INLEIDING OP 1E LEZING:
David werd in het Oude Testament gezien als de ideale koning.
Waarom? Hij voldeed aan de beschrijving die de Tora geeft van een koning (Deut.17): ‘de koning mag geen man van het zwaard zijn en zich niet boven zijn broeders verheven achten.’ David heeft wel verdedigingsoorlogen gevoerd, maar was niet oorlogszuchtig.
Hij was de jongste van de acht zonen van Isaï en niet meer dan een schapenhoeder.
Kent u nog dat prachtige verhaal van zijn vlucht voor koning Saul? Toen hij door zijn voorganger Saul vervolgd werd had hij zich verscholen in een grot. Nietsvermoedend legde Saul zich in dezelfde grot te rusten zodat David de kans kreeg Saul in zijn slaap te vermoorden. Maar hij spaarde het leven van Saul.
Om al die redenen komen de Israëlieten hem vragen hun koning te worden. Ze zeggen daarbij: “Hier zijn wij, uw eigen vlees en bloed”.

PREEK
Ik ga een verhaal vertellen, dat niet in de bijbel staat, maar een mooie oude Russische legende is.
Koning Arteban reed op zijn snelle paard door de donkere nacht. Samen met zijn vrienden Balthasar, Caspar en Melchior had hij de oude boeken bestudeerd. Daarin stond dat er een nieuwe koning geboren zou worden op de plaats waar een nieuwe ster zou verschijnen. Ze waren ervan overtuigd dat die nieuwe ster het teken was dat de beloofde Koning geboren zou worden. Arteban had zijn huis en zijn bezittingen verkocht en kocht er drie schitterende edelstenen voor. Deze wilde hij aan de nieuwe Koning geven als teken van zijn geloof. En nu reed hij snel door de nacht om op tijd te zijn bij zijn vrienden op een afgesproken plaats.
Plotseling hield zijn paard in. Wat was dat ? Er lag een donker voorwerp op de weg. Arteban steeg af. In het sterrelicht zag hij dat het een mens was, een verbannen Jood. Aan de magere pols voelde Arteban dat de man haast dood was. Toch greep de vreemdeling nog zijn kleren vast en keek hem smekend aan. Arteban stond in tweestrijd: wat moest hij doen? Helpen en te laat komen? Hij bad om wijsheid, verzorgde de onbekende en bracht hem naar de stad. Met zijn diamant betaalde hij de herberg om de arme man te verzorgen.
Toen hij op de afgesproken plaats kwam, waren zijn vrienden al vertrokken. Daarna dacht hij na, hij was bijna wanhopig. Hij had zijn vrienden gemist; Toch ging hij verder. Weken later kwam Arteban aan in Bethlehem. Hij was moe, maar vol hoop dat hij nu zijn parel en robijn aan de Koning kon aanbieden. De straten waren leeg. Door een open deur hoorde hij een vrouwenstem zingen. Hij ging er binnen en vond een vrouw die haar kindje in slaap suste. Zij vertelde hem van de drie wijzen uit het oosten, hoe ze naar het stalletje op het veld waren gegaan, hoe ze het Kindje van Maria en Jozef aanbaden en goud, wierook en mirre aan zijn voetjes hadden neergelegd. Spoedig daarna waren ze vertrokken en ook Jozef, Maria en het Kindje waren weggegaan.
Plotseling klonk er een woest lawaai: het geluid van trompetten, paarden en schreeuwende vrouwen, die riepen: “De soldaten! Ze vermoorden onze kinderen!” Het gezicht van de moeder werd wit van angst. Arteban stond onmiddellijk op en ging voor de deur staan. Er kwamen juist soldaten aan met bebloede zwaarden.” De aanvoerder liep voorop; Arteban riep hem zacht en zei: “Ik ben hier alleen en ik wil u deze parel geven als u mij met rust laat” . De aanvoerder greep haastig de parel en riep: “Voorwaarts, hier zijn geen kinderen” En Arteban trok weer verder, op zoek naar de Koning.
Er gingen vele jaren voorbij waarin hij zocht, raad vroeg, reizend van plaats naar plaats . Hij kwam door streken waar hongersnood en armoede heerste, hij verzorgde de zieken, gaf hongerigen te eten, kleedde de naakten. Hij werd oud, toch vergat hij zijn doel niet: in zijn gordel droeg hij de robijn, en hij was vastbesloten deze aan de Koning te geven.
Na 33 jaar kwam hij, net als ieder jaar, weer in Jeruzalem. Het was in de tijd vlak voor het paasfeest. Op straat liepen de mensen allen een kant op, Arteban sloot zich erbij aan en vroeg wat er gaande was. “We zijn op weg naar Golgotha” , antwoordden zij, ” daar zullen twee rovers gekruisigd worden tegelijk met een zekere Jezus. Pilatus heeft hem veroordeeld omdat hij beweerde de Koning van de Joden te zijn.” Toen Arteban dit hoorde, moest hij direct denken aan de ster: zou deze Jezus de Koning zijn die 33 jaar geleden in Bethlehem geboren was? Hij zei bij zichzelf: “Gods wegen zijn wonderlijk: nu vind ik de Koning in de handen van zijn vijanden, en ik kom juist op tijd om hem vrij te kopen met mijn robijn”. Hij volgde zo vlug hij kon de menigte.
Juist bij de poort van de stad kwam er een troep soldaten aan die een meisje meesleurden. Toen zij de wijze zag, rukte ze zich los en wierp zich aan zijn voeten neer. “Red mij”, smeekte ze, “ze hebben mij meegenomen om als slavin verkocht te worden, om zo de schuld van mijn vader te voldoen. Toe, Heer, red mij! ” Arteban beefde. Tweemaal had hij de edelstenen, de tekens van zijn geloof, gegeven voor zijn arme medemensen. Nu stond hij voor een derde en laatste keuze. Hij haalde de robijn tevoorschijn en zei: “Hier heb je je losgeld, kind; het is het laatste van de geschenken die ik aan de Koning had willen geven”.
Hij ging verder, de stoet achterna. Zo kwam hij op een heuvel. Daar stonden drie kruisen opgericht. Aan het middelste kruis hing een man met een doornenkroon op zijn hoofd. Deze man keek hem aan met een blik waaruit goedheid en liefde spraken. En Hij zei: “Arteban, jij hebt mij getroost en bevrijd toen ik in nood was. Jij hebt mij gered toen ik in levensgevaar verkeerde. Ik heb jouw edelstenen gekregen. ”Toen gaf de man aan het kruis een luide schreeuw en stierf. Een diepe rust daalde over Arteban. Hij wist het nu zeker: “Dit is de koning van de wereld, de man die ik al die jaren heb gezocht”.
Binnenkort gaan we weer kerstmis vieren, het feest dat Jezus geboren werd.
Vandaag vieren we Christus Koning. We hoorden in het evangelie over het eind van Jezus leven op aarde. Hij werd gekruisigd en op het kruis hing het bordje met INRI: Jezus van Nazaret, Koning der Joden.
In plaats van het leven van anderen op te offeren voor zichzelf heeft Jezus zichzelf voor anderen opgeofferd. Daarom heeft God Hem tot Koning van het Heelal verheven.
Aan het kruis werd Jezus er om bespot. De overheidspersonen lachten hem uit en zeiden: “anderen heeft Hij gered, laat Hij nu zichzelf eens redden”.
Maar Jezus redt zichzelf niet. Zelfs zijn wondermacht gebruikte hij alleen voor anderen en niet voor zichzelf. Zelfs daarin was elk egoïsme Hem vreemd. En daarin was Jezus heel groot. Hij was kampioen in de zelfverloochening en de inzet voor anderen. Jezus noemen we de ware koning omdat Hij niet zichzelf maar anderen heeft gered.
Jezus ging niet vloeken en schelden of terugslaan. Hij bad om vergeving voor de soldaten die Hem aan het kruis sloegen en voor een moordenaar aan het kruis naast Hem. Dat is onvoorstelbaar. Zouden wij dat kunnen? Jezus redt de mensen uit hun zonden. Jezus bevrijd ons van de schuld, van het kwaad dat we doen.
Jezus was ook van ons eigen vlees en bloed, een mens als wij. In alles aan ons gelijk, behalve in de zonde. Maar zelfs voor zondaars heeft Hij begrip, sterker nog: speciaal voor mensen die hun kleinheid en zwakheid beseffen wil Hij leven.
Het is juist een misdadiger die de ware aard van het koningschap van Jezus het eerst door heeft. De farizeeën, de hogepriesters, het joodse volk en de apostelen met Judas voorop waren teleurgesteld omdat Jezus geen aardse koning wilde zijn. Daarom hebben ze Jezus verraden of in de steek gelaten. Maar die misdadiger aan het kruis zegt: “Jezus, denk aan mij wanneer Gij in uw koninkrijk gekomen zijt”. En Jezus antwoordt: “Vandaag nog zult gij met Mij zijn in het paradijs”.
In de hemel is Jezus koning. Maar ook daar is Hij geen onbarmhartige vorst, maar een genadig rechter, die met alle verzachtende omstandigheden rekening houdt en als het effe kan gratie verleent.
Het is ons niet gegeven een aardse koning te worden. Maar op de wijze van Jezus kunnen we allemaal koning zijn: koning in dienstbaarheid, mensen die niet zichzelf, maar anderen willen redden. Mensen die niet anderen voor hun eigen karretje spannen, maar zichzelf inspannen om de last van anderen te dragen. Amen.