefenen. Zij kunnen de trouw beleven in gebed voor elkaar. Tenslotte houden ze op die manier de deur open voor herstel van de huwelijksliefde. Christenen zijn en blijven geroepen tot barmhartigheid en vergevingsgezindheid. Dat is misschien niet direct mogelijk. Diepe geestelijke wonden kunnen blijvende littekens achterlaten. Misschien is er menselijk gezien geen hoop op verzoening, maar voor God is niets onmogelijk. De echtgenoten behouden de roeping om net als de vader van de verloren zoon te blijven uitzien naar het berouw en de bekering van de vertrokken levenspartner. Om deze reden is het voor de kerk onmogelijk om “wat-God-verbonden-heeft” te scheiden en een tweede kerkelijk huwelijk in te zegenen.
Enige stellingen met betrekking tot gescheiden mensen (die evt. burgerlijk zijn hertrouwd)
1) De zware taak waarvoor de kerkgemeenschap staat in het opvangen en begeleiden van haar in scheiding geraakte leden is een dubbele: enerzijds heeft zij de opdracht van de Heer om de onontbindbaarheid van de huwelijksbelofte uit te dragen, terwijl zij anderzijds de barmhartigheid van de Heer moet waarmaken. Het is een illusie te menen dat de spanning die er tussen deze twee christelijke waarden kan ontstaan op simpele wijze kan worden opgelost.
2) Christenen dienen er zich voor te hoeden een snel en gemakkelijk oordeel uit te spreken over mensen die in scheiding zijn geraakt. Niemand kan het hart en het geweten van zijn medemens peilen. Dat komt alleen God toe. Elk geval is bovendien anders. Hoe vaak gingen mensen niet uit elkaar na een lange strijd, waarbij zij probeerden om toch nog te redden wat er te redden viel?”
Tot zover het citaat uit de brochure van het DPC. Ik kan me goed voorstellen dat dit artikel reacties of vragen oproept vanuit uw concrete huwelijks/scheidingssituatie. U kunt me mailen voor persoonlijke vragen.
U allen die er misschien niet direct mee te maken heeft, wil ik in ieder geval vragen te bidden voor de gehuwden en gescheidenen. Voor de gehuwden dat ze altijd goed met elkaar communiceren en openstaan voor elkaars vreugde en verdriet om scheiding te voorkomen. En bidden voor gescheidenen, dat ze blijven geloven in Gods liefde en hun gevoel voor eigenwaarde behouden.
In het nieuwste eucharistisch gebed voor huwelijksvieringen staat een hele mooie bede: “Wij smeken U, toon ook uw goedheid aan zovelen die zijn teleurgesteld in hun verlangen naar liefde en geluk. Wees Gij hun vrede, vertroosting en hoop, zodat zij de vreugde hervinden te leven in uw liefde, dienstbaar aan anderen.
PREEK VAN DE WEEK 5e ZONDAG JAAR A Hofland, Bergschenhoek en Bleiswijk
LEZINGEN: EERSTE LEZING: Jesaja 58,7-10
EVANGELIE: Mattheüs 5,13-16
THEMA: Zout en licht zijn relatiewoorden
Een rabbi vroeg eens aan een leerling: “Wanneer eindigt de nacht en begint de dag? Waaraan kun je dat zien?” De ander zocht naar een goed antwoord: “Misschien als de eerste zonnestraal boven de horizon uitkomt? Misschien wanneer men de eerste lichtschemering aan de hemel ontwaart? Of wanneer men een struik van een mens kan onderscheiden?” “Nee, zegt de rabbi, de nacht wijkt voor de dag wanneer de ene mens in het gelaat van de ander een broeder of zuster herkent. Zolang dat nog niet het geval is, is de nacht nog midden onder ons”.
Deze anekdote brengt ons direct bij de lezingen van vandaag die zeggen: “Uw licht zal stralen als de dageraad…. dan straalt uw licht in de duisternis, dan wordt uw nacht als de middag” (Jesaja 58,10). “Gij zijt het licht der wereld …… uw licht moet stralen voor het oog van de mensen”.(Mattheüs 5,16)
De lezingen roepen wel enkele vragen op: we mogen toch niet met onze goede daden te koop lopen? Zegt Jezus zelf niet in de bergrede: “beoefent uw gerechtigheid niet voor het oog van de mensen, om geëerd te worden. Als u een aalmoes geeft, bazuin het dan niet voor u uit om door de mensen geprezen te worden. Laat uw linkerhand niet weten wat uw rechter doet.”
We willen dat ook niet. We hebben niet meer de pretentie dat wij betere mensen zijn dan mensen zonder geloof. Hoeveel fouten heeft de kerk niet gemaakt in het verleden? De misbruikschandalen zijn nog nauwelijks uit het nieuws en liggen nog vers in ons geheugen. Paus Johannes Paulus II heeft in het jaar 2000 een algemene schuldbelijdenis gedaan voor grote fouten die christenen en ook de kerkelijke leiding in het verleden hebben gemaakt. En wijzelf zijn ook maar gewone mensen met fouten en gebreken. We willen niet opvallen als christen. Soms zijn niet-gelovigen veel edelmoediger en socialer dan gedoopten. Ook zij werken mee aan de vooruitgang, bouwen huizen, bevorderen de gerechtigheid…..Gelukkig maar.
Onze afkeer om als christen op te vallen lijkt in tegenspraak met wat Jesaja en Jezus vandaag zeggen: “Laat uw licht stralen in de duisternis” en “Uw licht moet stralen voor het oog van de mensen opdat zij uw goede werken zien……” In de bergrede zei Jezus er bij : “doe het niet om door de mensen geëerd te worden”. Maar vandaag zegt Hij er bij: “laat uw licht stralen voor het oog van de mensen ….. opdat zij uw Vader in de hemel verheerlijken.”
Het hangt dus af van onze motivatie: de goede werken moeten we niet doen om zelf geëerd te worden, maar om Gods wil te doen en God te verheerlijken, God die ons geroepen heeft en de genade geeft om goed te doen.
Dat is altijd de motivatie geweest van de missionarissen zoals zij die ziekenhuizen en medische posten hebben opgericht. Zij deden het niet om roem te verwerven, maar ze deden het voor God. Jezus heeft ook gezegd: “Wat je voor de minste der mijnen hebt gedaan, heb je voor Mij gedaan”. Door deze instelling van de missionarissen werden de mensen geholpen en tegelijkertijd het geloof verkondigd.
Ik heb dat in India gezien: daar is het verboden voor christenen om mensen te bekeren. Zij mogen geen evangelisatie-activiteiten ontplooien. Ze mogen buiten de eigen kerken niet verkondigen. Maar ze doen heel veel sociaal werk. En dat zien de mensen. Dat wordt gewaardeerd. Zelfs met onderscheidingen en bijvoorbeeld de eervolle staatsbegrafenis van Moeder Teresa. Zo brengen zij toch duizenden mensen tot Christus.
Wat voor de missionarissen geldt, geldt ook voor ons. De motivatie om te delen, aan goede doelen te geven, kledingacties te houden, vrijwilligerswerk te doen, onderdrukking te bestrijden en andere goede dingen te doen, is niet om zelf geëerd te worden, maar om God te eren en om een teken te zijn van Gods aanwezigheid in deze wereld.
Eigenlijk zegt Jezus ook dat we bescheiden en onopvallend goed moeten doen. Want Hij zegt: “Jullie zijn het zout der aarde”. Wat gebeurt er met zout? Het wordt in het eten gestrooid. In het eten lost het op. Het is niet meer zichtbaar. Het valt niet meer op. Maar het werkt wel. Het zout laat de andere ingrediënten beter tot hun recht komen. De eters zullen zeggen: wat een lekkere soep, dat is van een goede kok. En zij eren de kok. Niet het zout.
Als christenen kunnen wij zo in deze wereld aanwezig zijn: als zout in de soep: onopvallend, maar krachtig.
Ook licht heeft die eigenschap: een licht schijnt op iets of iemand anders. Een licht laat datgene wat beschenen wordt beter tot zijn recht komen.
Als het christendom echt wordt beleefd, is het ook vandaag een licht dat de mensen naar God brengt. Zoals in de volgende ware gebeurtenis:
Anouk werkt op een groot kantoor en veel van haar collega’s lopen nou niet bepaald over van ijver. Omdat ze christen is wil Anouk in iedereen Jezus zien en staat ze open voor iedereen, ook als iemand boos wordt of probeert haar voor de gek te houden. Ze weet dat de anderen niet slecht zijn en dat ieder zijn eigen zorgen heeft.
Op een dag komt de chef naar haar toe, terwijl de anderen afwezig zijn en vraagt haar: “Nu moet je me toch eens zeggen hoe je er in slaagt om nooit je geduld te verliezen”. Ze antwoordt ontwijkend en zegt: “Ik probeer alles niet zo zwaar te nemen”. Onmiddellijk reageert de chef: “Nee, dat is het niet. Dit heeft beslist iets met je geloof te maken, anders is het onmogelijk. En dan te bedenken dat ik niet in God geloof!”. (verhaal van Anouk, Woord van Leven februari 1999)
Een lamp plaatst zichzelf niet op de standaard. We hoeven onszelf dus niet op een voetstuk te plaatsen. Maar als wij een lichtend voorbeeld zijn, dan zal de wereld ons wel op een standaard plaatsen. Als wij licht uitstralen, dan blijven we niet verborgen. De mensen zullen het zien en God verheerlijken die in de hemel is.
LEZINGEN: 1 Kor.1,26-31 en Mt.5,1-12a
Beste vrienden van Jezus,
Ik hoorde op de radio eens een interviewtje met iemand die vroeger ooit ontslag had gekregen. Hij had een functie als afdelingschef. Zijn functie bleef bestaan maar na de reorganisatie zou iemand met een hogere functie zijn plaats innemen. De bedrijfsleiders hadden hun eigen hachje veilig gesteld. Hij vond dit onrecht, had er tegen geprotesteerd en ook gelijk gekregen.
Als bedrijven failliet gaan, zie je toch vaak dat schuldeisers naar hun centen kunnen fluiten, arbeiders in de ww gaan, maar de directeuren met een gouden handdruk ontslagen worden en de rest van hun leven kunnen gaan rentenieren.
Het is in de wereld natuurlijk vaak zo dat de machtigen bij een crisis goed wegkomen en de zwakkeren het slachtoffer zijn.
Dat zou eigenlijk niet zo moeten zijn. Waar het goed gaat zouden alle betrokkenen gelijkelijk in de vooruitgang moeten delen en waar het slecht gaat zouden alle betrokkenen gelijkelijk de lasten moeten dragen.
Mijn vader had een eigen bedrijf met twee personeelsleden. Hij liet zijn personeel elk jaar delen in de winst. Dat deed hij geheel vrijwillig, zonder enige verplichting.
In Brazilië is het initiatief genomen tot de zogenaamde economie van de gemeenschap: potentiële bedrijfsleiders hebben bedrijven opgericht waarvan statutair 1/3 van de winst weer in het bedrijf geïnvesteerd wordt,1/3 aan de plaatselijke leefgemeenschap gegeven wordt voor gemeenschapsopbouw en structurele verbeteringen van het dorp of de stadswijk en 1/3 aan een goed doel.
In de kerk hebben we daar een mooi woord voor: solidariteit. Het is een woord dat in de bijbel in de Willibrordvertaling maar eenmaal voorkomt: in Hebreeën 10,34: “Want ge zijt solidair gebleven met hen die gearresteerd waren. Gij hebt zelfs blijmoedig verdragen, dat men uw bezittingen in beslag nam. Ge waart u immers bewust iets te bezitten dat meer waard is en nooit verloren gaat.”
Maar de gedachte van solidariteit komt in de bijbel vaak voor. Bijvoorbeeld Romeinen 12,15: “Verblijdt u met de blijden en weent met hen die wenen”. En 1 Kor.12,26: “Wij allen zijn als gedoopten één enkel lichaam geworden…., het Lichaam van Christus. Wanneer één lid van dit lichaam lijdt, delen alle ledematen in het lijden; wordt één lid geëerd, alle delen in de vreugde”.
De kerkgemeenschap wordt vaak vergeleken met een lichaam. Paulus beveelt aan elkanders vreugde en verdriet te delen. Hier staan we voor een belangrijke opgave voor de kerk nu en in de toekomst: een gemeenschap te vormen waarin we elkaar vreugde en verdriet delen, waarin we solidair zijn met elkaar.
Dat is niet gemakkelijk omdat we in een tijd leven waarin alles geïndividualiseerd is. Ieder leeft voor zichzelf, heeft geleerd voor zichzelf op te komen en velen sluiten zich af in eigen huis om in welvaart en gemak een eigen leventje te leiden.
Het is ook geen gemakkelijke opdracht omdat de kerk zelf voorheen toch een massakerk was waarin ieder op zijn tijd de sacramenten kon halen en de kerkelijke plichten vervulde om zijn eigen ziel en zaligheid veilig te stellen. Ik teken het natuurlijk met opzet wat zwart/wit om duidelijker uit te laten komen waar we nu voor staan. De kerk moet weer een gemeenschap worden waarin we alle wel en wee met elkaar delen.
Als kerk hebben we niet veel macht meer in de maatschappij. Is dat erg? Als we dat aan Paulus vragen zal hij zeggen: “Nee, wat voor de wereld dwaas is heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen; wat voor de wereld zwak is heeft God uitverkoren om het sterke te beschamen; wat voor de wereld onbeduidend is heeft God uitverkoren”.
We moeten dan misschien wel weer van voor af aan beginnen zoals in de eerste eeuwen na Christus, maar misschien kunnen we het dan beter doen dan de kerk in de Middeleeuwen die veel macht had maar die niet altijd even goed gebruikt heeft.
Dan is de kerk de omgekeerde wereld. Dan kunnen wij het evangelie van Jezus in vervulling zien gaan: “Zalig de treurenden, want zij zullen getroost worden. Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.” Onze oud-bisschop van Luyn zegt ook vaak dat we als kerk een tegenbeweging in deze individualistische en materialistische maatschappij moeten zijn.
Moge de kerk de omgekeerde wereld worden: een plaats waar de armen en ontrechten, de zieken en de ouderen, de kinderen en de hulpbehoevenden, de mensen zonder aanzien en macht de belangrijkste plaatsen mogen innemen. Amen.
PREEK 2e zondag jaarcyclus A Bidweek voor de eenheid Pijnacker
LEZINGEN: Handelingen.2,42-47 Johannes 1,29-34
Broeders en zusters in het geloof, katholieken en gasten van onze zusterkerken,
We leven in een waterlandje. De afgelopen dagen hebben we veel regen gehad, al is het nog niets vergeleken met Australië. We kunnen ons dan ook niet voorstellen wat het is om in een woestijnachtig land te leven, tenzij we er ooit op vakantie geweest zijn.
Meestal maak ik fietsvakanties door Nederland. Een grote handicap zijn dan de rivieren en vaarten. Ze scheiden de stukken land en je kunt vaak niet rechtstreeks naar je doel toefietsen. Je moet soms tientallen kilometers omrijden om een brug of een pondje te vinden, en op de fiets kost je dat al gauw 1 of 2 uur extra.
Maar ik heb ook wel eens in de bergen gefietst. En daar kom je de waterbronnen tegen. Boven in de bergen ontspringen ze. Uit de rotsspleten sijpelt het water en gaat op weg naar Nederland.
Waarom vertel ik dit allemaal? Omdat in psalm 36, vers 10staat: “Bij U, God, is de bron van leven”. De bron van leven. Ja, God heeft ooit het leven geschapen. En Hij schept het leven nog steeds. Hij schept de ziel in de mens. We zijn allemaal kinderen van één Vader, kinderen van God. Zowel gelovigen als niet-gelovigen zijn dat, maar wij gelovigen weten het. Jezus heeft het ons geopenbaard. Daarom noemen we ons christenen.
We zijn allemaal gedoopt met water. Dat was de bron van ons geloof, van ons christenzijn. We hoorden daarover in het evangelie. Ook Jezus liet zich dopen als begin van zijn openbaar leven, als bron van genade.
Jezus stierf in Jeruzalem en daar ontstond dan ook de eerste christengemeente, uit joden. Maar Hij kwam niet alleen voor het volk van Israël, oftewel het joodse volk, maar Hij kwam voor alle volkeren op aarde. En zo ontstond het universele christendom en de wereldkerk. Door de doop zijn wij in die gemeenschap opgenomen.
Maar helaas, de christenen zijn in de loop der eeuwen verdeeld geraakt. Grote brede ondoorwaadbare rivieren van meningsverschillen scheiden ons. Af en toe zwemt er wel iemand over, gaat er iemand over van de ene kerk naar de andere, maar we blijven gescheiden.
De politici en economen zijn er 10 jaar geleden in geslaagd één munt in te voeren, de euro. Europa is er in geslaagd op vreedzame wijze een zekere eenheid te bereiken. Als economen daar wel in slagen, waarom slagen wij christenen daar dan niet in? Waarom zijn de mensen die met wereldse zaken bezig zijn ons steeds weer voor, terwijl wij toch eigenlijk met ons geloof, de hoop en het gebod van de naastenliefde voorop zouden moeten lopen?
Als je met iemand op stap bent, bijvoorbeeld in een bos, in een winkelcentrum of in een pretpark, en je raakt elkaar kwijt, dan is het het verstandigst om terug te gaan naar de plaats waar je elkaar voor het laatst gezien hebt. Terug naar de bron zou je kunnen zeggen.
Als je twee stroompjes terug volgt, stroomopwaarts, dan komen ze weer bij elkaar. Als twee mensen elkaar zien aan weerszijden van een riviertje, dan kunnen ze bij elkaar komen door terug te lopen naar de bron. Als twee mensen uit elkaar gegroeid zijn, dan kun je de onenigheid oplossen door terug te gaan naar het begin van de problemen: wanneer is het begonnen, waardoor ontstond er wrijving, waar ben je uit elkaar gegaan? Terug naar het begin, terug naar de bron en van daar uit opnieuw beginnen.
Christenen die uit elkaar gegroeid zijn kunnen elkaar weer ontmoeten door terug te gaan naar de bron. Daarom moeten we ons meer bezinnen op Jezus Christus, zoals Hij door de bijbel tot ons komt. Terug naar de bron. Daar waren we nog één.
Laten we bijvoorbeeld het verhaal lezen van het Laatste Avondmaal. Jezus neemt het brood en de wijn en zegt: “Dit is mijn Lichaam en Bloed. Neemt eet en drinkt hier allen van. Blijft dit doen om Mij te gedenken”. Hij nodigde uit. Hij maakte er geen transsubstantiatieleer bij als voorwaarde om er aan deel te nemen. Terug naar de bron.
Johannes doopte met water ter vergeving van onze schuld. Hij spreekt niet over erfzonde. Terug naar de bron. De apostelen doopten in naam van de drieëne God. Jezus doopte met de Heilige Geest. Er wordt nergens in de bijbel gesproken over een katholiek of protestants doopsel. Bestaat niet. Er was één geloof, één doop, één Heer Jezus Christus, één God en Vader van allen. (Ef4,5-6) Terug naar de tijd dat er nog geen meningsverschillen waren over allerlei theologische zaken. En van daaruit opnieuw beginnen.
Als christenen zijn we gescheiden door brede rivieren. Laten we eerst maar eens erkennen dat we uit dezelfde bron putten.
Terug naar de bron is een lange en moeizame weg, bergopwaarts.
Misschien kunnen we een kortere weg bewandelen. Misschien kunnen we bruggen over de rivieren slaan. De naastenliefde is een brug. De naastenliefde overbrugt elk meningsverschil, elk wantrouwen, alle haat en onbegrip. Paulus schreef eens een brief aan de Korinthiërs, de Korinthiërs die toen al ruzie maakten over allerlei godsdienstige zaken. Hij schrijft daarin: “Al heb ik het volmaakte geloof, dat bergen verzet, als ik de liefde niet heb, ben ik niets”. Als we de liefde hebben, zijn we bij de bron. Want God is liefde. Hoe meer we drinken van deze bron, hoe meer we leven van dat levengevende water, dat zijn Woord is, des te dichter zullen we bij elkaar komen en leven als broeders en zusters.
Terug naar de bron. Terug naar Jeruzalem, naar die eerste christengemeenschap. In de eerste lezing uit de Handelingen van de apostelen hoorden we hoe zij met elkaar leefden. Deze tekst moet model staan voor elke kerkgemeenschap. Deze tekst is èèn van de inspiratiebronnen van Chiara Lubich, de stichteres van de oecumenische focolarebeweging. Zij schrijft in een meditatie bij deze bijbelperikope:
De eerste christengemeenschap van Jeruzalem wordt beschreven als een levendige groep met een grote spirituele kracht en vooral met een sterke eenheid. De eenheid was voor Jezus heel belangrijk: zij moet het kenmerk zijn van zijn kerk en de bron van haar uitstraling en doorwerking.
De heilige Geest is een geest van liefde en eenheid. Hij maakte alle gelovigen van die eerste gemeenschap in Jeruzalem één met de verrezen Heer en met elkaar. Alle verschillen in etnische achtergrond, cultuur en sociale status vielen weg. De heilige Geest bracht onder de gelovigen een eenheid van hart en geest tot stand. Hij hielp hen om alle gevoelens die de onderlinge verstandhouding moeilijk maken, te overwinnen. De grootste hindernis voor de eenheid is ons individualisme, de gehechtheid aan onze eigen ideeën en zienswijzen, aan onze eigen voorkeuren. Het egoïsme werpt barrières op die ons isoleren en die mensen die anders zijn dan wij uitsluiten. ….
Laten we daarom proberen naar de stem van de heilige Geest te luisteren en op allerlei manieren te groeien in onderlinge gemeenschap. Allereerst op geestelijk niveau, door geen gehoor te geven aan alles wat een kiem van scheiding in zich draagt. We kunnen bijvoorbeeld onmogelijk verenigd zijn met Jezus en tegelijk in onmin leven met elkaar, ons egoïstisch gedragen, ieder onze eigen gang gaan, oordelen koesteren over anderen of hen misschien zelfs uitsluiten. Er is dus een nieuwe bekering tot God nodig. Hij wil ons verenigd zien.
Daar komt bij dat we in deze maand de Gebedsweek voor de eenheid van de christenen vieren. Dit stimuleert ons om te bidden en onze banden van eenheid en liefde te versterken met onze broers en zusters die tot andere kerken behoren. Met hen hebben we het ene geloof en de ene geest van Christus, die we ontvingen bij onze doop, gemeenschappelijk.
Winfried Kuipers
PREEK VAN DE WEEK ZONDAG DOOP VAN DE HEER JAAR A
2011: Rodenrijs, Huize Petrus en Bleiswijk
LEZINGEN: EERSTE LEZING: : Jesaja 42, 1-4.6-7 EVANGELIE: Mt.3,13-17
THEMA: in dienst bij God.
Broeders en zusters,
In een personeelsadvertentie zag ik de volgende functie-eisen staan:
- je wordt belast met alle voorkomende werkzaamheden
- er wordt van je verwacht dat je in staat bent om in samenwerking de werkzaamheden goed te organiseren, te plannen en te bewaken
- je weet op correcte wijze met onze cliënten om te gaan
- je moet zeer zelfstandig kunnen werken
- je moet op zijn tijd initiatieven weten te ontplooien
- je mag niet in paniek raken als meerdere zaken tegelijkertijd de aandacht vragen
- je werkt efficiënt
- je hebt gevoel voor humor
- je bent stressbestendig
- je bezit uitstekende contactuele vaardigheden
- wij verwachten tevens dat je de Nederlandse taal beheerst
- en een gesprek in het Engels correct kunt afhandelen
- je moet zeer goed overweg kunnen met MSWord 7.0
- je hebt een opleiding op HAVO/VWO-niveau
- relevante werkervaring
Weet u voor welke functie dit gevraagd wordt? Secretaresse
Een andere:
- Heb je oog voor mensen?
- Heb je de talenten om te achterhalen wat mensen beweegt?
- Weet je een flinke dosis mensenkennis te combineren met gezond zakelijk verstand?
- We kijken niet alleen naar diploma’s. We hebben het liever over een hbo of academische werk- en denkniveau.
- En minstens zo belangrijk vinden we ondernemerschap, ambitie, durf, zorgvuldigheid, betrokkenheid,
- en het vermogen om overzicht te houden in de drukte van alledag.
- een paar jaar werkervaring is een absolute pre.
Voor welke functie wordt dit gevraagd, denkt u? Coach van overheidspersoneel.
En deze:
- wij zoeken iemand met een goede geest
- een sterk gevoel voor gerechtigheid
- iemand zonder geldingsdrang
- iemand die niet de publiciteit zoekt
- iemand die goed kan luisteren
- iemand die gevoel heeft voor mensen met teleurstellingen
- begrip voor aftakelende mensen
- iemand die een scherp onderscheidingsvermogen heeft voor de waarheid.
- iemand die onvermoeibaar is
- iemand die tegenslagen goed kan verwerken
- deze persoon moet beschikken over goede communicatieve eigenschappen
- het vermogen hebben om vastgelopen mensen weer perspectief te bieden
- het vermogen om ontmoedigde mensen weer te motiveren
Van wie wordt hier een profielschets gegeven?
Van een maatschappelijk werker, een cipier of een medewerker van een arbeidsbureau? Een psycholoog, bejaardenverzorger of een reclasseringswerker?
Nee, deze profielschets werd door Jesaja gemaakt om iemand te beschrijven die in dienst van God wil treden. Dienaar van de Heer, wordt hij genoemd.
Wie voldoet aan deze beschrijving? Met name de eis om geen geldingsdrang te hebben en goed te kunnen luisteren zijn in deze tijd niet erg populair.
Een inwoner van Nazareth heeft op deze advertentie gesolliciteerd. Hij meldde zich bij het uitzendbureau, bij een zekere Johannes de Doper. Als teken van aanname werd Hij gedoopt. Wat was het bijziondere van deze sollicitant? Hij was de zoon van de baas. En de baas zelf bevestigde de aanname met de mededeling dat deze dienaar zijn veelgeliefde was, in wie Hij welbehagen had. Moderne vertalingen zeggen: “een man naar mijn hart”.
Wij mogen allen op die advertentie solliciteren. Eigenlijk zijn we al aangenomen, want we zijn al gedoopt. God heeft zijn hoop en verwachting al op ons gesteld.
Hoe is onze relatie met de grote Baas? Hoe kijken we tegen hem aan? Zien we Hem als een strenge Baas die alleen maar kritiek op ons heeft? Of zien we hem als een fijne Baas, die oog heeft voor onze inzet? Een Baas die ons waardeert en die ons graag ontmoet?
Als wij kijken wat die Baas van zijn Zoon verwacht, dan mogen we veronderstellen dat Hij zelf ook zo is. De appel valt niet ver van de boom. Dan mogen we God zien als een baas voor wie de werknemer geen nummer is, geen machine, geen automaat. God kent onze teleurstellingen, ons lijden en onze zwakheid. Maar toch wil hij ieder van ons in zijn dienstbetrekking.
Dit besef kan ons helpen ons over teleurstellingen heen te zetten en onze levensopdrachten moedig te aanvaarden.
God ontslaat ons nooit. Als dienstknecht van God gaan we ook nooit met pensioen. Niet met 65, niet met 67, nooit. We komen zelfs niet in de ziektewet, want nooit is iemand te ziek om te geloven en de medemens te beminnen. Een woord van dank, een gebed, een vriendelijke blik is al genoeg om dienaar van God te zijn.
Er is ook geen minimumleeftijd om deze functie te aanvaarden: kinderen met hun spontaneïteit-, jongeren met hun energie en talenten, ouderen met hun levenservaring, allen staan we in dienst van God.
“Dit is mijn liefste kind, een mens naar mijn hart”. Moge die woorden van God voor ieder van ons van toepassing zijn.
PREEK kerstmis 2010 Bergschenhoek nachtmissen, Pijnacker dagmis en Berkel 2e kerstdag
LEZINGEN: Openbaring 22,12-16; Lucas 2,1-14 en Mattheüs 2,1-12
THEMA: de Morgenster is opgegaan
Beste kerstgangers,
Ik begin met een vraag: als de drie Wijzen uit het oosten in deze tijd naar Betlehem gereisd waren, zouden ze dan ook verkeerd in Jeruzalem uitgekomen zijn?
Antwoord: nee, natuurlijk niet. Ze zouden zeker een Tom Tom hebben gehad die hen de weg gewezen had. Een Tom Tom krijgt via een satelliet informatie over de plaats waar je je bevindt en de weg die je moet volgen naar een geprogrammeerd doel. Een Tom Tom waarschuwt ook als je fout rijdt, dan zegt een geduldige stem: “ga terug, ga terug” – of: “keer om, keer om”. Een Tom Tom werkt via een GPS. Dat is de afkorting van Global Position System. Via satellieten krijgt dit systeem haar informatie. Wie ’s nachts naar de sterrenhemel kijkt die ziet regelmatig een bewegende ster. Dat is in feite een satelliet die rond de aarde draait.
Kardinaal Simonis gebruikte een GPS als beeld in zijn catechesetoespraak op de Wereldjongerendagen in Keulen. Keulen is de plaats waar relikwieën bewaard worden van de drie wijzen uit het oosten.
Hij vroeg zich af of er soms ook een soort GPS voor ons leven is, dat antwoord geeft op vragen als: “Hoe vind ik richting in mijn leven?. .Welke weg is de juiste?. .Moet ik de kortste weg nemen of een langere weg, die weliswaar moeilijker is maar die mij dan ook des te meer van de natuur laat zien en genieten?. Welke oriëntatiepunten zijn er te vinden?. Wat is nu eigenlijk de bedoeling van mijn bestaan?. .Is er voor deze zo wezenlijke vragen ook niet een soort GPS voorhanden die mijn positie bepaalt en mij richting geeft, een soort ster van Betlehem waarop de Wijzen van het Oosten koersten.”
Simonis gaf een nieuwe uitleg aan de afkorting GPS:
de G stond volgens hem voor geliefd en geroepen. “We zijn allemaal door God geliefd, omdat we, weliswaar voortkomend uit onze ouders, door God vanaf alle eeuwigheid gewild en geliefd zijn. Iedereen mag en moet weten dat je niet zomaar stomtoevallig op deze wereld bent. Niemand heeft om het leven gevraagd. Het is ons door God geschonken”.
We zijn geroepen om onze eigen unieke weg door het leven te volgen. Ieder mens heeft een eigen roeping. Ieder leven heeft een bepaalde zin. God wil ieder mens inschakelen om op zijn eigen plaats en eigen wijze mee te bouwen aan het Rijk Gods. God kent geen werkelozen in zijn Rijk.
Aan de P van GPS gaf Simonis de betekenis van pelgrim. Een pelgrim is iemand die op weg is naar een heilige plaats, een heiligdom, bijvoorbeeld Santiago de Compostella (letterlijk vertaald: H.Jacobus van het sterrenveld). Of komend jaar naar de wereldjongerendagen in Madrid. Maar dat doel is vaak niet eens het belangrijkste. De pelgrim gaat te voet of op de fiets en wil lang onderweg zijn, omdat hij onderweg kan nadenken over zijn leven en zijn roeping. We zijn op weg naar Jezus, op weg naar het eeuwig leven. Dat is onze eindbestemming die we moeten programmeren in ons GPS.
Ten slotte de S. Daaraan gaf Simonis de betekenis van de ster.
Een ster leidde de wijzen uit het oosten naar het pasgeboren kind te Betlehem. “Ze lieten zich door een ster leiden op zoek naar iemand die voor hen de zingeving van en voor hun leven zou worden. In Betlehem vinden zij niets uitzonderlijks of koninklijks: neen, zij vinden een klein mensenkind, een vrouw en een man. Dat is alles. ….Maar zij gaan door de knieën en aanbidden dit kleine mensenkind en huldigen het.”
Er zijn vele sterren in het leven die wij volgen en aanbidden: popsterren, artiesten, tv-sterren, politici etcetera. Ik wil oproepen deze sterren niet zomaar blindelings te volgen. Zij wijzen niet allemaal de goede weg door het leven. Velen van hen volgen dwaalwegen op moreel en sociaal gebied. Onder hen zijn Herodesen, die enkel uit zijn op macht en aanzien.
Onze ster is Christus. Hij zegt: “Ik ben het licht der wereld, wie Mij navolgt zal niet in het duister rondgaan, maar het licht van het leven bezitten”. En in de eerste lezing uit het laatste Boek en het laatste hoofdstuk van de bijbel staat dat Jezus zich de stralende morgenster noemt. Deze Morgenster is (vannacht) voor ons opgegaan.
Jezus Christus is onze morgenster, die een nieuwe dag, een nieuwe toekomst aankondigt!
“Daarnaast zijn er vele andere sterren, die ons laten zien hoe en waar Gods leiding in ons leven te bespeuren is. Het zijn talloze mensen van goede wil. Het zijn Maria, de apostelen, grote heiligen voor wie het evangelie geleefde werkelijkheid werd. Maar ook bijvoorbeeld eigen ouders en talloos vele zeer eenvoudige gelovigen.”
Wij zijn als christenen allen geroepen om sterren te zijn in deze soms zo duistere wereld. In een samenleving waarin steeds meer mensen van elkaar vervreemden, vereenzamen, verharden, overspannen raken, een wereld waarin mensen het lijden niet meer kunnen dragen omdat ze zich een last voelen voor de omgeving, een wereld waarin er nog altijd veel oorlog en zinloos geweld is, waarin vele kinderen opgroeien zonder ouderlijke liefde, in deze wereld zijn wij geroepen om lichtpuntjes te zijn in de duisternis. Paulus zegt in zijn brief aan de Philippenzen (2,15): “Zorgt dat u onberispelijk en ongerept bent, als onbesproken kinderen van God. U moet als de sterren aan de hemel schitteren temidden van gewetenloze en ontaarde mensen”.
Een ster geeft licht van zichzelf. Een satelliet of ruimtestation doet dat niet. Zij weerkaatsen het zonlicht. De ster van Betlehem was ook geen echte ster. Volgens sterrenkundigen was het was een komeet, de komeet Halley. Een komeet is ook een hemellichaam dat het zonlicht weerspiegelt. De ster van Betlehem is Jezus. Hij was de mens bij uitstek die Gods liefde uitstraalde.
Dat is ook voor ons zo. Als christenen hebben wij de taak het licht van God te weerkaatsen in deze wereld. Stralende ogen, een opgewekt gezicht, een hoopvolle en vertrouwvolle houding bij ziekte of tegenslag en bovenal de naastenliefde die we hebben, zijn tekenen van een christelijk leven. Wij mogen Gods liefde voor iedere mens weerspiegelen in deze wereld.
(De wijzen uit het oosten namen geschenken mee: goud, wierook en mirre. Ik was eens bij een kerstconcert van Elly en Rikkert. Rikkert stelde de vraag wat de wijzen als geschenken meegenomen zouden hebben, als ze uit het westen gekomen waren. Hij dacht aan pampers, cola, chips, hamburgers en een big mac. Ik denk een game-boy, een mp-3-speler, een mobieltje en een levenslooprekening.
Maar er zijn prachtige kerstverhalen in omloop over bezoekers aan de stal van Betlehem die met lege handen aankomen. Het verhaal van de vierde koning, het verhaal van prinsje Joezoef od Irineus. Zij hebben onderweg hun geschenken weggegeven aan mensen in nood. Hun lege handen zijn het mooiste geschenk. Zij hebben zichzelf weggeschonken aan de medemens. Jezus heeft gezegd: “Wat je voor de minsten der mijnen hebt gedaan, dat heb je voor Mij gedaan”. )
Het belangrijkste is dat we die Morgenster volgen, dat we de weg volgen die Jezus ons wijst. Dat we onszelf geven aan Hem.
God hoeft geen cadeau’s, geen goud, geld of wierook. Hij schenkt óns een kerstcadeau. God schenkt u allen een GPS-systeem. Hij schenkt zichzelf als een klein kind, Hij geeft zijn eigen Zoon, de Morgenster, zodat wij deze ster kunnen volgen. Jezus is onze morgenster, ons GPS voor het leven.
Winfried Kuipers
LEZINGEN: Jesaja 11,1-10; Mattheus 3,1-12
wie de koek krijgt en wie de gard.
Met deze bekende zinnen
wil ik vandaag mijn preek beginnen.
Want op dit feest van Nicolaas
kijkt ieder naar die grote baas.
Die bisschop die al het goede beloont met koek
maar elke kwade daad schrijft in zijn grote boek.
Vandaag gaat het over kinderwensen
maar ook die van grote mensen.
Het verlanglijstje van een kind, daar staat nog niet veel op:
wat speelgoed, cd’s, computerspelen of een pop.
Dat kan een rijke Sint met geld wel kopen
dus, daar mogen kinderen wel op hopen.
Maar op het verlanglijstje van grote mensen
staan vaak heel andere wensen:
zij willen soms heel grote dingen waar ze van dromen:
een eigen huis, een auto, een grote tuin met heel veel bomen.
Kijk je echter diep in hun hart
dan zie je daar vaak heel veel smart:
want dat wat het belangrijkste in het leven is,
is bij hen vaak een groot gemis:
de liefde, fijn werk, goede buren, wat aandacht en geborgenheid,
gezondheid, rust, ontspanning en voor elkaar meer tijd.
Dat zijn toch onze diepste dromen
maar daarvan is nog weinig terecht gekomen.
Wat zou Jezus op zijn verlanglijstje hebben gezet?
Ik weet zeker: Hij was niet alleen maar uit op pret.
Hij wilde graag dat mensen veel om elkaar geven
en altijd voor elkaar klaar staan in het leven.
Hij wilde een hele nieuwe wereld voor de mensenkinderen,
een wereld waarin mensen elkaar niet meer doden of hinderen.
Er was een vriend van Jezus die het de mensen al ging vertellen,
Johannes de Doper die zei: “Mensen, pas op je tellen”
Hij was een soort Zwarte Piet bij Sinterklaas,
maar dan niet zwart en ook niet dwaas.
Voor zichzelf was hij heel streng,
zijn uiterlijk was wel een beetje eng:
een mantel van kameelhaar en een riem er om heen gebonden:
hij at wilde honing en sprinkhanen die hij in de woestijn had gevonden.
Dat deed hij om de aandacht te trekken
en mensen uit hun slaap te wekken.
Hij was een profeet die de mensen moest leren
dat ze zich tot een beter leven moesten bekeren.
Hij zei: “de verwachtingen van Jezus moeten jullie in vervulling laten gaan:
leef rechtvaardig en maak zo voor Hem ruim baan.
Laat je dopen tot vergeving van je zonden
dan geneest God alle zielewonden.
Dan zal het leven een feest worden zoals het in de hemel is.
Dat verzeker ik jullie, waarachtig en gewis.”
Johannes vond zichzelf nog te min voor de minste taken
zoals bijvoorbeeld de schoenen van de Heer los te maken.
Als u ‘s ochtends op moet staan,
dan trekt u vast uw schoenen aan.
Die schoen die bij de schoorsteen heeft gestaan,
waar u op 5 december uw verlanglijstje in hebt gedaan,
Denk dan voortaan eens even aan onze Lieve Heer:
welk verlanglijstje heeft Hij voor mij vandaag nu weer?
Wat zou Hij vandaag doen als Hij in mijn schoenen stond?
Doe dat dan zelf en je leven wordt blij en gezond.
Wat Jezus van u vandaag verwacht
is dat u Gods wil steeds hebt volbracht.
Vol verwachting klopt zijn hart:
brengt u Hem vandaag vreugde of smart?
Jezus wacht al 2000 jaar op de vervulling van zijn wensen
maar nog altijd zijn er slechte mensen.
Toch heeft Hij nog geduld met ons en hoopt dat we tot bekering komen
zodat we niet in de zak naar Spanje worden meegenomen.
Jezus verwachtte een nieuwe hemel en een nieuwe aarde;
dat is de reden dat Hij ons tot nu toe spaarde.
Een aarde waar gerechtigheid zal wonen
waar de mensen niet van honger of door geweld om hoeven te komen.
Als wij allen Gods koninkrijk verwachten,
laten we ons dan daarvoor inzetten met al onze krachten.
Vol verwachting klopt nog altijd Jezus’ hart:
brengen wij Hem wat vreugde of veel smart?
Mogen wij Johannes’ boodschap goed verstaan
en vandaag nog Jezus’ weg op gaan.
Dan wordt niet enkel ons doopkleed met water wit gewassen
maar zal de Heilige Geest steeds op ons passen.
Danken wij God voor zijn groot geduld
en bidden we dat we met zijn Geest worden vervuld.
W.T.M.Kuipers,
PREEK VAN DE WEEK 1e ADVENTSZONDAG JAAR A 2010 Pijnacker, Bergschenhoek en Bleiswijk
LEZINGEN: EERSTE LEZING: Rom.13,11-14 EVANGELIE: Mt.24,37-44
THEMA: Stel niet uit tot morgen.
Ik maakte eens een duinwandeling met een collega. Na afloop zei hij: “Dit hebben we in ieder geval gehad”. Ik vroeg: “Hoezo?”. “Nou”, antwoordde hij, “als ik vandaag invalide wordt heb ik dit in ieder geval nog mogen beleven. Dit kunnen ze me niet meer afnemen”.
* ongelukken, ziekte, invaliditeit e.d. komen altijd onverwacht.
* daarom moeten we genieten van wat we nu hebben: pluk de dag.
En in een volgend couplet zingt hij:
Zou het nog veel langer duren of waren dit mijn laatste uren op de wereldbol?
* Geniet van een feestavondje, een vakantie, een etentje, een zonnige dag. Het kan de laatste zijn.
* voor mij heeft het onverwachte nog een andere kant dan genieten: het vraagt ons te zorgen voor een goed geweten.
* bv. een belofte vervullen, dat niet alsmaar uitstellen. Een bezoek niet alsmaar opschuiven (het is me pas nog overkomen dat ik te laat was, dat een persoon die ik wilde gaan bezoeken net overleden was), een schuld aflossen, dat niet vooruit schuiven, niet te lang wachten met iets goed te maken.
* hoe moeilijk is het te verwerken dat iemand sterft met wie je nog wat goed te maken had.
* Moeder Teresa zei vaak: “Ga nooit naar bed zonder vergeven te hebben”.
* Een spreekwoord zegt: “Stel niet uit tot morgen wat je vandaag al kunt doen”.
* Een rabbi, Eliezer, zei eens: “Bekeer je een dag voor je dood”. Zijn leerlingen vroegen hem: “Weet iemand dan op welke dag hij zal sterven?” Hij antwoordde; “Des te meer reden is er dan dat hij zich vandaag bekeert”.
* de gedachte dat ook ons wat kan overkomen zet ons aan bijvoorbeeld om ’s ochtends nooit de deur uit te gaan zonder de huisgenoten te groeten. Ook hiervan zie je soms zo’n mooie spreuk op een tegeltje bij de deur: “Ga nooit de deur uit zonder te groeten. Je weet nooit wanneer je het noodlot zult ontmoeten”.
* Jezus zegt: “Wees dus waakzaam want je weet niet op welke dag uw Heer komt. Wees bereid, omdat de mensenzoon komt op het uur waarop je het niet verwacht”.
* de gedachte aan de dood kan ons heel negatief, bedreigend en beangstigend overkomen, maar het kan ons ook aanzetten juist dat te doen wat het leven hier al vreugdevol maakt: als we nu al een ruzie bijleggen, dan plukken we er nu al de vruchten van. Als we nu al een ander helpen, dan hebben we er nu al de dankbaarheid van. Als we nu al iemand een bloemetje sturen, dan profiteren we nu al van zijn vriendschap. Als we nu al … vul zelf maar in.
* dat is de functie van de advent: in ons leven ruimte maken voor het onverwachte. Ons leven niet zo vol plannen en niet zo vast zitten aan je agenda dat het onverwachte je leven helemaal overhoop gooit.
Niet alleen het ongeluk komt onverwachts, maar ook het geluk. Het zou zonde zijn als we dat aan onze neus voorbij zouden laten gaan.
We kennen wel het liedje van Lennie Kuhr: “het zijn de kleine dingen die het doen: Dat kleine beetje zon
waar je al wekenlang op wacht. Die uitgestoken hand die je van hen niet had verwacht. Dat kleine bosje bloemen en precies op dat moment. Die onverwachte brief als je alleen of eenzaam bent.”
Wij willen zo graag de toekomst kennen. Daarom lezen we zo gretig horoscopen. Een horoscoop waar in staat: komend weekend kunt u onverwacht bezoek verwachten. Dat is natuurlijk een contradictio inter terminis: een tegenstelling in één en dezelfde zin: iets onverwacht verwachten. We willen zo graag alles van tevoren weten dat we dik geld neerleggen voor de waarzeggers en toekomstprofeten.
Een 40 jarig echtpaar komt op één van de reizen, die ze zo graag maken, in een grote stad en gaan op bezoek bij een wereldberoemde waarzegger. Hij wil weten of ze nog lang en gelukkig zullen leven. De waarzegger begroet hem vriendelijk en zegt: “Voor € 50,- mag u twee vragen stellen.”. Emiel zegt: “Is dat niet een beetje veel?” De waarzegger: “Nee hoor, dat rekenen alle waarzeggers?” Emiel, helemaal verbluft: “Rekent u dat bij iedereen?”. De waarzegger: “Ja. Dat waren 2 vragen, en nu betalen”.
Juist het onverwachte maakt het leven zo spannend en zo interessant. Juist in het onverwachte kan God in ons leven komen. Ik hoop dat dat de ontdekking van deze adventstijd mag zijn en dat het ons aanzet om waakzaam te leven.
INLEIDING:
Er is een kinderliedje waarvan men mij eens heeft verteld dat het een religieuze betekenis heeft:
“Witte zwanen, zwarte zwanen, wie gaat er mee naar Engelland varen. Engelland is gesloten, de sleutel is gebroken. Is er geen ene timmerman die de sleutel maken kan? Laat doorgaan, laat doorgaan, de achterste moet voorgaan.”
Witte en zwarte zwanen duidt op alle mensen van alle rassen, blank en zwart. Engeland is het land van de engelen, het hemels paradijs. Het paradijs is gesloten en de sleutel gebroken door de zondeval. Is er geen ene timmerman die de sleutel maken kan? Ja, Jezus, De achterste moet voorgaan. Jezus was de achterste, minste, een slaaf, een gekruisigde. Hij ging ons voor naar het paradijs.
Hij heeft de sleutel tot het paradijs gemaakt en aan ons gegeven.
INLEIDNG OP DE LEZINGEN
Het joodse volk bestond uit 12 stammen. Om daar een beetje eenheid in te brengen wilden ze één sterke koning over alle stammen. De stam Juda had David al tot koning verheven. David zetelde in het zuiden, in Hebron. De noordelijke stammen van Israël gaan daar naar toe om David te vragen over alle stammen koning te worden.
PREEK
Burgers van Gods koninkrijk,
Op tv zien we wel eens spectaculaire reddingen: mensen die na een scheepsramp uit zee worden opgevist, mensen die na aardbevingen na 30 dagen onder het puin vandaan gehaald worden of na een paar maanden uit een kolenmijn, etcetera. Er zijn tegenwoordig traumateams die met een helikopter overgevlogen worden, anti-terreurcommando’s die gijzelaars bevrijden, reddingsbrigades aan het strand met supersnelle boten etcetera. Gelukkig zijn dat allemaal dingen waar we niet dagelijks mee te maken krijgen. Met een beetje geluk komen we zonder rampen of ernstige ongelukken door het leven.
Voor de meesten van ons geldt toch wel dat we lekker in ons vel zitten, veilig wonen, niet van de honger omkomen, niet onderdrukt worden; we hebben wat goede vrienden, we hebben een vast inkomen, we kennen onze omgeving, we hebben een goed verstand, we hebben een goede opleiding gehad en we spreken verschillende talen. We redden ons wel. “Ik red me wel”, hoor je dan ook vaak zeggen. “Ik red me wel”. Als we eens bij die woorden stil staan, dan beseffen we opeens hoe bevoorrecht we zijn. We kunnen voor onszelf zorgen. We hebben geen ander nodig om in leven te blijven. We zijn van niemand afhankelijk. We redden ons wel. Zo op het eerste gezicht tenminste.
We zitten niet in nood. We hoeven niet gered te worden. In de tweede wereldoorlog was dat anders. Toen waren we in nood. En tijdens de watersnoodramp van 1953. Maar dat is allemaal al weer lang geleden. Mensen onder de 50 kennen geen grootschalige levensbedreigende leefomstandigheden. Niemand zit op een redder te wachten. Zo lijkt het tenminste.
Maar waarom plegen er zoveel mensen zelfmoord in onze samenleving? Waarom moeten er alsmaar gevangenissen bijgebouwd worden in Nederland? Waardoor zijn er onder de 3e generatie Marokkaanse jongeren een groot aantal probleemgevallen? Waarom moet er bij een Haagse middelbare school politiebewaking zijn als de school uitgaat? Waarom lopen in de grote steden de helft van de jongeren met een mes op zak? Is er misschien toch iets mis in onze samenleving? Is er dan misschien toch een redder nodig? Een sterke koning?
De grootste oorzaak van het ziekteverzuim op het werk is stress en spanningen. In de psychiatrie zijn er lange wachtlijsten. Hoe komt dat?
Zou het niet komen doordat onze maatschappij steeds individualistischer en zakelijker wordt? Winkels moeten op zondag open want kopen moet altijd kunnen. Maar ondertussen worden mensen uit elkaar gedreven. Ouders zien hun kinderen steeds minder. Stadsbewoners kennen hun buren niet meer. Niemand heeft nog tijd voor een ander. Relaties worden steeds korter en vrijer. Daarmee verdwijnt de naastenliefde uit onze samenleving.
En dat is nu juist waar ieder mens zo’n behoefte aan heeft: bemind te worden, gezien, gerespecteerd en gewaardeerd. Ieder mens wil graag iets betekenen voor de ander. Bemind worden is geestelijk onderdak zijn. Bij iemand terecht kunnen, aan iemand je verhaal kwijt kunnen, je emoties, je vreugde en verdriet. Als je bemind wordt, dan weet je dat je de moeite waard bent. Dan weet je dat je niet voor niets leeft. Dan heeft het leven zin. Wat een geluk als er mensen zijn die van je houden: een man of vrouw, een vader of moeder, een vriend of vriendin, een kind. Wat een ramp als die mensen er niet zijn: als niemand jouw nodig heeft, als niemand jou belangrijk vindt, als iedereen jou kan missen. Moeder Teresa heeft het zo vaak gezegd: “De ergste ziekte van onze westerse samenleving is dat er zoveel mensen ongewenst zijn. Niet bemind worden, dat is het ergste wat je kan overkomen”.
En daarom heeft deze maatschappij een redder nodig. Die redder is Jezus.
Jezus geeft ons de sleutel van het paradijs. Hij getuigde in zijn leven van Gods liefde voor iedere mens. Hij zocht eenzamen op, uitgestotenen, geminachten, hopelozen, publieke zondaars, besmettelijke zieken, vreemdelingen, demente bejaarden, gehandicapten.
Als de kerk, dus wij, want wij zijn de kerk, het in de toekomst voor deze mensen op durven te nemen, dan kan de kerk weer wat betekenen in deze maatschappij.
De zusters van Moeder Teresa zijn een mooi voorbeeld: ze leven heel heilig en vroom, maar ze ontvangen wel dagelijks de uitgestotenen, de zwervers, de buitenlanders, de verslaafden, prostituées.
Er is Iemand is die ons altijd bemint. Hij redt ons van een zinloos leven. Hij redt ons uit een liefdeloze, harde, zakelijke, individualistische, onmenselijke maatschappij. Want God kan ieder van ons gebruiken om zelf redder te zijn voor anderen. Wie bemint, zal bemind worden.
Jezus is die sterke koning. Geen koning die met militair ingrijpen redding brengt. Dat zien we aan het gebeuren aan het kruis. De soldaten spotten: “Als Gij de koning der Joden zijt, red dan Uzelf.” De ene misdadiger naast Hem zegt: ”Zijt Gij niet de Redder? Red dan uzelf en ons”.
Maar Jezus redt niet van aardse ondergang en dood. Maar als de andere misdadiger vraagt: “Jezus, denk aan mij, wanneer Gij in uw Koninkrijk gekomen bent”, dan antwoordt Jezus: “Vandaag nog zult gij met Mij zijn in het paradijs”.
Daarbij heeft Jezus zeker het andere leven bedoeld. Maar dat paradijs kan hier al zijn.
Pilatus vroeg Jezus vlak voor de kruisiging: “Zijt Gij de koning der Joden?” En Jezus antwoordt: Ja, koning ben ik. Maar mijn koninkrijk is niet van deze wereld”. Toch kan dit koninkrijk dit paradijs al op aarde beginnen. Op het laatste avondmaal bidt Jezus voor zijn leerlingen: “Vader, Ik bid niet dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad. Zij zijn niet van de wereld zoals Ik niet van de wereld ben”….”Zoals Gij Mij in de wereld gezonden hebt, zo zend Ik hen in de wereld”. Johannes 17,15-17 Niet van de wereld, wel in de wereld.
De sleutel tot het paradijs is het kruis. De bereidheid af te zien van wereldse dingen zoals bezit en macht. De bereidheid het lijden van medemensen te delen. De bereidheid je op te offeren voor anderen. Zo redt God ons uit een zinloos bestaan.
Tegen jonge mensen die het leven moe zijn, die de zin van het leven niet meer zien, die zich minderwaardig voelen of geen zelfrespect hebben, zeg ik altijd: ga wat doen voor anderen. Ga helpen bij bejaarden. Ga werken in een ontwikkelingsland. Als het leven voor jezelf geen waarde meer heeft, offer het dan op voor anderen. Door dienstbaarheid zul je weer gewaardeerd en bemind gaan worden. En je zult God vinden. Je zult opnieuw vreugde vinden in het leven. Vergeet jezelf, neem het kruis van anderen over en je zult je eigen kruis kwijtraken. Het kruis van de zelfopoffering is de sleutel tot het paradijs.
PREEK VAN DE WEEK 33e ZONDAG JAAR C 2010 Bleiswijk Bergschenhoek
EERSTE LEZING: 2 Tess.3,7-12 EVANGELIE: Lucas 21,5-19
THEMA: Blijf geloven in vrijheid en verantwoordelijkheid.
INLEIDING OP EERSTE LEZING:
Sektes die het einde van de wereld verwachten, willen niet meer werken. Ook in Tessalonica in de tijd van Paulus waren er vele mensen die een spoedig einde van de wereld verwachtten. Daarom schrijft Paulus daar over in zijn 2e brief aan Tessalonica.
PREEK
DE MAN DIE BERGEN VERZETTE, een chinese fabel.
Lang geleden, leefde er een oude boer die Joe heette.
Hij had vele kinderen en kleinkinderen. Zij werkten allen van de vroege ochtend tot de late avond op het land van een rijke landheer.
Maar de oude boer Joe, was niet gelukkig .
Hij wilde wel hard werken maar dan op zijn eigen land en niet voor een baas.
Hij dacht aan de grond, van zijn vader aan de voet van de bergen ver weg in het Noorden.
Hij besprak zijn wens in zijn familie en zij besloten erheen te gaan.
Zij liepen vele dagen, weken en maanden. Eindelijk kwamen zij bij de bergen aan en vonden hun eigen stuk land… mooi land….vruchtbaar land. Maar er groeide weinig, want het land lag in de schaduw. De zon bleef verborgen achter een hoge berg.
Maar Joe was een wijs man en zei: “In mijn lange leven heb ik vele stenen de berg af zien rollen, maar geen enkele rolde de berg op. Kom, mijn zonen en kleinzonen, aan het werk we breken de berg af.”
Dag na dag, week na week, gingen ze de berg op en hakten stenen los en rolden ze naar beneden. De buren lachten en zeiden: “Mensen kunnen geen bergen verzetten.” Maar Joe antwoordde: “Wat een mens niet alleen kan, kunnen veel mensen tezamen wel. Wat niet in één jaar kan, kan wel in honderd jaar. Ik zal die bergen niet zien verdwijnen, maar mijn kinderen en of mijn kleinkinderen, of anders mijn achterkleinkinderen wel”
De zomer ging voorbij en het werd herfst. De herfst werd winter. En de mannen werkten door.
Toen zag God het grote vertrouwen van deze mensen, en zond twee engelen die de berg wegdroegen.
En de volgende morgen -voor het eerst –scheen de zon en verwarmde het land van Joe. En aan het einde van het seizoen had hij een mooie oogst
Een mooie spreuk zegt: het succes van geslaagden begint op het moment dat anderen de moed opgeven.
Blijf geloven: dat valt niet mee in een wereld waarin alles draait om eigen rechten, gemak, individualisme, consumptie en recreatie. Een wereld waarin men zegt: “Ach, dat is jou zorg toch niet, laten ze het zelf maar uitzoeken. Je moet aan jezelf denken. Straks ga je er zelf onderdoor. Laat anderen dat probleem maar oplossen. Er zijn toch professionele hulpverleners. Laat de overheid maar eens wat doen. Je kunt niet voor de hele wereld zorgen.”
Blijf geloven. Dat was de houding van Jezus, ook toen Hij zijn marteldood tegemoet ging. Dat hoorden wij vandaag in het evangelie: Jezus is aangekomen in Jeruzalem. En Hij weet dat hij daar zal sterven voor zijn idealen. Toch houdt Hij vol. Hij is met zijn leerlingen bij de prachtige tempel, waar 40 jaar lang aan gebouwd is. Denken we eens aan de prachtige kathedralen uit de middeleeuwen, waar meerdere generaties aan gebouwd hadden: de architecten en eerste bouwlieden hebben meestal de voltooiing van een kathedraal niet meer meegemaakt. Toch bleven ze geloven dat het kon en daarom begonnen ze maar.
Zo was er ook aan de tempel gebouwd. Maar Jezus zegt: “Geen steen zal op de andere blijven”. Gebouwen zijn maar tijdelijk. Eens storten ze in, branden ze af of worden ze gesloopt. In Jezus’ tijd zag men dat als teken van het einde der tijden. Vandaar dat deze bijbelteksten gelezen worden aan het eind van het kerkelijk jaar, vlak voor de advent.
Maar voor Jezus is dat niet het teken van het eind der tijden. Ook oorlogen, rampen, terroristen die Gods naam misbruiken en sekten die het eind der tijden voorspellen mogen ons niet van de wijs brengen. Het betekent nog niet het einde. Deze week heeft zich weer een sekte opgesloten in een grot in Amerika om het einde der tijden af te wachten. Jezus voorspelde het al met de woorden: “Velen zullen optreden in mijn naam en zij zullen zeggen: ‘Het ogenblik is nabij”. Loopt niet achter hen aan. Het einde volgt niet terstond.”
Dat geldt ook bij mensen die ons van ons geloof af proberen te brengen: mensen die wijzen op de ellende in de wereld, de ongelukken, het lijden, een doodgeboren kind, het seksueel misbruik door geestelijken en dan zeggen: “Hoe kun je nog geloven als God dat soort dingen toelaat?” Voor hen is dat alles geen teken van het eind der tijden, maar van het einde van hun geloof. Zij roepen ons of God ter verantwoording. Daar moeten we niet van schrikken. Blijf geloven. Het geeft ons gelegenheid van ons geloof te getuigen. En we hoeven ons van te voren geen zorgen te maken over wat we zullen zeggen, want Jezus zal ons zulke wijze woorden ingeven dat geen van de tegenstanders er iets tegen in kan brengen.
We moeten er niet van schrikken als mensen ons over ons geloof ondervragen. Vaak is het niet eens om ons aan te vallen, maar daagt iemand ons uit om van ons geloof te getuigen omdat hij zelf op zoek is naar waarheid en zingeving in zijn eigen leven.
We hoeven ook niet te proberen de ander te overtuigen van ons geloof. Geloof is iets persoonlijks. Geloof is ook iets van ons gevoel, net als de liefde. Je kunt dat niet altijd goed onder woorden brengen. Maar het is al genoeg ervan te getuigen dat we dat geloof hebben. Niet overtuigen maar eenvoudig getuigen. Een ander neemt je woorden mee, denkt er over na en zal misschien later tot geloof komen.
Het nieuwe kabinet heeft als wapenspreuk: “Vrijheid en verantwoordelijkheid”. Een juist verstaan van dat woord verantwoordelijkheid kan de gelovige en de afvallige weer bij elkaar brengen: ‘ver-antwoord-elijkheid’: daar zit het woord verantwoording in, verantwoording afleggen, antwoord geven aan iemand die je een opdracht heeft gegeven of iets heeft toevertrouwd en je dan rekenschap vraagt. Verantwoording afleggen over je doen en laten. Verantwoordelijkheid heb je gekregen van een ander, verantwoording leg je af tegenover een ander. Eigen verantwoordelijkheid wil dus zeggen dat je over je eigen daden zelf verantwoording moet afleggen tegenover iemand anders. Die ander is God. Hij heeft ons het leven en de aarde toevertrouwd.
Verantwoordelijk leven wil dus zeggen dat we niet God ter verantwoording roepen voor alles wat er misgaat in het leven, maar dat we onszelf afvragen of we er wat aan kunnen doen en misschien zelf tekortgeschoten zijn in preventie van het kwaad.
De verantwoording die God ons vraagt staat mooi verwoord in het volgende stukje, een gedachte van God uit gesproken:
Ik heb gehoord dat velen van jullie zitten te wachten op een wonder, een wonder dat ik, jullie God, de wereld zal redden.
Hoe zal ik redden zonder jullie handen? Hoe zal ik recht spreken zonder jullie stem? Hoe zal ik liefhebben zonder jullie hart?
Vanaf de zevende dag heb ik alles uit handen gegeven. Heel mijn schepping en mijn wondermacht. Niet jullie, maar Ik wacht nu op het wonder.
PREEK VAN DE WEEK WILLIBRORDZONDAG JAAR C Pijnacker Nootdorp 2010
THEMA: leer …. leven
Zusters en broeders in het geloof,
Willibrord was de man die het christelijke geloof in Nederland heeft gebracht. In een tijd dat er nog maar één kerk was. Bijbelvertalingen waren er nog niet.Alleen maar handgeschreven bijbels in het latijn en grieks. Er waren geen catechismussen en geen belijdenisgeschriften. In landen die al eeuwen christelijk waren was er wel altijd discussie over de ware leer en werden dwaalleraren veroordeeld en verketterd.
Strijd om de leer is er altijd geweest. Petrus en Paulus hadden al een diepgaand meningsverschil over de noodzaak van de besnijdenis en de handhaving van de joodse wetten en voorschriften binnen het vroege christendom. Maar zij hebben het uitgesproken, elkaar gevonden en de eenheid bewaard.
Lang na Willibrord is de verdeeldheid ontstaan en de verschillende kerken in West-Europa. Daarom is het feest van Willibrord dat wij vandaag vieren een dag geworden om te bidden voor en na te denken over het herstel van de eenheid onder de christenen in Nederland.
In deze preek wil ik proberen mijn visie op oecumene uiteen te zetten. Na afloop of via een e-mail kunt u reageren als u een andere mening heeft.
Waar gaat het in wezen om in het christendom? Het gaat om een relatie met God via Jezus Christus.
De verrezen Christus sprak bij zijn Hemelvaart: “Maakt alle volkeren tot mijn leerlingen ….. en leert hen te onderhouden alles wat ik u bevolen heb. Ziet, ik ben met u alle dagen…”. Die laatste woorden van Christus zijn het belangrijkste: Hij is met ons. Christen-zijn is leven met Jezus die bij ons is. Waar twee of drie in zijn naam verenigd zijn is Hij in ons midden. Dat kan dus ook zijn met protestanten.
Jezus heeft geen kerk gesticht. Slechts eenmaal spreekt Hij over kerk: als Hij tot Petrus zegt volgens Mt.16,18: “Gij zijt Petrus en op deze rots zal ik mijn kerk bouwen”. Jezus gaf dus behalve deze aanstelling van Petrus geen enkele aanwijzing over kerkelijke structuren, kerkelijke wetten, kerkelijke geschriften of kerkelijke ambten.
En de sacramenten? Daar gaf Hij wel aanwijzingen voor. Voor het ene sacrament duidelijker dan voor het andere. Voor het dopen heel duidelijk, dat hoorden we in het evangelie. Voor de eucharistie ook, toen Hij zei: “Blijft dit doen om Mij te gedenken”. Daarom hebben de protestantse kerken deze twee sacramenten ook. En ik las in het katholiek Nieuwsblad dat de Protestantse Kerk in Nederland ook een liturgieformulier heeft opgesteld voor een biecht. Een dominee heeft wel eens gekscherend tegen katholieken gezegd: “Schaffen jullie nog wat af? Dan kunnen wij het overnemen!” Zij hebben ooit heel veel overboord gegooid om zich te onderscheiden van de katholieken omdat er bij ons op bepaalde gebieden misbruiken bestonden.
Ik ga terug naar de uitspraak van Jezus: “Maakt alle volkeren tot mijn leerlingen ….. en leert hen te onderhouden alles wat ik u bevolen heb.” In die uitspraak komt het woord leerlingen en leren voor. Wat moeten wij leren om christen te zijn? En nu komt het waar het om gaat: Jezus heeft geen theoretische theologische leerstellingen opgeschreven. Hij gaf geen uitgewerkte christelijke leer. Hij heeft zelfs geen letter op papier gezet. Vaak horen en lezen wij in het evangelie dat Jezus onderweg zijn leerlingen en apostelen aan het onderrichten was. Maar wát Hij dan allemaal vertelde staat er meestal niet bij. Hij leerde hen geen theologie, maar Hij leerde hen léven. Hij leerde hen alles te onderhouden wat Hij ons bevolen heeft. En dat kan eigenlijk in één dubbelgebod samengevat worden: “Bemin God boven alles en de naaste als jezelf”. Dat was zijn hele leer. Dat geldt dus voor alle christenen en alle kerken van alle tijden.
Willibrord heeft dat evangelie in ons land gebracht. Willibrord bracht ons niet een bepaalde leer, maar een bepaald leven. We hoorden dat in de eerste lezing waarin gezegd werd: “Laat u niet van de wijs brengen door allerlei vreemde theorieën. Haalt u weer het leven van uw leiders voor de geest; neemt een voorbeeld aan hun geloof”.
Er is nu een nieuwe bijbelvertaling uit. God zij dank is dat een gezamenlijke uitgave van protestanten en katholieken. Maar welke bijbelvertaling je ook leest, de inhoud is toch hetzelfde. En die inhoud is geen leer maar bevat getuigenissen van leven met God.
De verschillen tussen de kerken bestaan hoofdzakelijk in verschillende structuren en verschillende opvattingen over God en de sacramenten. Om die verschillen te overbruggen moeten we weer terug naar het begin, naar de Bron, de oorsprong: het leven van Jezus.
En dat wil ik toepassen op de eucharistie: Jezus heeft het Laatste Avondmaal gevierd. Het brood genomen, gebroken en gezegd: “Neemt en eet hiervan, Gij allen, want dit is mijn Lichaam dat voor u gegeven wordt”, en “Neemt deze beker en drinkt hier allen uit, want dit is mijn Bloed…etc. Blijft dit doen om Mij te gedenken”. Dat heeft Hij gezegd. Meer niet. Hij heeft er geen uitleg bij gegeven, geen transsubstantiatieleer en geen beperkende clausules wie wel en niet mocht deelnemen. Als katholieken nemen wij die woorden van Jezus letterlijk. Wij geloven dat brood en wijn tekenen worden van zijn Lichaam en Bloed oftewel van zijn aanwezigheid onder ons als de verrezen Heer.
Onze kerk heeft in nr 131 van het oecumenisch directorium uit 1993 bepaald dat protestanten die gedoopt zijn en in hun eigen kerk toegelaten zijn aan het avondmaal en die delen in het geloof van de katholieken in de presentie van Christus in Brood en Wijn, en niet in de gelegenheid zijn op die dag naar hun eigen kerk te gaan, mogen deelnemen aan de communie. Dat geldt bijvoorbeeld voor een bruidspaar van verschillende kerken. Zij kunnen moeilijk op hun huwelijksdag naar verschillende kerken gaan.
Als een protestant mee doet in een eucharistieviering dan geldt dat ook. En of hij of zij gelooft in de aanwezigheid van Christus in het sacrament, dat kan hij alleen zelf zeggen. Ik zal bij de uitnodiging tot de communie in vieringen waarin veel niet-katholieken zijn, zoals bij huwelijken en uitvaarten, steeds duidelijk onder woorden brengen wat wij geloven. En dan laat ik de beslissing om wel of niet deel te nemen aan ieder zelf over.
Gooi ik daarmee de hele katholieke traditie en leer omtrent de eucharistie overboord? Nee, beslist niet. Maar net als bij het lezen van de bijbel moeten we in de katholieke traditie onderscheid maken tussen de eeuwige waarheid en tijdgebonden uitdrukkingen en formuleringen daarvan. En nogmaals: Jezus heeft ons geen leer gebracht in zijn leven maar leerde ons leven naar Gods bedoelingen. Als we ons daarop focussen dan kan de eenheid onder de christenen weer hersteld worden.
“Gedenkt uw leiders die u het eerste het woord van God verkondigd hebben.” Hoe dan? “Haalt u weer hun leven en de afloop van hun leven voor de geest” zegt de Hebreeënbrief. Niet hun leer, maar hun leven
Jezus Christus is dezelfde, gisteren, vandaag en in alle kerken. Amen.
PREEK VAN DE WEEK ALLERZIELEN JAAR C 2010 Pijnacker
THEMA: onnoemelijk leed samen dragen
INLEIDING
Zusters en broeders,
We zijn hier vanavond bij elkaar om mensen te gedenken die ons dierbaar waren en die overleden zijn. De overledenen uit de parochie van het afgelopen jaar zullen wij bij naam noemen. Anderen zullen we gedenken door een kaars aan te steken,
We zijn samen gekomen omdat we elkaar ook willen steunen in het leed dat ons overkomen is.
We zien na rampen, zinloos moorddadig geweld, terroristische aanslagen of de dood van beroemde artiesten of acteurs grote massale bijeenkomsten om samen het verdriet te verwerken. De katholieke kerk heeft dat altijd al gedaan, omdat we als kinderen van God één familie zijn en omdat Paulus in één van zijn brieven zegt: “Verblijdt u met de blijden en weent met hen die wenen. Weest eensgezind”. (Rom.12,15).
AANSTEKEN VAN DE PAASKAARS
Goede God, Gij hebt een menselijke gedaante aangenomen in Jezus, uw Zoon. Hij heeft het menselijk lijden en sterven doorvoeld, maar ook bewerkt en aangetoond, dat er leven is over de dood heen. Wij bidden: Heer, wees het licht in onze duisternis. Wees het Licht ten leven. Schenk ons uw warmte.
PREEK
Dierbare gelovigen,
Allemaal worden we vroeg of laat geconfronteerd met het overlijden van dierbare medemensen. Voor sommigen is dat een natuurlijke zaak en acceptabel. Voor een zeer oude vader of moeder die al lang ziek is, alleen, hulpbehoevend, lijdend of dementerend kan de dood een bevrijding uit het lijden zijn. En voor de nabestaanden gaat het leven dan verder: het werk, men krijgt een eigen levenspartner, kinderen, kleinkinderen, nieuw leven, nieuwe toekomst.
Er is echter ook sterven dat veel te vroeg, onverwacht en ongewenst komt: een kind dat sterft, een ongeluk, een jonge ouder, een levenspartner, een moord, een zelfmoord. In een aantal gevallen hebben we geen afscheid kunnen nemen als het sterven plotseling kwam. Er valt iemand weg die ons zeer dierbaar is, die ons leven zin gaf, die we niet kunnen missen. En er ontstaat een leegte die niet meer gevuld wordt, er valt iemand weg waarvoor niemand in de plaats komt.
Dan is er leed dat niet onder woorden te brengen is. Dan is er verdriet dat niet te troosten is. Elk woord kan dan teveel zijn, hoe goed bedoeld ook.
Dan kunnen we alleen maar stil worden en bij de ander zijn.
We zien dat in het verhaal van Job. Hij was een rijk man, maar wordt door alle mogelijke rampen getroffen. Hij verliest alles wat hem dierbaar was. Dan komen er vrienden bij hem op bezoek. Maar aanvankelijk durven ze niets te zeggen. Ze blijven dagenlang stil bij hem zitten.
Job begint dan te spreken en stort zijn hart bij hen en bij God uit. Hij vervloekt de dag dat hij geboren is. Het leven heeft hem niets meer te bieden. Hij zou liever dood zijn.
Wie verder leest in het boek Job, leest dat de drie vrienden van Job allerlei betogen houden. Sommigen zijn verwijtend naar Job toe, anderen zijn invoelend, ze proberen verklaringen te geven voor het ongeluk of ze proberen hem te troosten. Maar alles wat ze zeggen is olie op het vuur van zijn boosheid, droefheid en wanhoop. Alles weerlegt hij en hij klaagt God en zijn vrienden aan. Het kost hem veel tijd om over zijn verdriet heen te komen. Pas in hoofdstuk 19 komt hij tot de belijdenis van zijn geloof in een verlosser.
Als wij door groot leed getroffen worden, dan mogen wij vragen: “God, waarom?”. We moeten geen angst hebben dat we God met die vragen beledigen. Tenslotte zien we dat zelfs Gods eigen Zoon in zijn doodsstrijd het zicht op God kwijtraakt en op het dieptepunt van zijn lijden wanhopig uitroept: “God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?”.
Juist Jezus’ lijden en sterven laat ons zien dat God ons lijden kent. God is mens geworden om zelf het lijden te ondergaan. God bevrijdt ons niet van het lijden door een machtig ingrijpen van boven en van buitenaf. In het lijden komt Hij zwijgend naast ons staan. Zoals Maria onder het kruis stond: machteloos, woordeloos, troosteloos. Maar ze was er.
Niet door revolutie, niet door wonderen, niet door wetenschap worden wij van lijden en dood verlost. Maar door het kruis van Jezus. Het lijden is geen doodlopende weg, maar de steile weg over de berg, de donkere tunnel door de dood naar het leven.
Als we op hoge leeftijd zijn, het beste van het aardse leven achter ons hebben, van de toekomst niets meer te verwachten hebben, dan kunnen we nog eens aan die woorden van Paulus denken in zijn 2e brief aan de Korintiers 5,6-8: “Zolang we thuis zijn in het lichaam, zijn we ver van de Heer. Wij leven in geloof, wij zien Hem niet. Maar wij houden moed en zouden liever uit dit lichaam verhuizen om onze intrek te nemen bij de Heer.”
Als we onze dierbare medemensen verloren hebben, dan mogen we uitzien naar het andere leven. Ons hart is dan meer in de hemel dan op aarde. Zij wachten ons op. Zij zijn onze vertegenwoordigers bij God. Zij zijn onze voorsprekers. Zij scheppen een band tussen God en ons. We mogen tot hen bidden en hun hulp inroepen. We mogen hen nabij weten als beschermengelen.
Voor ons gelovigen zijn de overledenen niet dood. Zij zijn levend. Zij leven bij God en in ons hart. Wij spreken liever over overledenen dan over doden. Zij zijn over het lijden heen en leven voort bij God en in ons hart.
PREEK VAN DE WEEK 28e ZONDAG JAAR C Nootdorp okt 2010
LEZINGEN: EERSTE LEZING: 2 Kon.5,14-17 EVANGELIE: Lukas 17,11-19
THEMA: Dank U dat ik danken kan.
INLEIDING op de lezingen.
In de lezingen horen we over melaatsen. Melaatsheid kennen wij hier niet meer. Het is een besmettelijke ziekte. Daarom moesten die mensen in Israël op afstand blijven van gezonde mensen. En je mocht ze niet aanraken. En dat was misschien nog wel het ergste van die ziekte. Zo konden ze geen liefde meer geven en ontvangen. Grote missionarissen zoals Moeder Teresa, pater Damiaan en Peerke Donders hebben dat taboe doorbroken en die mensen wel aangeraakt om hen Gods liefde te laten voelen.
In de eerste lezing horen we van een Syrier die in Israel genezing vindt voor zijn melaatsheid. In die tijd had elk land zijn eigen godsdienst. Door deze genezing komt de Syrier tot het besef dat er maar èèn God is van alle volkeren. Omdat hij die ene God van Israel wil blijven vereren wil hij een vracht aarde meenemen van Israel naar Syrie. We kunnen het vergelijken met de vorige paus die in elk land waar hij kwam eerst de grond kuste, maar toen hij door ouderdom niet meer kon bukken, hielden ze hem een bak aarde voor om te kussen.
In de tijd van Jezus waren de priesters tevens medici. Zij moesten vaststellen of iemand melaats was of genezen en gezond.
PREEK
Broeders en zusters,
Eén van de dingen die ik als volwassene weer opnieuw heb moeten leren, dat is dank je wel zeggen. Als kind had ik dat wel geleerd. Als kind krijg je immers alles, gratis en voor niets. Maar als je volwassen bent, dan werk je om geld te verdienen en met geld kopen we bijna alles wat we hebben willen. Met een persoonsgebonden budget kunnen we zelfs zelf zorg inkopen. We weten duivelsgoed wat onze rechten zijn.
En toch vergissen we ons. De belangrijkste dingen in het leven zijn gratis. Phil Bosmans schrijft dat zo prachtig in zijn boek “In liefde weer mens worden”, blz.164: “De essentiële dingen van het leven zijn gratis! De schoot van je moeder, en een vader die zingt. De zon en de vriendschap. Een plaats aan tafel en een hartelijke omhelzing. Het licht in de lente. Het lachen van een kind. Het lied van een vogel. Het kabbelen van de beek. Het sap in de bomen, het golven van de zee. De dag en de nacht. De rust en de stilte. De zevende dag. Het leven. Het mens-zijn op aarde.
Ik vind het fantastisch! Het kloppen van mijn hart, 103.000 keren per dag, zomaar, gratis. Het is niet te geloven. Ik mag elke dag 20.000 maal ademen en voor de 137 kubieke meter lucht, die ik daar voor nodig heb, wordt me nooit een rekening aangeboden.”
Al die gratis dingen zijn uitingen van Gods liefde.
Als we genieten van het leven, dan mogen we God niet vergeten, die ons al dat moois geschonken heeft.
Toen ik enige jaren geleden mijn 25-jarig priesterjubileum ging vieren overwoog ik een gedenkboek uit te geven. Ik sprak er over met mijn geestelijk leidsman en vroeg hem of zo’n gedenkboek niet een vorm was van zelfverheerlijking, van jezelf op de borst kloppen en laten zien wat je allemaal gepresteerd hebt. Hij antwoordde toen heel kort en simpel: “Maar van Wie heb je de kracht gekregen om dat alles te doen? Zo’n gedenkboek kan toch ook een uiting van dankbaarheid zijn tegenover God?” Toen wist ik direct wat de titel zou worden: de laatste zin van het lied ”Dank U”: “Dank U, o God, ik wil U danken dat ik danken kan”.
Ik heb in de charismatische beweging geleerd dat ons gebed eigenlijk altijd moet beginnen met een uiting van dankbaarheid voordat we aan God onze nood voorleggen. Laten we eerst zien wat we wel hebben voordat we vragen om wat ons ontbreekt.
In de liturgie van de eucharistie komt dit ook tot uiting. Aan het begin van de mis bidden of zingen we altijd het Eer aan God, het Gloria. Dit is een lofzang om God te bedanken voor alle fijne dingen in het leven. Toen ik zeven jaar geleden in Brazilië was, riep de pater in de kerk voor het Gloria de mensen op om bij te microfoon te komen vertellen waarvoor ze God deze week wilden bedanken. En dan kwamen er altijd tien, twintig mensen naar voren om wat te noemen. Kinderen voorop. De één had een broertje gekregen, de ander goede cijfers op school, de volgende had nieuw werk gevonden, een ander had een ruzie bij kunnen leggen en zo verder. Sommige vertelden zo in detail dat de pater het moest afkappen. Daarna werd het Gloria gezongen om God te bedanken voor alle genoemde dingen. Pas na de geloofsbelijdenis volgen de voorbeden waarin we onze noden aan God voorleggen.
Ook het eucharistisch gebed kent deze volgorde: de prefatie is altijd een dankzegging voor wat God voor ons gedaan heeft. U moet er maar eens op letten. Pas aan het eind van het eucharistisch gebed worden onze noden aan God voorgelegd. Eerst danken, dan vragen. Eucharistie betekent letterlijk: dankzegging.
In het evangelie van vandaag zien we hoe weinig dankbare mensen er zijn. 10 Melaatsen vinden genezing bij Jezus. Slechts één komt bedanken. En dat is nog wel een buitenlander, een allochtoon, een vreemdeling, een niet-jood, iemand van een andere godsdienst.
10 Melaatsen komen naar Jezus en roepen: “Heer, ontferm U over ons”. Het zijn woorden die in de liturgie opgenomen zijn als schuldbelijdenis. Maar hier hebben ze een andere betekenis. Je kunt het vertalen met: “Heer, heb medelijden met ons” of: “Heer, wees ons barmhartig”. Barmhartigheid is een belangrijk onderwerp in het Lukasevangelie. We kennen ook allemaal wel het verhaal van de barmhartige Samaritaan. Barmhartigheid kent drie fasen: 1. de nood van anderen zien; 2. bewogen worden, medelijden krijgen; 3. in beweging komen om er wat aan te doen.
Barmhartigheid is ook een belangrijk onderwerp in de Islam. Ze noemen Allah immers de Barmhartige. Zou Wilders dat weten? Jezus aarzelt niet een allochtoon ten voorbeeld te stellen aan mensen die denken dat zij rechtgeaarde burgers zijn. Zo wil Jezus onze blik verruimen en laten zien dat we op de eerste plaats wereldburgers zijn en pas op de tweede plaats tot een bepaald land behoren.
In mijn vorige woonplaats woont een islamitisch gezin uit Iran, waarmee ik door de Focolarebeweging in contact kwam. De vader was een studie boekhouden begonnen en moest een stageplaats zoeken. Hij kwam mij vragen of ik hem kon helpen. Gods voorzienigheid had mij de avond te voren kennis laten maken met een boekhouder die zijn kind wilde laten dopen. Ik heb hem opgebeld en de moslim kon direkt komen. Later in het jaar belde hij bij me aan en kwam een trommel zelfgebakken koekjes brengen uit dankbaarheid. Het evangelie in deze tijd.
Dankbaar leven is een keuze. Dankbaarheid kan niet afgedwongen worden. Het is een keuze die ieder zelf kan maken. Phil Bosmans zegt : “Dankbare mensen zijn ongevaarlijke mensen”.
26e zondag door het jaar c: 25/26 sept. 2010 Nootdorp / Pijnacker
LEZINGEN: Amos 6,1a+4-7; Lucas 16,19-31
THEMA: Buurten voor vrede
Broeders en zusters,
Het thema van de vredesweek is dit jaar: “Buurten voor de vrede”. We kennen allemaal de uitdrukking: “Beter een goede buur dan een verre vriend”. Daarom wil ik u een ervaring vertellen van het afgelopen jaar. In 2009 ben ik vanuit mijn woonplaats Krimpen aan den IJssel 2 maanden weg geweest naar Nieuw Zeeland, waar mijn peetoom en tante op 15 augustus hun 50-jarig huwelijk vierden.
Om te voorkomen dat mijn de accu van mijn auto leeg zou lopen en onbruikbaar zou worden, heb ik een buurman gevraagd twee keer met de auto te rijden om de accu op te laden. Dat heeft hij ook gedaan. Twee keer heeft hij een klein stukje gereden, alleen om de accu op te laten. Voor zichzelf heeft hij mijn auto niet gebruikt, want hij had er zelf een.
Drie maanden na terugkomst krijg ik een envelop van het centraal justitieel incassobureau met een bekeuring wegens 4 kilometer te hard rijden langs een flitspaal in Krimpen aan den IJssel op 19 augustus 2009, een dag dat ik dus nog aan de andere kant van de wereld zat. Het kan niet anders dan dat mijn buurman die bekeuring heeft opgelopen. Omdat mijn buurman niet voor zichzelf, maar om mij een dienst te bewijzen, die auto gereden heeft, heb ik uiteraard de bekeuring niet aan hem voorgelegd en geëist dat hij die zou betalen. 4 Kilometer te hard is geen bewuste snelheidsovertreding.
Omdat ik kon bewijzen dat ik in Nieuw Zeeland zat, heb ik hoger beroep aangetekend en deze zaak voor de rechter laten komen. De overheid wil immers goede verhoudingen tussen buren en het leek mij logisch dat de rechter daarvoor de bekeuring zou seponeren. Hierin heb ik mijn echter vergist. De rechter vond dat ik de buurman er op aan had moeten spreken en dat ik de boete maar op hem moest verhalen. Het handhaven van een verkeersregel vond zij belangrijker dan goede verhoudingen tussen buren in onze samenleving. Ik had onverantwoord gehandeld door mijn autosleutels aan een buurman toe te vertrouwen en moest daarvoor maar boeten.
Beste mensen, ik ben bang dat de vrede in onze samenleving steeds meer bedreigd wordt doordat de overheid en de media verdeeldheid zaaien onder de bevolking. De politiek is hopeloos verdeeld geraakt door de hetze tegen de islam en de hetze tegen de kerk neemt momenteel buitenproportionele vormen aan doordat beschuldingen en verdachtmakingen van bisschoppen en priesters direct in het nieuws gebracht worden en op de voorpagina van de kranten gezet worden zonder onderzoek, bekentenissen of bewijzen af te wachten.
Verdeeldheid en verdachtmaking is een grote bedreiging voor de vrede en leidt tot een verwildering van de samenleving.
Vandaag eindigt de vredesweek met als thema “buurten voor vrede”.
Ik blijf er van overtuigd dat de wereldvrede begint in eigen straat, eigen huis, en eigen hart. Hoeveel ruzies zijn er niet in onze gezinnen, in onze buurt, in onze scholen, in onze werkplaatsen en kantoren?
Het is toch dankzij onze oorspronkelijk christelijke opvoeding, de goed georganiseerde politie en het wapenverbod in Nederland dat vele ruzies met een sisser aflopen en er hier niet zoveel doden vallen als bijvoorbeeld in de grote steden in Zuid Amerika. In een gebed van Reinhold Niebuhr las ik een zin die mij bijzonder trof: “Heer, wij bidden voor wrede en slechte mensen, waarvan de arrogantie ons toont hoe de zonde van ons eigen hart er uit ziet als ze tot volle wasdom is gekomen. Wij bidden voor onszelf, die leven in rust en vrede, dat we ons gunstig lot niet beschouwen als bewijs van onze deugdzaamheid”.
Met andere woorden: hoe zouden wij geworden zijn, als wij in een achterbuurt of een oorlogsgebied met haat opgegroeid zouden zijn?
Ik zag op TV eens een interview met een oorlogsmisdadiger uit de 2e wereldoorlog. Hij zei dat hij gewoon door de Hitlerjugend gehersenspoeld was en dacht mee te werken aan een heilsstaat. Pas nadat al zijn vrienden dood om hem heen lagen besefte hij er in geluisd te zijn door een dictator.
Een collega van mij is naar Nigeria geweest, met het vaste voornemen wat te doen tegen de armoede en corruptie. Maar op het vliegveld daar bij aankomst was hij al door de douane onder bedreigingen gechanteerd en afgezet. Om door de douane te komen had hij de ambtenaar steekpenningen moeten geven. Hij had er nu na jaren nog gewetensproblemen mee toegegeven te hebben aan de corruptie, maar op dat moment was zijn leven hem liever dan die centen. Hij had zich vrienden moeten maken door de onrechtvaardige mammon.
Zo zien we hoe moeilijk het is vrede te maken als je verwikkeld raakt in een web van onrechtvaardige structuren. Als je rijk bent of veel geld beheert. Deze week raakten een paar mensen van de bank van het Vaticaan zelfs in opspraak.
We hoorden net een verhaal over een rijke uit de mond van Jezus: die rijke leefde in een milieu waarin geen aandacht was voor armen en gebrekkigen.
De rijke vraagt in dat verhaal in de dodenwereld aan Abraham: “Laat er iemand uit de doden naar mijn broers gaan om hen te waarschuwen”. Abraham antwoord: “Als ze naar Mozes en de profeten niet luisteren, zullen ze zich ook niet laten overreden, als er iemand uit de doden opstaat.” Hiermee zinspeelt Jezus natuurlijk al op zijn eigen dood en verrijzenis. Hij voorspelt dat zijn verrijzenis niet alle mensen zal overtuigen en tot een hulpvaardig leven zal brengen. Daarom is er na 2010 jaar christendom nog niet veel veranderd.
In het evangelie wordt de arme met name genoemd. De rijke niet. Daarvoor kunnen we onze eigen naam invullen. De rijke is in het verhaal hoogstwaarschijnlijk wel een gelovige jood. Hij wordt door Abraham “mijn zoon” genoemd. Hij herkent Abraham ook direct. Ook onrechtvaardige egoïstische rijken zeggen soms te geloven en goed katholiek te zijn.
De rijke vraagt Abraham Lazarus zelf naar zijn broers te sturen om hen te waarschuwen. De armen zijn een waarschuwing voor de rijken. Lazarus heeft echter voor de poort van de rijke gelegen en de rijke heeft zich niets van hem aangetrokken. Daarom antwoord Abraham: ze hebben Mozes en de profeten die hen waarschuwen.
In dit evangelie zien we dus dat rijken vaak niet door hebben wat er mis is. Armen hebben minder opleiding maar zien veel eerder wat er mis is in de samenleving. Rijken bezitten een soort sociale blindheid.
Het is vandaag het einde van de vredesweek. Rechtvaardigheid is de enige waarborg voor een duurzame en waarachtige vrede, zo staat er in één van de gebeden van het altaarmissaal.
Wat kunnen wij doen? Blijven luisteren naar de noodkreten uit arme landen, organisaties steunen die voor de armen opkomen, maar ook om je heen kijken waar nog nood of onrechtvaardigheid is. Eerlijk en rechtvaardig zijn in je eigen gezin, familie, kring, buurt, werk. Buurten voor de vrede.
Rijk-zijn is op zich geen schande. Als je zaken goed lopen en het geld vanzelf binnenstroomt, dan ben je gezegend. Het is alleen de vraag hoe we met die rijkdom omgaan. Durven we als zelfstandig ondernemer te investeren in werkgelegenheid? In sociale projecten? Durven we connecties aan te gaan met hulpverleningsinstellingen? Durven we verplichtingen aan te gaan via adoptieprojecten? Of laten we het maar bij incidentele fooitjes die we gemakkelijk kunnen missen?
PREEK VAN DE WEEK 22e ZONDAG JAAR C 2010 Bleiswijk en Nootdorp
LEZINGEN: EERSTE LEZING: Jezus Sirach 3,17-29 EVANGELIE: Lukas 14,1+7-14
THEMA: nederigheid, een zeldzaamheid in deze tijd.
Ik hoorde eens op de radio een interview met iemand die als kind in een interneringskamp in Indonesië had gezeten. Hij had daar zelf niet onder geleden. Hij had wel gezien dat zijn ouders en andere westerlingen er heel veel moeite mee hadden gehad om voor de Japanners te buigen. Maar, zei hij er bij, in Japan buigt iedereen wel tientallen malen per dag voor anderen omdat er een heel stelsel van rangen en standen bestaat dat gewoon tot die cultuur behoort. Buigen is daar volgens de spreker even gewoon als hier in onze cultuur iemand gedag zeggen of een hand geven. In onze cultuur moet er wel een heel groot stands- of rangverschil zijn, willen wij voor iemand buigen. In onze volksaard van deze tijd voelen we ons in het gunstigste geval gelijkwaardige medeburgers van elkaar, maar zeker niet een mindere. Voor mijn gevoel zal de westerling eerder hoogmoedig zijn dan nederig. Door de welvaart en de hogere opleidingen die voor de meeste westerlingen toegankelijk zijn, zijn we ontwikkelde mensen, die zichzelf over het algemeen toch wel heel belangrijk vinden.
Ik ving eens op een terras een gesprek op van een onderwijzeres die door een burn-out in de ziektewet was gekomen. Ze zei tegen iemand dat ze echt niet zo gek zal zijn om handwerk te gaan doen. Ik vroeg me af wat daar zo gek aan is. Jezus was zelf een arbeiderszoon. Paulus tentenmaker. Petrus en verschillende andere apostelen vissers.
Regelmatig hoor ik klachten van ouderen dat in de volle trein of in de volle bus de jongeren niet meer opstaan voor ouderen.
Allemaal tekenen van deze tijd die er op wijzen dat de westerling over het algemeen hoogmoedig is, onbescheiden, arrogant en zelfvoldaan.
De lezingen wijzen ons een andere weg. Ze behoeven weinig uitleg. Het is goed ze regelmatig te overwegen. Het hele boek wijsheid van Jezus Sirach staat vol levenswijsheden. Daarvan wordt in de liturgie maar zelden wat gelezen. Het is een goed boek om naast je bed te leggen en ’s ochtends een paar spreuken uit te lezen.
Misschien vraagt het laatste stukje van het evangelie wat toelichting. Jezus zegt tegen zijn gastheer: “Wanneer u een middagmaal of avondmaal geeft, nodig dan niet uw vrienden, broers of bloedverwanten uit die het terug kunnen geven, maar nodig armen, gebrekkigen, kreupelen en blinden uit.” Hij zegt dit bij een gastmaal waar allerlei voorname mensen zijn uitgenodigd. Jezus wijst hem dus terecht. Hij mag dat doen omdat Hijzelf een voorbeeld was van nederigheid en bescheidenheid. Hij waste op het Laatste Avondmaal de voeten van de apostelen. Als Hij uitgescholden werd, schold Hij niet terug. Alle vernederingen die ze hem aangedaan hebben tot en met zijn kruisiging heeft Hij lijdzaam verdragen.
Mogen wij als christenen dan geen vrienden en familie uitnodigen op een verjaardag of ander feest? Mogen ministers of leden van de koninklijke familie geen diners meer houden in eigen kring? Dat wil Jezus denk ik niet zeggen: het gaat Hem om de houding die voorname mensen aannemen tegenover anderen. Ook voorname mensen kunnen christen zijn door zich bescheiden op te stellen en geen afstand te scheppen met de gewone burger.
Een goed voorbeeld daarvan is Elisabeth van Thüringen. Zij was koningin van Thüringen in de 13e eeuw. Maar ze deelde dagelijks voedsel uit aan de armen en richtte als weduwe een ziekenhuis op in Marburg, waar ze zieken verzorgde en werk deed dat niemand anders wilde doen. Elisabeth had een Fransiscaanse inslag.
En dat doet me weer denken aan de nieuwste film van Fransiscus. Fransiscus gaat op een gegeven moment naar Rome om goedkeuring van de regels van zijn kloosterorde aan de paus te vragen. Hij komt binnen in de St.Pieter waar de paus van die tijd in prachtig gewaad temidden van vele, eveneens in veel gouddoorweven gewaden gehulde, kardinalen en hoogwaardigheidsbekleders op een hoge troon zit, met een tiara op vol edelstenen. De kleine Fransiscus knielt neer kijkt omhoog naar de paus, maar ziet ook een afbeelding van de arme Christus voor zich. Terwijl hij al spreekt wordt hij ziek van al die pracht en praal, stopt met zijn betoog, staat op en loopt de St.Pieter uit. Maar dan laat de paus hem terughalen, komt van zijn troon af, knielt voor Fransiscus en kust zijn blote voeten. Een prachtige ontroerende scène in de film.
Beste mensen, onder ons zijn ook rijke en voorname mensen. We zijn eigenlijk allemaal rijk, want we hebben allemaal te eten en een dak boven ons hoofd. Daar is niets mis mee. Het gaat er om dat we daarbij nederig en bescheiden blijven. Dan zullen we meer geliefd worden dan iemand die geschenken uitdeelt of veel feestjes geeft voor vrienden en familie. Dan zullen we genade vinden bij God, zegt Jezus Sirach.
Er is zo’n mooi liedje: “’t Is moeilijk bescheiden te blijven, wanneer je zo goed bent als ik. Zo stoer zo charmant en zo aardig, dat zie je in een ogenblik. Ik denk als ik kijk in de spiegel, daar staat een geweldige vent. ’t Is moeilijk bescheiden te blijven, voor een kerel met zoveel talent.”
Vrijwilligers zijn tegenwoordig heel belangrijk voor het voortbestaan van de parochie. Het is goed dat ze er zijn en we zijn God ook heel dankbaar dat ze er zijn. Maar ook vrijwilligers moeten bescheiden blijven. Zij moeten hun werk doen als een dienst aan God. Niet om gezien te worden, te showen, te pronken met hun talenten, geprezen te worden, meer te zeggen te hebben of onderscheidingen te verdienen. Wanneer vrijwilligers in een geest van dienstbaarheid hun bijdrage leveren aan de kerk, dan is dat heel vruchtbaar en heilzaam. Anders niet.
Daar zeg ik wel direct bij dat niet iedereen in staat is om vrijwilligerswerk te doen. Onze verplichtingen in het gezin, op het werk of in de maatschappij, of onze hoge leeftijd of zwakke gezondheid kunnen een acceptabele reden zijn om niet actief te zijn in het vrijwilligerswerk. Maar dan bent u nog belangrijk, een Vip, want u bidt dan wel veel voor de kerk, de pastores en de vrijwilligers.
Veel mensen in de maatschappij tellen niet meer mee, omdat ze niet meer kunnen werken, hulpbehoevend of ziek zijn.
In het Rijk Gods tellen deze mensen echter ten volle mee. Want in het Rijk Gods telt niet de prestatie, de snelheid of het inkomen, maar de liefde. En zou een oudere niet meer kunnen liefhebben? Zou een zieke niet meer kunnen liefhebben? Integendeel, een oudere, een zieke, een gehandicapte heeft meer tijd om te luisteren naar anderen, meer tijd om te bidden voor anderen. Zijn of haar aandacht wordt niet opgeëist door het drukke verkeer, volle agenda’s en zakelijke zorgen.
Denk maar aan Lidwuina van Schiedam. Ze was nog een meisje toen ze bij het schaatsen haar heup brak. De wond wou niet genezen. Ze zag haar toekomst in duigen vallen. Ze werd bedlegerig. Wat kon zij nu nog betekenen voor de maatschappij? Maar toen ze na overweging van het lijden van Christus haar lot had geaccepteerd, werd ze geestelijk adviseur van vele lijdende, bedroefde, zoekende en twijfelende mensen. Duizenden mensen, waaronder rijken en staatslieden, vonden bij haar troost of kwamen bij haar tot bekering.
In het Rijk Gods hebben ouderen en zieken dus een vooraanstaande plaats.
Wie u ook bent, rijk of arm, vrijwilliger of anonieme kerkganger, u bent dus allen een Vip.
PREEK VAN DE WEEK 19e ZONDAG JAAR C Nootdorp – Pijnacker 2010
THEMA: Klein maar fijn.
Geliefde christenen,
Landelijk is onze geloofsgemeenschap gemarginaliseerd tot een kleine minderheid van de bevolking.
Er zijn zeker lichtpuntjes, bijvoorbeeld de nieuwe bewegingen, de wereldjongerendagen, de vele vrijwilligers, het herstel van katholieke identiteit van scholen, maar toch zit de kerk nog in de crisis, in het dal.
In de afgelopen 30 jaar is er veel veranderd en verloren gegaan.
Waar het om mensen gaat, die God zijn kwijtgeraakt is dat natuurlijk zeer betreurenswaardig. Ook waar het gaat om normen en waarden. De vele echtscheidingen, de criminaliteit, het drugsgebruik, de toenemende discriminatie, de geweldpleging, de abortuspraktijken, het zijn allemaal gevolgen van de ontkerstening van onze samenleving.
De geloofscrisis is echter geen ramp maar eerder een gunstige tijd voor de zuiverheid en oprechtheid van het geloof, voor de saamhorigheid, voor de ontwikkeling van onze dienstbaarheid en de beleving van de liturgie. Ik zal dat proberen uit te leggen.
Vroeger waren er toch heel veel gedoopten die uit angst voor de hel, uit gewoonte of uit verplichting naar de kerk kwamen. Hun kerkgang werd niet gemotiveerd door een persoonlijke relatie met God. Het hoorde er bij, je moest, je deed het omdat er gezegd werd dat het noodzakelijk was voor het eeuwige heil. Maar er beantwoordde lang niet altijd een christelijk dagelijks leven aan. Jongeren kwamen naar de kerk om leeftijdgenoten te ontmoeten en zaten achter in de kerk te kaarten. Ouderen liepen onder de preek naar buiten om een sigaretje te roken. Behaagde die kerkgang aan God? Ik betwijfel het.
De gebeden thuis aan tafel werden afgeraffeld. In de bijbel werd nooit gelezen. Mannen die voor in de kerk zaten onderdrukten hun vrouwen, mishandelden haar en misbruikt haar. Incest, pedofilie, er werd niet over gepraat, maar het kwam voor, ook onder christenen en onder priesters. Uitbuiting van de arbeiders, onrechtvaardigheid, armoede, discriminatie, jodenhaat. Ook christenen maakten zich daar schuldig aan.
Omdat er geen sociale druk meer staat op het laten dopen van kinderen en op betrokkenheid bij de kerk, is het geloof nu een persoonlijke keuze geworden. Wie nu nog gelooft heeft er over nagedacht en is ook min of meer bereid te leven volgens het evangelie. Wie nu nog naar de kerk komt zoekt de ontmoeting met God en een positieve levensvisie.
Het geloof van de westerse christen anno 2004 is weer een geloof zoals Abraham en Sara dat hadden: Abraham was een pionier. Hij beantwoordde een roeping van God. Hij verliet zijn vertrouwde vaderland om op weg te gaan naar een nieuw land, een nieuwe toekomst. Een nieuwe toekomst die we sinds Jezus aanduiden met de term: het rijk Gods. Abraham bezat een heel persoonlijke relatie met God en zo kon hij met Sara een nieuw volk voor God stichten.
De kerkgemeenschap moet een gemeenschap zijn van mensen die eerst zelf persoonlijk de keuze voor God gemaakt hebben. Die het geloof omhelst hebben. Ook al ben je als baby gedoopt, als kind gevormd, je wordt pas een echte christen als je die persoonlijke keuze gemaakt hebt. Hoe meer mensen in de kerk die keuze gemaakt hebben, hoe meer de kerk weer zal groeien en bloeien.
Mensen die zo’n persoonlijke keuze gemaakt hebben, verlangen samen te komen met anderen die ook die keuze gemaakt hebben. Zo ontstaat de gemeenschap. Dat is de kracht van de jonge kerken zoals de Pinkstergemeenten en de vol-evangeliegemeenten en de jeugdkerk. Zij bestaan uit mensen die die persoonlijke keuze gemaakt hebben en er alles voor over hebben om God te dienen.
Enkele dingen ontbreken hen echter: de traditie, de sacramenten en de hiërarchie. Zij voelen die als beklemmend, belemmerend en beknellend voor hun persoonlijk geloof. Het gevolg is echter veel onderlinge ruzies en verdeeldheid. En dat is ook weer niet wat Jezus wilde. Eenheid was zijn laatste wens, herhaaldelijk uitgesproken op het laatste Avondmaal.
Jezus heeft de hiërarchie ingesteld als leiding. Natuurlijk dienen de leiders zelf ook een persoonlijke band met God te hebben, een zuiver geloof en heilig leven. Wanneer dat zo is, dan is de hiërarchie een instrument in Gods hand om de kerk te leiden en de eenheid en de waarheid te bewaren.
De bijbel is zeker een weerslag van Gods openbaring, maar de bijbel in handen van mensen met een beperkt verstand leidt tot verschillende interpretaties en tot geloofsstrijd over de waarheid. De katholieke leer legt de bijbel waar nodig uit en vult haar aan.
De liturgie is het meest krachtig, vruchtbaar en waardevol als zij gevierd wordt door mensen die een persoonlijke keuze voor God gemaakt hebben, maar ook ontdekt hebben dat God zelf de sacramenten gegeven heeft als tekenen van zijn liefde. Goede liturgie is een combinatie van enerzijds eigen creativiteit en geloofsuiting en anderzijds symboliek en woorden die ons overgeleverd zijn door de kerk.
Een kleine kerk, een kerk in crisis, biedt kansen om weer zuiver te worden, waarheidsgetrouw en heilzaam. In vorige eeuwen, met name in de middeleeuwen, beheerste de kerk de hele maatschappij. Dat had zeker zijn voordelen. Een aantal normen en waarden werden wettelijk beschermd. Vele religieuzen deden het sociale werk. Maar we kennen ook de nadelen van zo’n kerk die de maatschappij beheerste: machtsmisbruik, opstapeling van rijkdom, geweld tegen andersdenkenden, etcetera.
Een kleine kerk zal weer helden voortbrengen die tegen de slechte kanten van de moderne consumptiemaatschappij ingaan en solidair worden met de slachtoffers van deze tijd: de vluchtelingen en asielzoekers, de opgroeiende kinderen die te weinig liefde en aandacht van hun ouders krijgen, de drugsverslaafden, de eenzame ouderen, het ongeboren kind.
Jezus zegt in het evangelie van vandaag: “Weest niet bevreesd, kleine kudde, het heeft uw Vader behaagd u het koninkrijk te schenken.”
Die eerste leerlingen waren met weinigen: 12 apostelen en een groep leerlingen waarvan er bij Jezus’ lijden weer heel veel afvielen. Ze werden zowel door hun joodse landgenoten als door de machtige Romeinen vervolgd. Ze hadden geen enkele macht in de politiek of in de synagoge. En toch hebben zij het Rijk Gods gesticht in deze wereld. Zij hebben een kerk gevormd die tot op de dag van vandaag nog bestaat en alle crisissen en machtsmisbruik heeft overleefd.
Elke wijnstok moet gesnoeid worden om weer opnieuw te kunnen uitlopen en bloeien. Jezus zegt het zelf: (Johannes 15,2:) “Elke rank die geen vrucht draagt snijdt God af en elke rank die wel vrucht draagt zuivert Hij opdat zij meer vrucht mag dragen”. God heeft de afgelopen 30 jaar de wijnstok van de kerk flink gesnoeid zodat zij gezuiverd is en weer nieuwe vruchten kan gaan dragen.
Ik denk dat we op dat punt staan: een nieuwe lente voor de kerk. Misschien is het nog winter of nacht voor de kerk. Maar gelukkig de christenen die blijven waken, die het geloof en de hoop niet opgeven. Christus zal hen aan tafel nodigen en langs hen gaan om te bedienen.
PREEK VAN DE WEEK 15 e ZONDAG JAAR C 2010 Pijnacker/Nootdorp
LEZINGEN: EERSTE LEZING: Deuteronomium 30,10-14 EVANGELIE: Lucas 10,25-37
THEMA: Jezus ontmoeten op straat
Broeders en zusters,
Stelt u zich eens voor: u zit lekker op de camping te zonnen, terwijl de kinderen in een pierebadje aan het spelen zijn. Opeens komt er één huilend aanlopen. Ze is gevallen en heeft een gapende vleeswond. Snel ermee naar de EHBO. Als alles verzorgd is en je zit weer net in je luie stoel, komt opeens de oudste zoon met een vriendje om geld vragen om een kano te kunnen huren. Weer opstaan om geld te zoeken. Terug in de strandstoel komt net de buurvrouw aan met de vraag of je weet hoe haar nieuwe videocamera werkt. Het zal niet meevallen om dan vriendelijk te blijven.
In theorie weten we het allemaal zo goed dat je voor elkaar klaar moet staan. Maar in praktijk brengen we er niet altijd veel van terecht.
Spontaan zijn we verontwaardigd over de priester en de leviet in het evangelie van vandaag die de gewonde voorbijlopen. Maar als we weten wat zij voor redenen hadden om door te lopen, dan kunnen we onszelf misschien meer herkennen in die eerste twee passanten. Het was een leviet en een priester verboden een lijk aan te raken. Dan mochten ze geen offers meer opdragen in de tempel. Bovendien hadden ze misschien afspraken en moesten ze op tijd ergens zijn. Misschien waren ze al laat.
Ze hadden misschien geen geld, ze konden misschien geen bloed zien, er wachtten mensen op hen, ze hadden geen EHBO-diploma,. En bovendien: dat slachtoffer had nooit alleen op weg moeten gaan. De weg van Jeruzalem naar Jericho stond bekend om het overvalgevaar. Het was zijn eigen schuld dat hij daar lag.
In ons leven zijn er talloze vergelijkbare situaties die we niet als zodanig herkennen. Een huisgenoot vraagt ons bijvoorbeeld de afwas te doen. We hebben onze smoesjes vlot klaar: “Ik heb al genoeg gewerkt vandaag”, “Ik ben niet aan de beurt”, “jij kunt het veel beter en nog sneller ook”, “ik zorg hier in dit huis al voor het opruimen”, “ik heb al gekookt”.
Een ouwe zeur wil voor de zoveelste keer met haar problemen op bezoek komen. Onze smoesjes: “Haar problemen zijn haar eigen schuld”, “dit is werk voor beroepsmensen, een psychiater ofzo”, “zij leert het toch nooit”, “ik heb mijn eigen zorgen en kan die van een ander er niet nog eens bij hebben”, “ze heeft toch broers en zussen, laat die haar maar opvangen”,
We zeggen te snel “Ja, ik zou wel willen helpen, máááááááár….”
Als die woorden in ons opkomen zou er gelijk een rood lichtje moeten gaan branden dat ons herinnert aan het evangelie van vandaag.
We doen het evangelie echter tekort als we het alleen als een moralistisch lesje zouden opvatten. Er zit nog meer in.
Ten eerste: die Samaritaan was een vijand van de Joden. We hoorden enkele weken geleden nog dat Jezus en de apostelen in een Samaritaans dorp niet ontvangen werden omdat ze op weg waren naar de tempel. Toch draagt Jezus in zijn hart geen rancune tegen Samaritanen mee. Hij stelt hier zelfs een Samaritaan ten voorbeeld aan de Joden. Dat moet voor brave joden heel shockerend zijn geweest. Hoe zouden wij het vinden als Jezus ons een islamiet, een Turk, een Marrokaan of een zigeuner ten voorbeeld stelde? Toch is dat heel goed denkbaar.
Ten tweede: Jezus belooft ons het leven als wij de naastenliefde beoefenen. Het leven is iets dat God ons geeft. Dat betekent dat de naastenliefde ook een kans is die God ons geeft. Dat betekent dat mensen die ons pad kruisen door God gegeven zijn. Dat betekent dat een medemens voor ons een weg naar God is. De kunst is om dat in het concrete dagelijkse leven te gaan zien.
Ons streven naar geluk is nog veel te veel gebaseerd op eigen plannen. We plannen werk, vakantie, vrijetijdsbesteding, bezoekjes, maaltijden etc., etc. Dat is allemaal goed als het ons niet verhindert open te staan voor wat God op onze weg plaatst. Elke ochtend zouden we in ons morgengebed tegen God moeten zeggen: dit en dit zijn mijn plannen, maar als u het anders wil dan is het ook goed. Christen zijn betekent flexibel zijn. Anders zijn we een hindernis voor Gods werken in plaats van medewerkers.
Tenslotte kunnen we dit verhaal ook in samenhang zien met Mattheus 25: de bekende tekst waarin Jezus bij het Laatste Oordeel zegt: Ik was ziek, gevangen, naakt, hongerig, dorstig, en jij hebt Mij geholpen. Wat je voor de minste der mijnen hebt gedaan heb je voor Mij gedaan.
Het is ook christelijke levenskunst om juist in de verminkte, de misvormde, de ontspoorde mens Jezus zien. Niet in heilige mensen, mooie woorden en plechtige kerkdiensten, maar in de arme, de afstotende en gebroken medemens.
Moeder Teresa van Calcutta gaf ons daar een mooi voorbeeld van en drukt het ook uit in deze woorden: “Wij hebben de eucharistie nodig….. zolang we Jezus kunnen zien onder de gedaante van gebroken brood, kunnen we Hem ook zien in de gebroken lichamen van de armen”.
Beste mensen, ik wens ons allemaal een heel ontspannen vakantietijd, met veel rust en gemak. Maar als er toch iemand aanklopt aan onze deur of onze tent, hopelijk zullen we Jezus dan kunnen ontmoeten en een vreugde vinden die groter is dan die wanneer we krampachtig vasthouden aan onze eigen plannen.
Winfried Kuipers
LEZINGEN: Eerste lezing: Jesaja 66,10-14c EVANGELIE: Lukas 10,1-20
THEMA: Op reis
INLEIDING OP DE LEZING:
In de eerste lezing horen we Jesaja spreken in de tijd dat Jeruzalem verwoest was en haar inwoners in gevangenschap in Babylonië zaten. Jesaja voorspelt de herbouw van de stad en de terugkeer van de ballingen. Omdat Jeruzalem op een paar heuvels gebouwd is, vergelijkt Jesaja de stad met een moeder die haar kinderen zoogt aan haar borsten.
PREEK
Beste gelovigen,
De vakantietijd staat weer voor de deur. Velen van ons gaan weer op reis. De auto’s zullen weer volgeladen worden met alles wat we onderweg nodig kunnen hebben. En met de creditcard kunnen we onderweg in elk restaurant betalen wat we eten en drinken.
Ik weet nog wel dat wij vroeger met ons gezin in de bossen gingen wandelen. Mijn ouders hadden 8 kinderen en daarom was het veel te duur om onderweg meerdere keren in café’s en restaurants te gaan eten en drinken. Dus namen we alles mee wat we onderweg nodig hadden. Ieder sjouwde met zo’n ouderwetse badtas. Dat was zo’n ronde langwerpige tas, ongeveer net zo’n ding als de hoes van je slaapzak, met een dun koord van de bodem naar de bovenkant. Daar stopte mijn moeder dan een glazen literfles limonade in, want plastic flessen had je nog niet. En daarbij een pak koeken die onderweg helemaal platgedrukt en verkruimeld werden. Verder gingen er extra kleren mee in de tas, want de kleintjes konden het wel eens in hun broek doen. Soms extra schoenen, speciale wandelschoenen.
En het dunne koord van die loodzware tas hing ze dan over je schouder zodat één arm lekker afgekneld werd. En daar moest je dan de hele dag in de smorende hitte mee gaan wandelen. En daar liep je dan met die zware tas. En als je even wilde spelen op een bruggetje of achter een boom, dan legde je die tas even neer. Pappa en mamma liepen door en riepen na een tijdje: komen jullie, anders raken jullie ons kwijt. We renden dan naar ze toe, maar vergaten natuurlijk de tas. Na vijf kilometer zei iemand dan opeens: hé, waar is je tas gebleven? Dan kon je weer helemaal teruglopen om die tas te gaan halen.
Als je veel mee moet sjouwen dan kom je niet hard vooruit. Daarom zegt Jezus tegen 72 leerlingen die hij er op uitstuurt:
“Neem geen reistas mee en geen schoenen”. Op andere plaatsen in het evangelie zegt Hij er nog bij: “neemt niets mee voor onderweg, geen stok, geen reiszak, geen voedsel en geen dubbele kleding.” Zo, boffen die leerlingen even. Dan mogen ze van Jezus zeker in drie-sterren restaurants eten en slapen? Dan kregen ze zeker wel een behoorlijke smak vakantiegeld mee van Jezus? Of creditcards?
Als we de tekst nog eens goed lezen zien we dat ze ook geen beurs mee mogen nemen, geen geld. O, dat maakt de zaak anders. Hoe moet dat dan? Op reis gaan zonder geld. Dat is een avontuur. Inderdaad. Voor Jezus op weg gaan is een avontuur. Het onbekende tegemoet. De leerlingen van Jezus moeten gewoon op weg gaan en vertrouwen op de zorg van God. Ze moeten er gewoon maar op vertrouwen dat er altijd mensen zullen zijn die hen gastvrij zullen ontvangen en voor hen zullen zorgen. Vertrouwen in God en in de mens: dat is het enige dat leerlingen van Jezus mogen meenemen. Ze mogen niets méér meenemen. Anders komen ze niet snel genoeg vooruit.
Dan zit er nog iets wonderlijks in het evangelie. Iets wat heel onlogisch lijkt. En dan bedoel ik dat de leerlingen op hun tocht niemand mogen groeten onderweg. Dat lijkt onvriendelijk en zelfs onbeleefd, maar met groeten wordt in het oosten bedoeld dat je je reis onderbreekt om bij een bekende op bezoek te gaan, te blijven eten en slapen. Iemand begroeten is niet even je hand opsteken. Een oosterse begroeting, daar ben je niet zomaar van af. Dan laat je je ophouden en bereik je misschien je doel niet. Je zou het kunnen vergelijken met een priester die gebeld wordt om naar een stervende te komen. Dan blijft hij onderweg geen praatjes maken met alle bekenden die hij tegenkomt. Dat is dus verklaarbaar.
Beste mensen, we sjouwen vaak veel te veel mee in ons leven. En niet alleen materiële dingen, zoals kleding, boeken, onze geluidsapparatuur, ons huis of onze sieraden. Veel meer nog immateriële, psychische lasten. Daardoor komen we niet genoeg vooruit. Met psychische lasten bedoel ik bijvoorbeeld frustraties, vooroordelen, teleurstellingen, schuld, mislukkingen, gewoontes waar we aan verslaafd zijn, haat, vervelende herinneringen, zelfbeklag.
Ik probeer het duidelijk te maken met een voorbeeldje: mijn moeder had een achternicht die ruzie had gekregen met de familie om het nachtkastje van haar moeder bij de verdeling van de erfenis. Ze bleef haar hele leven boos op de familie en verbrak alle banden. Elk jaar belde ze mijn moeder weer en begon ze weer over dat nachtkastje. Haar leven lang sjouwde ze die psychische last achter zich aan. Haar leven werd bedorven door een nachtkastje. Dat kon ze maar niet loslaten.
Zo hebben wij misschien ook wel dingen die we niet kunnen vergeven en vergeten. Laat toch los. Voorbij is voorbij. Gooi neer die tas vol verwijten en ergernissen, vol angsten en onzekerheid. Wat doe je jezelf aan als je altijd maar over vroeger blijft klagen? Over je gemiste kansen? Of over anderen? We zitten vaak gevangen in een spinneweb, in een cocon die we zelf om ons heen geweven hebben. Breek er uit en vlieg er als een vrije vlinder uit.
Zo zou eigenlijk onze vakantie moeten zijn: alles loslaten: niet alleen ons werk, maar ook de geestelijke zorgen van het afgelopen jaar. De inspanningen, de moeilijkheden en zelfs de opgedane ervaringen en kennis. Met lege handen er op uit gaan om weer nieuwe ervaringen op te doen, met een open hart er op uit gaan om weer nieuwe mensen ontmoeten. Open en ontvankelijk voor het onverwachte, voor het onvoorziene, het ongeplande of beter gezegd: voor dat wat God gepland heeft, voor wat God voorzien heeft voor ons.
Dan krijgt onze vakantie een evangelisch aspect. Dan zullen we veel sneller vooruitkomen op onze weg naar God toe. Amen.
PREEK VAN DE WEEK 12e ZONDAG JAAR C 2010 Bleiswijk en Nootdorp
WELKOMSTWOORD
(zondag: Het is vaderdag. De vaders wil ik van harte welkom heten.)
Deze week zijn de uitslagen van de eindexamens bekend geworden. Zijn er toevallig geslaagden in de kerk? Even hand opsteken.
Geslaagd wil niet zeggen dat je uitgeleerd bent. Naast taal, sommen en wetenschappelijke kennis moeten we leren leven. En leren leven doe je je hele leven lang. Dat doe je vooral in de praktijk. Levenservaring opdoen.
Vaak overkomt ons lijden. Daar worden we ook wijzere mensen van. We gaan het wezenlijke zien en bijzaken relativeren.
En vaak leren we van onze fouten. We kennen de uitdrukking: door schade en schande wijs worden.
Schade en schande kunnen in ons schuldgevoelens oproepen. Laten we daarom nu een gebed om vergeving bidden.
PREEK
Zusters en broeders in het geloof,
Het is helaas dit eerste zomerweekend weer geen zomers weer. 14 graden en bewolkt. Maar achter de wolken schijnt altijd de zon. Ook al zien we ‘m niet, we weten het en moeten er in blijven geloven.
Er zijn mensen die zien het leven altijd van de negatieve kant. Die zien alleen wat er fout is.
Ja, iets dat niet goed is valt eerder op dan iets dat wel goed is. Een vuile ruit zie je eerder dan een schone.
Het is de kunst om juist het goede te gaan zien.
Je kunt van een half gevuld glas zeggen: het is al half leeg, maar je kunt ook zeggen: het is nog half vol. Alleen Herman Finkers heeft er een afkeer van het zo te zien als hij op de helft is van het leegdrinken van een glas met een vies medicinaal drankje.
Pessimistische mensen, doemdenkers, fatalisten, die staan als het ware met hun rug naar de zon en zien alleen de schaduw in het leven. Draai je om, bekeer je. Alleen de optimisten zullen overleven, zegt Phil Bosmans.
De bisschoppen schreven het ook eens in hun Pinksterbrief: fatalisme komt in het woordenboek van de H.Geest niet voor. De fatalist blust de Heilige Geest uit.
Ik geloof zelfs dat mensen die cynisch zijn, fatalistisch of pessimistisch het noodlot aantrekken. Ik heb een gezin gekend dat heel wantrouwend was. In de ogen van de moeder was niemand goed. Op iedereen had ze kritiek. Het gevolg was dat ze iedereen afstootte. Haar man liep weg. Bij de sociale dienst en allerlei hulpverleningsorganisaties stuitte ze altijd op heel veel weerstand. Ze zagen haar liever gaan dan komen. Zelfs de schilders, loodgieters, elektriciens en dergelijke lui hadden er een hekel aan bij haar te moeten werken, met als gevolg dat ze wel eens op zich lieten wachten. De kinderen kregen problemen op school en tot overmaat van ramp kregen die kinderen het ene ongeluk na het andere. De jongste kreeg een ongeluk met de brommer, brak zijn been, moest met de taxi naar school en vervolgens kreeg de taxi een ongeluk waarbij zijn genezend been weer een klap kreeg. Maar toen ik hem eens tegenkwam en belangstellend informeerde naar zijn toestand draaide hij zich om en keek me niet aan. Ik kreeg verschrikkelijk veel medelijden met hem want met zo’n houding sluit je je af voor het geluk. Hij zal in zijn leven nog heel wat moeilijkheden tegenkomen, vast en zeker.
We mogen het niet omkeren, we mogen niet zeggen dat het lijden een teken is van een negatieve levenshouding. Het ongeluk treft ook goede mensen. Voorspoed is geen bewijs van goed gedrag, ongeluk geen bewijs van zonde.
De vraag is alleen: hoe reageren we op lijden en tegenslag. Een positief mens blijft hopen, verwachten, hulp zoeken, vooruitzien, geloven. Een positief iemand die wordt door lijden wijzer en rijper. Een negatief mens gaat wanhopen, afwachten, vereenzamen en laat zijn geloof vallen. Ja, sommige mensen verliezen door ziekte en lijden hun geloof. Zij zeggen: “Als God zo machtig is, waarom grijpt Hij dan niet in? Waarom laat Hij het kwaad dan toe?”
Andere mensen worden door ziekte, tegenslag en ongeluk juist gelovig. Want zij worden door alles heen wijzere mensen. Zij gaan inzien dat je het leven niet in de hand hebt. Zij gaan inzien dat het leven gegeven is. Zij gaan inzien dat we zelf maar een klein stukje kwetsbare sterfelijke natuur zijn. Zij zoeken hulp bij God. Zij worden rijpere mensen. Zij gaan inzien wat echt belangrijk is in het leven en wat van geen belang is. Zij worden mensen met levenswijsheid en levenservaring. En in nood leer je je ware vrienden kennen.
Zoiets zien we ook in het evangelie. Als Jezus succes heeft, dan willen de apostelen Hem wel volgen. Dan geloven ze in Hem. Ze noemen Hem Johannes de Doper, Elia, een profeet die is opgestaan. Petrus durft Hem zelfs de Gezalfde van God te noemen. Dat verwijst naar koninklijke ambities. Maar zo gauw Jezus gaat spreken over zijn lijden, dan kan Petrus Hem niet meer volgen. Dat zien we later in de Hof van Olijven. Petrus laat Hem in de steek. In het lijden kan hij God niet herkennen. Maar uiteindelijk, na spijt en berouw over zijn verloochening van Jezus komt hij er toch door heen en wordt de sterke eerste leider van de kerk. Dan is Hij sterk genoeg om zijn kruis op te nemen en zijn leven te verliezen voor Jezus.
Jezus zegt: “Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en door elke dag opnieuw zijn kruis op te nemen.”.
Als we kijken naar Jezus dan zien we dat het lijden Hem niet breekt: op zijn kruisweg heeft Hij nog oog voor huilende vrouwen, terwijl Hij aan het kruis geslagen wordt bidt Hij voor die wrede soldaten. Aan het kruis denkt Hij aan zijn moeder, aan Johannes, aan de goede moordenaar naast Hem. Het lijden heeft Jezus’ Geest niet gebroken. Integendeel, daar aan het kruis heeft Hij ons het meeste liefgehad.
Iedereen krijgt wel eens tegenslag in zijn leven. De vraag is alleen: hoe gaan we er mee om? Hoe verwerk je het?
Ik heb eens de spreuk gelezen: “Het succes van de geslaagden begint daar waar anderen de moed opgaven”. Met geslaagden worden niet de scholieren bedoeld die van de week geslaagd zijn, maar mensen die succes in het leven hebben. Zij hebben allemaal wel eens een crisis doorgemaakt, maar zijn daar goed doorgekomen. Voor scholieren gold het ook: wie de moed opgaf en niet meer leerde is zeker niet geslaagd. Zij die net met de hakken over de sloot geslaagd zijn hebben wel eens door de zure appel heen moeten bijten. Op moeilijke momenten doorzetten. Daar gaat het om.
De Engelse staatsman en schrijver Lytton heeft gezegd: “De mens moet teleurgesteld worden in de kleine dingen des levens eer hij de volle waarde der grotere kan beseffen.”
Horatius zei: “ Hij die zich al te zeer verheugt in zijn voorspoed, wordt door zijn tegenspoed geheel terneergeslagen”.
Shakespeare zei: “Laat mij deze bittere tegenspoed omhelzen, want wijzen noemen dit de wijste weg”.
Catharina van Siena zei: “Voor een moedige man, zijn geluk en pech als zijn rechter en zijn linkerhand: Hij gebruikt ze beide”.
Een spreekwoord in India luidt: ´Men struikelt niet over een berg, maar over een steen”.
Tot zover al deze levenswijsheid. Wie het nog niet begrepen heeft die moet maar door schade en schande wijs worden.
LEZINGEN: EERSTE LEZING: 2 Samuel 12,7-13 EVANGELIE: Lucas 7,36-8,3
THEMA: de kerk: heilig of schijnheilig?
INLEIDING:
Hier zijn we weer bij elkaar gekomen rond de tafel van Jezus. En als we om ons heen kijken, zien we heel verschillende mensen: vrienden, maar ook mensen die we misschien niet mogen, mensen die arrogant zijn of egoïstisch, mensen die we verdenken van fraude, of mensen van wie we weten dat ze een scheve schaats gereden hebben.
En toch zijn we hier bijeen rond de tafel van Jezus. Uiteindelijk zijn we allemaal zondaar. Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen. Maar als we God veel liefde betonen, dan zal zijn barmhartigheid al onze zonden bedekken en worden we verzoend met elkaar. Dat is het unieke van een kerkgemeenschap.
Belijden we daarom oprecht onze ondeugd, bekeren we ons tot God om deze eucharistie goed te kunnen vieren.
INLEIDING OP DE EERSTE LEZING:
De joden hebben David altijd als hun grootste koning beschouwd, door God uitverkoren. Toch heeft David ooit een ernstige misstap begaan. Hij zag eens een getrouwde vrouw, Batseba, baden. Hij laat haar op het paleis komen en pleegt overspel met haar of verkracht haar. Batseba wordt zwanger. David laat vervolgens Batseba’s man Uria omkomen in een gewapende strijd en neemt Batseba tot vrouw. God zendt de profeet Natan naar de koning om hem te bestraffen. Maar David bekent schuld, zo gaan we nu horen in de eerste lezing.
PREEK
Beste en slechte mensen,
Vroeger dacht ik dat alleen asociale mensen misdaden begingen: in de boekjes van de lagere school werden slechte mensen altijd afgebeeld met ongeschoren kinnen, met verkreukte, slobberige, vuile lompen aan en grof in hun woordgebruik.
Nu zie ik dat dit een zeer eenzijdig beeld was van de werkelijkheid. Steeds meer zie ik dat criminaliteit, misdaad en ontucht ook voorkomt onder intelligente, welbespraakte, uiterlijk beschaafde mensen met witte boorden, stropdassen, veel geld op zak, met een hoge functie in de politiek of maatschappij of blauw bloed in de aderen. Ook zij schrikken er niet voor terug mensen te ruïneren door vervalsing in geschriften, financiële manipulatie, seksuele uitspattingen en overspel. In Brazilië zijn er zelfs hotels speciaal voor directeuren die met hun secretaresse naar bed willen. Dat heeft een missionaris mij verteld. En topsporters, artiesten, acteurs en tv-sterren, die juist een voorbeeld voor de mensen zouden moeten zijn, infecteren de maatschappij met de meest verwerpelijke vrijzinnigheden, grof taalgebruik, gevloek en onkuis gedrag. En helaas moet ik toegeven dat fraude en seksueel misbruik ook voorkomt onder de priesters, niet alleen in Amerika en Ierland, maar ook hier in Nederland.
Ook schijnbaar hoogstaande mensen hebben een zwak hart en staan onder invloed van het kwaad. Kijk maar naar David. Hij was nota bene door God zelf uitgekozen om koning te worden in plaats van Saul, die een dictator en een bloedvergieter was. David werd algemeen geprezen omdat hij niet uit was op macht, maar op wijsheid en dienstbaarheid, en luisterde naar Gods geboden. Toch laat hij zich verleiden door een mooie vrouw. Hij laat de man van die vrouw ombrengen. Een ordinaire liefdesscène, waar de Nederlandse pers, het journaal, actualiteitenprogramma’s, Story, Privé en Nieuwe Revue op af zouden vliegen als wespen op de strooppot als het nu zou gebeuren.
Maar er is iets nieuws in dit verhaal, iets wat je in de roddelbladen nooit leest: een profeet, een Godsgezant, protesteert en David laat het zich gezeggen. Hij krijgt berouw, bekent zijn schuld en bekeert zich. En hij vindt genade bij God. Zo ook de vrouw uit het evangelie, die als zondares bekend stond.
Veel kwaad op economisch en seksueel gebied wordt tegenwoordig goed gepraat, terwijl we wel aanvoelen dat die dingen niet goed zijn. Zwakheid wordt vrijheid genoemd en in naam van de gewetensvrijheid wordt alles getolereerd. Maar wat men gewetensvrijheid noemt is in feite gewetenloosheid. Want het geweten is de stem van God in ons binnenste. En hoeveel mensen luisteren nog naar die stem?
Het zou beter zijn eerlijk te erkennen dat we allemaal maar zwakke mensen zijn en daarom vergeving nodig hebben. Berouw en geloof in Gods barmhartigheid is de enige redding uit de ondergang.
Bij Jezus is die redding te vinden. Hij praat het kwaad niet goed, Hij ontwerpt niet allerlei listige wetten om de zwakheid van de mens straffeloos te tolereren en te gedogen, maar Hij spreekt vrij en neemt ons zondaars weer op in zijn liefde. Bij Hem komen Farizeeër en tollenaar, schriftgeleerde en zondaar, Jood en Romein. In het evangelie is Hij te gast bij een Farizeeër en Hij deinst er niet voor terug zijn gastheer eens flink de les te lezen als die gastheer zijn minachting uit over een publieke vrouw. Jezus laat zich niet intimideren door rijkdom, status, reputatie of macht van mensen. Daar kijkt hij dwars door heen.
Dat is zo mooi van een kerk en een pastorie: je ziet er allerlei mensen achter elkaar naar binnen gaan: ambtenaren en bedelaars, bankdirecteuren en bankwerkers, huisvrouwen en professoren. En allemaal hebben ze wat uit te praten met Onze Lieve Heer. Allemaal hebben ze wel ergens vergeving voor nodig.
Ja, bij onze hemelse Vader kun je altijd terecht. Ik hoor wel eens mensen zeggen: “in de kerk kom ik niet, want daar zitten schijnheiligen op de voorste bank”, of: “in die kerk kom ik niet, want daar zit die en die; de pastoor moest eens weten”. Jezus weet het. En toch zijn die mensen bij Hem welkom omdat er bij Hem overvloedig vergeving mogelijk is. Alleen bij Jezus en rond zijn altaar worden mensen met elkaar verzoend.
In mijn vorige parochie hadden we elk jaar een afscheidsmis van groep 8 in de kerk. Ik liet die kinderen van tevoren een opstel maken over wat ze later wilden worden. Heel veel wilden advocaat wordt. Dat is natuurlijk een goed betaalde baan en er is in die branche steeds meer werk. Maar in die functie moet je meestal misdadigers gaan verdedigen. Ik heb daarom gezegd: “Waarom worden jullie geen pastoraal werkster of pastoor? Dan hoef je het kwaad niet goed te praten, maar mag je het kwaad vergeven en kun je door de bekering van mensen het kwaad terugdringen en voorkomen. Dat is toch veel mooier werk?”
Vroeger zijn de mensen opgegroeid met een benauwend schuldbesef. De kerk was wettisch. Kerk en opvoeders dreigden met hel en verdoemenis. Als we beseffen dat God als een Vader van ons houdt en dat Hij eindeloos barmhartig is, dan hoeven we niet benauwd te zijn en evenmin ons geweten het zwijgen op te leggen. De zondares in het evangelie zoekt Jezus op en weerstaat daarvoor de veroordelende blikken van de Farizeeën en het gepraat van de schijnheiligen. Zij gelooft in Jezus’ liefde en betoont Hem daarom haar liefde. En Jezus vergeeft, ook al waren haar zonden nog zo talrijk.
Vergeving werkt echt bevrijdend en doet ons weer groeien in liefde. Daarom moeten we geen benauwend schuldbesef hebben, maar een christelijk schuldbesef. En niet bang zijn om weer eens het sacrament van de vergeving te vragen aan een priester. Ook dat sacrament is een gave van Gods liefde.
PREEK met woordje voor kinderen. sacraments-zondag jaarcyclus C Pijnacker Nootdorp 2010
LEZINGEN: 1 Kor.11,23-26 Lucas 9,11b-17
Ik heb een raadsel: Wat wordt meer als je het deelt? ……. Het enige dat meer wordt als je het deelt is geluk.
We kennen wel de spreuk: gedeelde smart is halve smart, gedeelde vreugd is dubbele vreugd.
Het verhaal van de wonderbare broodvermenigvuldiging is daar een teken van.
Ook in deze tijd gebeuren er nog wonderlijke dingen. Het sterkste voorbeeld vind ik dat van Moeder Teresa. Zij en haar zusters zorgden bijvoorbeeld eens voor een vluchtelingenkamp. Op een dag kwam er een medezuster naar haar toe die zei: “Zuster, we hebben niet veel brood meer. Is het goed dat we vandaag maar de helft uitdelen en de rest tot morgen bewaren?’ “Nee, zei zuster Teresa, we delen gewoon alles uit en God zal er voor zorgen dat we morgen genoeg te eten hebben”. Al het brood werd uitgedeeld. De volgende dag besloot de regering onverwacht alle scholen een dag vrij te geven Maar de schoolmelk en het brood dat de kinderen bij het overblijven kregen stonden al klaar. Toen zei de regering: “breng al dat voedsel maar naar Moeder Teresa. Die kan het altijd gebruiken.”
Ik heb al jong leren sparen. Maar later heb ik geleerd: “als jij voor anderen zorgt, zal God voor jou zorgen”. Als wij edelmoedig zijn zal God later voor ons zorgen.
Geven moet je ook niet doen met een zuur gezicht. In de bijbel staat: “Laat iedereen geven waartoe hij in zijn hart besloten heeft, zonder tegenzin en zonder dwang, want God houdt van een blijmoedige gever.“(1Kor.9,7)
En Jezus zegt: “ Verzamelt u geen schatten op aarde, waar dieven ze kunnen stelen, maar verzamel schatten in de hemel, waar mot noch worm ze aantasten, en waar geen dieven inbreken om ze te stelen.”. (Mt.6,20)
De apostelen hadden alles weggeven om Jezus te volgen. Ze vroegen eens aan Jezus: “Wat krijgen wij er voor terug?” Jezus zei: (Mc.10,29): `Ik verzeker jullie, er is niemand die zijn huis, broers, zusters, moeder, vader, kinderen of landerijen heeft achtergelaten omwille van Mij en omwille van de goede boodschap, of hij krijgt nu in deze tijd een honderdvoud aan huizen, broers, zusters, moeders, kinderen en landerijen, vervolgingen inbegrepen, en in de komende wereld eeuwig leven.” Het honderdvoudige: welk bank geeft 10.000% rente? Niet één. Bij 6 % gaan ze al failliet. Het beste kun je dus investeren in goede doelen en in de armen.
Chiara Lubich, stichteres van de focolarebeweging, die samenleefde met een groepje vriendinnen, kreeg eens een buurvrouw aan de deur die een taart wou bakken, maar een ei te kort kwam. Of ze er één kon lenen. Chiara twijfelde, want ze had nog maar 1 ei in huis. Toch gaf ze die aan de buurvrouw. Later op de dag belde iemand aan die nog een mand eieren over had. Of ze die soms konden gebruiken……
Lucas 6,38: “Geef, dan zal jullie gegeven worden. Een mooie maat, stevig aangedrukt, goed geschud en overvol zal je in de schoot geworpen worden. Want met de maat waarmee jullie meten, zul je gemeten worden.’‘
Lukas 11,11-13: “Welke vader onder jullie zal zijn kind, wanneer het om een vis vraagt in plaats daarvan een slang geven? Of een schorpioen als het om een ei vraagt? Als je goede dingen geeft aan je kinderen, dan zal je hemelse Vader je nog meer geven…de Heilige Geest”
De enige manier om daar achter te komen is het gewoon te proberen. Maar dan moet je niet alleen je overvloed geven, wat je zelf toch niet meer gebruikt, maar iets wat je zelf eigenlijk hard nodig hebt.
Er staat ook een verhaal in de bijbel over “het penninkje van de weduwe”…………..Lukas 21,1-4. Dit verhaal staat veelbetekenend als laatste verhaal vóór het lijdensverhaal
Op sacramentsdag gedenken wij dat Jezus zichzelf gegeven heeft, totaal, tot in de dood. Hij gaf daarvan een teken: het heilig brood. Brood is een sterk symbool: het wordt geheel gegeten en door het lichaam verteerd. Maar het gaat niet verloren: het wordt opgenomen in het lichaam: het lichaam groeit ervan en haalt er energie uit. Jezus levensoffer werkt door in het leven van miljoenen ware christenen.
Wat wij weggeven gaat niet verloren. Het brengt leven aan anderen. Het geeft anderen weer nieuwe moed.
Het geven van geld of goederen is maar een kleine vingeroefening. Jezus vraagt ons veel verder te gaan: te geven wat ons dierbaar is: onze tijd, onze energie, ons gemak, onze rust, onze zekerheden, onszelf.
Als wij ter communie gaan verplichten we onszelf daartoe. Ter communie gaan is niet vrijblijvend. Als wij een teken van de zelfgave van Jezus ontvangen, dan verklaren we ons ook bereid zo als Hij te leven. Wie dat niet wil, moet eigenlijk niet ter communie gaan. Ter communie gaan is telkens opnieuw een verbond sluiten met Jezus: het nieuwe verbond. Als Jezus in deze tijd geleefd had, dan had hij misschien een notariële acte opgesteld en iedereen gevraagd die te ondertekenen. Daarin hadden we moeten verklaren bereid te zijn onze overvloed weg te schenken en te leven naar Gods wil en ons in te zetten voor het Rijk Gods. En Jezus zou in het contract zetten dat Hij er dan voor zal zorgen dat we niets te kort komen. Het ter communie gaan heeft in feite dezelfde betekenis: wij verklaren ons bereid te leven zoals Hij, elke dag, elke week, tot aan de volgende communie.
Laten we stil worden en in ons hart overwegen of we daartoe bereid zijn.
WOORDJE VOOR DE KINDEREN
Ik heb een raadsel: Wat wordt meer als je het deelt?
Het enige dat meer wordt als je het deelt is geluk. We zeggen ook wel eens: gedeelde smart is halve smart, gedeelde vreugd is dubbele vreugd.
Het verhaal van de wonderbare broodvermenigvuldiging is daar een teken van.
Ook in deze tijd gebeuren er nog wonderlijke dingen. Het sterkste voorbeeld vind ik dat van Moeder Teresa, een zuster die in India geleefd en gewerkt heeft. Zij en haar zusters zorgden bijvoorbeeld eens voor een vluchtelingenkamp. Op een dag kwam er een medezuster naar haar toe die zei: “Zuster, we hebben niet veel brood meer. Is het goed dat we vandaag maar de helft uitdelen en de rest tot morgen bewaren?’ “Nee, zei zuster Teresa, we delen gewoon alles uit en God zal er voor zorgen dat we morgen genoeg te eten hebben”. Al het brood werd uitgedeeld. De volgende dag besloot de regering onverwacht alle scholen een dag vrij te geven Maar de schoolmelk en het brood dat de kinderen bij het overblijven kregen stonden al klaar. Toen zei de regering: “breng al dat voedsel maar naar Moeder Teresa. Die kan het altijd gebruiken.”
Ik heb al jong leren sparen. Maar later heb ik geleerd: “als jij voor anderen zorgt, zal God voor jou zorgen”.
Geven moet je ook niet doen met een zuur gezicht. In de bijbel staat: “God houdt van een blije gever”.
Hoeveel moet je weggeven?
Er staat ook een verhaal in de bijbel over “het penninkje van de weduwe”…………..
Meisjes en jongens, ik zeg dus niet dat je in plaats van geld sparen op de spaarbank, je geld net zo goed uit kunt geven aan snoep en patat en voetbalplaatjes. Als je van je ouders moet sparen, dan moet je sparen. Maar dat kan op 2 manieren: geld op de bank zetten of geld aan een goed doel geven. Want als je het op die laatste manier doet krijg je het later van God honderdvoudig terug.
“Als je elkaar goede dingen geeft, zal je hemelse Vader je nog meer geven…”
De enige manier om daar achter te komen is het gewoon te proberen.
Vandaag is het sacramentsdag. Wij gedenken wij dat Jezus zichzelf gegeven heeft, totaal, tot in de dood. Hij gaf daarvan een teken: het heilig brood. Brood is een sterk symbool: het wordt geheel gegeten en door het lichaam verteerd. Maar het gaat niet verloren: het wordt opgenomen in het lichaam: het lichaam groeit ervan en haalt er energie uit. Jezus’ levensoffer werkt door in het leven van miljoenen ware christenen.
Als wij ter communie gaan dan moeten we ook proberen te leven zoals Jezus. Wie dat niet wil, moet eigenlijk niet ter communie gaan. Ter communie gaan is telkens opnieuw een verbond sluiten met Jezus: het nieuwe verbond: wij verklaren ons bereid te leven zoals Hij, elke dag, elke week, tot aan de volgende communie.
Als we dat doen, dan zal Jezus zijn hemelse vreugde met ons delen, want gedeelde vreugd is dubbele vreugd.
Winfried Kuipers
LEZINGEN: EERSTE LEZING: Handelingen 2, 1-11; TWEEDE LEZING: Romeinen 8,8-17; EVANGELIE: Johannes 14,15-16+23-26
THEMA: de H.Geest, de opfrisser
U kent allemaal wel het volgende grapje: je bent ergens op bezoek en de gastheer of vrouw biedt wat te drinken aan. Ze neemt de bestellingen op en bij jou komend vraagt ze: “Waar kan ik u een plezier mee doen”. Je antwoordt: “Wat fris”. Zij antwoordt: “O.K. Ik zal wel even het raam open zetten”.
Ja, met warm weer verlangen we allemaal naar verfrissing. Een koele wind, maar ook een koel drankje. Het is een mooi beeld van een psychisch proces. Allemaal zijn we wel eens gespannen, vermoeid of opgewonden, druk, gestresst, geërgerd of verhit. Of we twijfelen aan een goede afloop, we zijn onzeker, ontmoedigd, we twijfelen aan ons geloof, aan God.
In al die gevallen zoeken we naar ontspanning, bemoediging, inspiratie, vernieuwing, een frisse wind door onze geest. Soms gaan we daarvoor letterlijk even uitwaaien. Naar buiten om een frisse neus te halen. We laten de wind door onze haren wapperen, we zoeken verkoeling in de zee of een plas of we stappen een halfdonkere middeleeuwse kerk binnen of we gaan rond een kampvuur of de open haard zitten. En terwijl we lopen of zwemmen of zitten of knielen komt onze geest tot rust, tot bezinning, tot nieuwe ideeën, op orde.
Door rust, ontspanning, stilte en natuur geven we de Heilige Geest de kans in ons te werken.
Bij de leerlingen van Jezus op Pinksteren, Maria, de apostelen en overigen, waren er duidelijke tekenen die de komst van de Heilige Geest zichtbaar, voelbaar, hoorbaar maakten: een gedruis alsof er een hevige wind opstak, iets dat op vuur geleek. Maar ook zonder deze tekenen kan de Heilige Geest in ons tot leven komen en gaan werken. Want we bezitten allemaal de Heilige Geest Nou ja, bezitten is niet het goede woord, want wij hebben de Heilige Geest niet als een slaaf in bezit. Het is eerder andersom: de heilige Geest wil ons bezitten. Hij woont in ons. Paulus schrijft in zijn brief aan de Romeinen: “Uw bestaan wordt niet beheerst door zelfgenoegzaamheid, maar door de Geest, omdat de Geest van God in u woont, die in u verblijft”.
Onze geest is een stukje van Gods Geest. In het scheppingsverhaal staat dat God zijn levensadem inblies in de eerste mens. In het Hebreeuws wordt voor levensadem het woord Roeach gebruikt. En het woord Roeach betekent ook: geest. Geest en levensadem waren in het denken van de joden hetzelfde. En in een verschijningsverhaal staat ook dat de verrezen Christus over de leerlingen blies en daarbij zei: “Ontvangt de Heilige Geest” (Johannes 20,22).
In psalm 104 (de tussenzang) staat: “Neemt Gij van uw schepselen hun geest/de ademtocht weg, dan komen zij om en keren terug naar de aarde, Maar zendt Gij uw geest/uw ademtocht, dan komt er weer leven, dan maakt Gij uw schepping weer nieuw”. En in het alleluiavers: “Zend uw Geest en wij zullen worden herschapen en gij zult het aanschijn der aarde vernieuwen.” In de Groot Nieuwsbijbel is het zo vertaald: “Ademt u over de aarde, dan ontstaat er weer leven en krijgt zij een nieuw gezicht”. (vers 30) Steeds worden de woorden geest en adem door elkaar gebruikt en worden er toespelingen gemaakt op het scheppingsverhaal. De Pinkstergeest herschept de aarde, de mensheid.
Maar die goddelijke Geest in ons dringt zich niet op. We moeten stil worden om naar Haar te luisteren. Als we dat niet doen, dan kan gemakkelijk de kwade geest bezit van ons nemen. Want die hebben we als erfenis van onze dierlijke afstamming ook in ons. Men noemt dat ook wel de erfzonde. Paulus schrijft daarover: “Als gij zelfzuchtig leeft, en uw bestaan wordt beheerst door zelfgenoegzaamheid (in de willibrordvertaling: ‘het vlees’), zult gij zeker sterven. … Uw lichaam blijft door de zonde de dood gewijd, maar als de Geest van God in u woont, dan zal Hij ook eenmaal uw sterfelijk lichaam levend maken. .. Wij zijn erfgenamen om te delen in Jezus’ verheerlijking”.
Als we ons laten leiden door Gods Geest in ons, dan zijn we kinderen van God en erfgenamen van het eeuwige leven. Dan mogen we God “Abba, Vader” noemen, zegt Paulus. En Jezus zegt: “Als iemand mijn woord onderhoud, dan zullen mijn Vader en Ik tot hem komen en verblijf bij hem nemen”.
Maar hoe lukt het ons om ons aan Jezus’ woorden te houden? Hoe kunnen wij Jezus’ geboden onderhouden? Hoe kunnen wij de woorden van Jezus goed begrijpen als ze gezegd zijn in een taal en cultuur van 2000 jaar geleden? Jezus zelf geeft het antwoord: “De Heilige Geest die de Vader in mijn naam zal zenden, Hij zal u alles leren en in herinnering brengen wat Ik u gezegd heb”.
Daarom kunnen we de Heilige Geest ook de Verfrisser noemen, de Opfrisser. Hij frist ons geheugen op. Hij geeft verfrissing als we vermoeid, bezweet, gespannen zijn.
Als we God om een verfrissing vragen, dan zal Hij niet het raam open zetten, maar de Heilige Geest zenden. Die kwam ook binnen in de zaal van het Laatste Avondmaal op het Pinksterfeest, terwijl alle deuren en ramen gesloten waren.
Daarna vlogen alle deuren en ramen open omdat de christenen hun bezieling naar buiten wilden brengen.
Johannes de XIIIe zette bij de aankondiging van het Concilie zijn raam bij de St.Pieter open en zei dat er een frisse wind door de kerk moest gaan waaien!
Laten wij dan de ramen en deuren van ons hart open zetten voor de Heilige Geest. Dat Hij ook ons leven mag vernieuwen.
Kom Heilige Geest, vervul de harten van uw gelovigen en ontsteek in hen het vuur van uw liefde. Zend uw Geest uit en alles zal worden herschapen en Gij zult het aanschijn der aarde vernieuwen. Amen.
PREEK VAN DE WEEK 7e ZONDAG VAN PASEN JAAR C
16 mei 2010 Bergschenhoek en Bleiswijk
LEZINGEN: EERSTE LEZING: Handelingen 7,55-60 EVANGELIE: Joh.17,20-26
THEMA: het testament van Jezus: eenheid
INLEIDING OP DE LEZINGEN:
De eerste lezing is het slotstuk van een toespraak die gehouden werd door een diaken in de tijd van de apostelen, voor de joodse rechtbank, het Sanhedrin. Het was de diaken Stefanus. In zijn toespraak heeft hij de joden verweten dat ze de Heilige Geest weerstreefden en zich niet aan de joodse wet hadden gehouden.
Het evangelie is de afsluiting van Jezus gebed aan het Laatste Avondmaal. Jezus heeft eerst gebeden voor de elf apostelen met wie Hij samen was. Daarna bidt Hij voor alle gelovigen.
PREEK
Er is een overeenkomst tussen vloeken en bidden: het zijn beide uitingen van emoties op een moment van nood en spanning. Maar vloeken en bidden komen voort uit twee totaal verschillende geesten. Wie vloekt bezit een duivelse geest, wie bidt, bezit de Heilige Geest.
In de lezingen van vandaag zien we dat bidden een soort kleding van de ziel is, de uiting van het innerlijk.
Laten we de lezingen er nog eens bij nemen en bij verschillende zinnen stil staan. Zowel Stefanus als Jezus staan voor een gewelddadige dood. Een situatie die wij ons nauwelijks in kunnen denken. Misschien dat een enkeling in de oorlog of zo wel eens aan de dood ontsnapt is. Maar anders zullen we het ons nauwelijks voor kunnen stellen.
Stefanus had door zijn toespraak de woede van de joden opgewekt. Daarom stenigden ze hem. Terwijl Stefanus stervende is, gaat hij bidden. En hij bidt met dezelfde woorden als Jezus aan het kruis gedaan heeft: Jezus bad: “Vader in uw handen beveel Ik mijn Geest”. Stefanus bidt: “Heer Jezus ontvang mijn geest”. Het zijn prachtige woorden, vol geloof en vertrouwen.
En dan bidt Stefanus, op zijn knieën vallend: “Heer, reken hun deze zonden niet aan” Ook hierin herkennen we de woorden van Jezus aan het kruis. Jezus bidt dan voor de soldaten die Hem martelen door Hem met spijkers aan het kruis te slaan. Jezus bidt dan: ‘Heer, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen”. Aan deze woorden zien we dat Stefanus vervuld is met de Heilige Geest.
Normale mensen zouden gaan vloeken, schelden, terugslaan. Maar Stefanus en Jezus die bidden voor hun vijanden. Dat kan alleen door de heilige Geest. Van nature kunnen wij dat niet.
Ik heb één keer iemand ontmoet die zo’n houding aangenomen had. Het was een jonge vrouw die door haar man in de steek gelaten was. Ze zag haar man nooit meer. Hoe vaak slaat de liefde dan niet om in haat? Maar bij haar niet. Ze vertelde dat ze elke dag voor haar man bad. Ze had haar trouwbelofte gedaan en het was voor haar de enige manier om haar man nog trouw te zijn. Zo bewaarde ze haar liefde voor hem. Zo hield ze haar huwelijk in stand. Zo bracht ze Jezus woorden ten uitvoer uit de bergrede: “Bemint uw vijanden, en bidt voor wie u vervolgen”.
Ik geloof dat alleen zo de vrede in de wereld kan terugkeren. Ik geloof dat alleen zo het Rijk Gods kan komen.
Door het gebed kunnen ouders met kinderen en kleinkinderen verbonden zijn die ze misschien nooit meer zien. Al willen ze niets meer van je weten, al mag je niets meer voor ze doen, ze kunnen je niet verbieden voor hen te bidden en dat gebed kan hun redding zijn.
In het evangelie horen we Jezus bidden voor alle gelovigen. We horen wat er in zijn hart omgaat in doodsnood. Geen bange, benauwde egoïstische gedachten over hoe Hij aan dit lot zou kunnen ontsnappen. Hij zit niet in over zijn eigen ziel en zaligheid, maar over die van anderen. Zijn zorg blijft uitgaan naar anderen. Wat een onvoorstelbare liefde. Wat een onvoorstelbare grote Geest. Wat een edelmoedigheid. Wat een bovennatuurlijke houding.
En wat bidt Jezus dan in die laatste uren van zijn leven? Wat is zijn zorg, zijn diepste wens en verlangen?
Hij bidt dat alle gelovigen één mogen zijn. Hij bidt het tot driemaal toe.
Hij wil tussen de gelovigen een eenheid zoals tussen Hem en de Vader. Dat is een totale eenheid. Een eenheid waar geen speld tussen te krijgen is. Een volmaakte eenheid. Een eenheid die totale liefde is. Dat is zijn laatste wens, zijn testament.
Als je van iemand houdt, dat respecteer je zijn laatste wens. Hoe is het dan in Godsnaam mogelijk geweest dat er kerksplitsingen zijn gekomen? Hoe is het in Godsnaam mogelijk geweest dat christelijke landen en volken met elkaar in oorlog geraakt zijn? Hebben deze christenen een andere bijbel gehad waarin dit hoofdstuk van Johannes niet voorkwam? Zijn deze christenen al in slaap gevallen na het lezen van het kerstverhaal? Kenden ze de bergrede niet?
Dezelfde vraag kunnen we stellen aan de katholieken van de afgelopen decennia in Nederland en Europa die de polarisatie hebben veroorzaakt en hebben laten bestaan. Zij hebben het evangelie maar fragmentarisch gelezen en de grootste wens van Jezus over het hoofd gezien.
De gevolgen zijn duidelijk zichtbaar: leeggelopen kerken, een ontkerstende samenleving, individualisme en materialisme, toename van criminaliteit en drugsgebruik,.
Jezus geeft zelfs aan wat het doel is van de eenheid: opdat de wereld gelove dat God Hem gezonden heeft. Ook dit herhaalt Hij in zijn gebed omdat Hij het zo belangrijk vindt. Alleen door eenheid onder de christenen zal de wereld gaan geloven. Alles wat afbreuk doet aan de eenheid doet afbreuk aan de kerk en aan het geloof in de wereld.
Zoveel hoofden zoveel zinnen, zeggen wij. Vrijheid van meningsuiting is een groot goed. Pluriformiteit van denken en geloven. Hoe kan daarbij de eenheid bewaard blijven? Is verdeeldheid niet inherent aan vrijheid van meningsuiting? Nee, door de wederzijdse liefde kan de eenheid bewaard blijven. Door de wederzijdse liefde kun je samen verder. Tussen verliefden kunnen ook meningsverschillen zijn, maar de liefde overwint alles. Ook in een huwelijk is er altijd wel eens wat meningsverschil. In elke huwelijk is er wel eens een misverstand of een periode dat je elkaar niet meer verstaat. In elk huwelijk vallen er wel eens harde woorden. Maar als je gelooft en lief hebt, dan kan de eenheid bewaard blijven.
En de liefde kan heroverd en bewaard worden door het gebed. Bidden en haten kan niet tegelijkertijd. Wie bidt houdt zijn hart zuiver. Voor het gebed gaat de duivel op de vlucht. Daar kan de duivel niet tegen. Bidden voor en met elkaar. Mét elkaar als de liefde er is. Vóór elkaar als er spanningen en verdeeldheid heerst.
Jezus stelt ons aan tot executeur testamentair, dat wil zeggen als uitvoerders van zijn testament. En wat was zijn testament? Dat wij alleen één zijn opdat de wereld tot geloof komt dat God Jezus gezonden heeft.