Overweging 2e zondag van de advent 2013 Pius X, Nootdorp en Berkel
Lezingen: Jesaja 11,1-10 Mt.3,1-12
Donderdag overleed Nelson Mandela. Ik denk dat zelfs Nederlandse tieners hem vanuit hun geschiedenislessen wel kenden. Net als Ghandi, Martin Luther King en bisschop Romero was hij een grote voorvechter voor vrede en verzoening, de mensenrechten, de rechtvaardigheid en de gelijkheid en broederschap.
Maar in een catechetisch werkboek ter voorbereiding op het ontvangen van het sacrament van het vormsel staat de opdracht: “Noem eens mensen uit je eigen omgeving die zich inzetten voor een betere wereld”, De meeste kinderen weten dan niemand te noemen. Ze zijn wel in staat enkele organisaties te noemen, zoals Greenpeace en Artsen zonder Grenzen, maar dat zijn organisaties die ze uit de krant of van de T.V. kennen. Maar mensen uit eigen familie of kennissenkring kennen ze niet. Hoe komt dat? Misschien omdat de mensen die zich inzetten voor een betere wereld dit niet opvallend maar in stilte doen. Mandela is in de stilte van de gevangenis veranderd van een guerrillastrijder in een verzoener. Hij zei: “Als je vrede wil sluiten met je vijand, moet je met hem werken. Dan wordt hij je partner”.
Mandela leefde niet voor zichzelf, maar voor zijn volk. Ik vraag me wel eens af: zijn de meeste gezinnen en burgers in onze tijd en westerse wereld niet zo met zichzelf bezig dat ze geen tijd meer hebben voor idealistisch werk? En hoe is dat onder de jeugd van tegenwoordig? Hebben zij nog idealen? Lopen zij nog warm voor inzamelingsacties en derdewereldprojecten? Als ze uitgedaagd worden wel! Voor de Kika of de cliniclowns willen zij wel een sponsorloop doen. En ze moeten tegenwoordig maatschappelijke stage doen zodat ze zich er van bewust worden dat deze samenleving ook vrijwilligers nodig heeft, dat we in een participatiesamenleving leven en de overheid niet overal voor kan zorgen.
Natuurlijk kunnen niet alle mensen voorlopers zijn zoals Mandela of Johannes de Doper. We kunnen niet allemaal naar de 3e wereld trekken als missionaris of ontwikkelingswerker. We kunnen niet allemaal van die krachtpatsers en vuurvreters zijn, maar wel volgers. We zijn gedoopt door Jezus, met de H. Geest en met vuur, zoals Johannes zegt. Brandt dat vuur nog in ons of is het allang uitgedoofd? Brengen wij nog vruchten voort waaraan men kan zien dat we leven vanuit het geloof?
Mandela putte zijn kracht ook uit het geloof, hoewel hij dat niet aan anderen opdrong. Hij sprak bijna nooit over zijn geloof. Maar op twee belangrijke momenten wel: zijn eerste toespraak toen hij president werd had als motto de tekst van 1 Johannes 4, 7-8: “Laten we elkaar liefhebben, want de liefde komt van God. Ieder die liefheeft is uit God geboren en kent God. Wie niet liefheeft kent God niet, want God is liefde”. Hij zei: “We vragen ons af: wie ben ik dat ik briljant, buitengewoon aantrekkelijk, getalenteerd en geweldig zou zijn?”Maar waarom eigenlijk niet? Je bent toch een kind van God? …. We zijn geboren om de luister van God uit te dragen die in ons woont. Niet slechts in enkelen van ons, maar in ons allemaal”. Later zei hij op een conferentie van het parlement van de wereldreligies in Kaapstad: “Mijn generatie is religieus opgevoed. Dat heeft de bijdrage geleverd waarop we een land kunnen bouwen”.
Waarom komen veel mensen niet tot daadwerkelijke inzet? Daden vragen opoffering. Inzet voor een betere wereld vraagt altijd opoffering van tijd, van geld en goed, van gemak en comfortabel leven. Inzet voor gerechtigheid ontmoet vaak tegenwerking en teleurstelling. Daarom is idealisme bijna onontbeerlijk om tot daden te kunnen komen. Jesaja was zo’n idealist en Johannes de Doper was zo’n idealist. Mandela was zo’n idealist. Hij zei: “Ik wilde dat Zuid-Afrika zag dat ik zelfs van mijn vijanden hield, terwijl ik het systeem haatte dat ons tegen elkaar opzette”. En hij heeft eens gezegd: “Toen ik de deur van de gevangenis uitliep naar de poort die naar mijn vrijheid zou leiden, wist ik dat ik nog steeds in de gevangenis zou zijn, als ik mijn bitterheid en haat niet achter zou laten”.
Wij zijn over het algemeen meer realist dan idealist. We zeggen: “In je eentje bereik je toch niets.” Of “Tegenover de politieke en economische machten kun je niets beginnen.” Of “Ik heb het te druk”. “Ik heb genoeg aan mijn eigen zorgen”.: “Je wordt voor gek verklaard als je je daarvoor inzet”. “Al te goed is buurmans gek”.
Johannes de Doper liet zich rustig voor gek verklaren. Hij droeg een kleed van kameelhaar en een leren gordel om zijn lenden. Hij at sprinkhanen en wilde honing. Door deze alternatieve, non-conformistische levenswijze is hij niet bezweken voor verleiding van rijkdom en macht. Johannes de Doper was iemand die het onrecht durfde aan te klagen. Mandela zei: “Ik had geen specifiek geloof, behalve dat onze zaak gewoon rechtvaarig en erg sterk was en dat er steeds meer steun voor kwam”.
Ook Johannes is er net als Mandela om gevangen gezet, maar heeft zelfs in de gevangenis van Jezus getuigd en zijn leerlingen naar Hem toegestuurd. Het heeft Johannes zijn leven gekost. Zoals bisschop Romero, die vlak voor zijn gewelddadige dood zei: “Mijn lichaam kunnen ze doden, maar niet de stem van de gerechtigheid”. Mandela is wonderwel nooit vermoord. Mandela heeft steeds in de gevangenis tegen zichzelf gezegd: “Mijn lichaam kunnen ze gevangen zetten, maar niet mijn geest. Ik blijf zelf de meester van mijn ziel”.
Wij zijn mensen die overal een mening over hebben. Mensen die snel klaar staan met onze kritiek. In de politiek, op het werk, in de school en in de kerk. Maar als we kritiek hebben, zijn we dan ook bereid onszelf ergens voor in te zetten? Ik kan heel goed kritiek verdragen, maar alleen van mensen die ook inzet hebben. Kritiek van mensen die nooit wat voor een ander of voor de kerk doen laat mij koud.
Ik herinner me nog heel goed een film over de H.Vincentius. Hij was hulp gaan bieden in een dorp waarin een epidemie was uitgebroken. Hij trof daar in een huis een overleden moeder aan en een nog levende baby. Hij nam deze baby onder zijn mantel en ging naar een vereniging van dames voor liefdadigheid. Het waren rijke dames die uit hun overvloed aan de armen geld uitdeelden. Vincentius kwam daar binnen. Er zaten ongeveer 25 dames aan een ronde tafel te vergaderen. Hij vroeg of ze hem ergens mee konden helpen. Met algemene stemmen klonk er “ja natuurlijk” uit de groep. Ze verwachtten dat Vincentius om geld zou bedelen. Toen haalde hij de baby onder zijn mantel vandaan en vroeg wie dat kind op wilde nemen. Toen zwegen alle dames. Het bleef doodstil. Vincentius keek de dames een voor een aan, maar ze staarden allen strak voor zich uit. Vincentius draaide zich zonder nog een woord te zeggen om en verliet met de baby het gezelschap.
Is het zo ook niet bij ons? We vergaderen ontzettend veel. We hebben onze mond vol over gerechtigheid en vrede. Maar wat doen we concreet? Bisschop Simonis zei vaak: “we moeten van een pratende kerk weer een biddende kerk worden”. Ik wil dat niet tegenspreken maar zou het wel willen aanvullen met: “We moeten ook weer een werkende kerk worden, een diaconale kerk”. Mandela heeft eens gezegd: “Armoede overwinnen is geen daad van naastenliefde maar van rechtvaardigheid”.
Mandela is president geworden en heeft de apartheid kunnen afschaffen. Hij zei: “Ik ben geen messias maar een normale man die leider werd door bijzondere omstandigheden”.
Een ander heldhaftig figuur van onze generatie was Moeder Teresa. Men heeft haar vaak verweten dat ze de problemen niet structureel aanpakte. Ze legde pleisters op de wonden, letterlijk en figuurlijk. Ze haalde mensen van straat die op sterven lagen. Wat had de maatschappij daar aan? Maar Moeder Teresa heeft zich van die kritiek niets aangetrokken. “Wie er politiek en structureel iets aan kon doen die moest dat zeker doen”, zei ze. Maar ’t was niet haar roeping. En telkens heeft ze weer gekozen voor de concrete hulp aan de allerarmsten. Ook toen ze na de Nobelprijs voor de vrede voortdurend gevraagd werd om overal ter wereld toespraken te houden. Ook nadat ze de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt. Geen woorden maar daden. In vervolg op het jaar van het geloof houdt ons bisdom een diaconaal jaar met als thema: “Daden van liefde”.
Moge deze adventstijd een tijd zijn waarin we ons weer bekeren tot de daad. We zijn nu allemaal weer druk bezig met de kerstversiering. Laten we bij alle kerstvoorbereidingen niet vergeten een woning voor Christus zelf te bouwen. Te zorgen dat er voor Hem nog plaats is in onze herberg. En een huis voor Hem opzetten betekent niets anders dan de wereld ombouwen tot een goed thuis voor alle mensen, ook voor de vreemdeling en vluchteling die in ons land wil komen. Mandela zei: “We weten maar al te goed dat we niet geheel vrij zijn als de Palestijnen niet vrij zijn, als er geen oplossing is voor de conflicten in Oost-Timor, Sudan en andere delen van de wereld”.