PREEK VAN DE WEEK 5e zondag van pasen JAAR C 2025
LEZINGEN: EERSTE LEZING: Handelingen 14,21-27 EVANGELIE: Johannes 13,31-35
THEMA: Kinderen in de leerschool van Jezus
Broeders en zusters,
Ik ben lid van de Focolarebeweging. Deze beweging wil de eenheid in de wereld bevorderen. Ze werd gesticht door de Italiaanse vrouw Chiara Lubich.
Chiara Lubich is in de schuilkelders in de 2e wereldoorlog met haar vriendinnen in het evangelie gaan lezen en las daar het evangelie van vandaag: Jezus die zegt: “Een nieuw gebod geef ik u: jullie moeten elkaar liefhebben zoals Ik jullie heb liefgehad.”
Hoe groot was die liefde van Jezus voor ons dan? Die liefde was oneindig groot, bovenmenselijk, hemels, goddelijk. Die liefde was bereid het leven voor ons te geven. Dat kunnen we opmaken uit de context van deze uitspraak. Jezus doet die uitspraak op het moment dat Judas net het Laatste Avondmaal verlaten heeft om Jezus te gaan verraden, en vlak voor het moment dat Petrus Hem zal verloochenen.
Wij zouden in zo’n situatie toch koken van woede, gaan dreigen en zoeken naar medestanders en een effectieve verdediging, desnoods met geweld.
Jezus is bereid zijn leven te geven voor zijn leerlingen en voor ons. Zo groot is die liefde. Misschien mogen we het vergelijken met de liefde die een vader of moeder heeft voor zijn of haar kinderen: ouders zijn ook bereid hun leven op te offeren als dat van hun kinderen in gevaar komt. Als je liefde zo groot is, dan mag je anderen aanspreken met het woord “kindertjes”, zoals Jezus doet.
Bereid zijn je leven voor de ander te geven. Zo groot moet dus onze liefde voor elkaar zijn. Voor je eigen vrouw, man of kinderen is onze liefde misschien wel zo groot. Van nature. Maar voor die vervelende buurman? Voor die buitenlander in de straat? Voor die luidruchtige jongeren in de buurt? Voor die arrogante kerkganger, die altijd het eerste woord wil hebben? Voor die rijke van wie we vermoeden dat hij oneerlijk aan zijn geld gekomen is? Zou Jezus die mensen ook liefhebben, zo lief dat Hij zijn leven voor hen zou geven? Het antwoord is ‘ja’, want Jezus gaf zijn leven ook voor de soldaten die Hem aan het kruis sloegen en voor de moordenaar aan het kruis naast Hem, die berouw had.
In zijn bergrede zegt Jezus: “Als je alleen bemint die u beminnen, wat voor recht op loon heb je dan? Doen de tollenaars niet hetzelfde? Als je alleen je broeders groet, wat voor buitengewoons doe je dan? Doen de heidenen dat ook niet?”.
Jezus is de meester. Wij zijn zijn leerlingen. Wij zijn kinderen in de leerschool van Jezus. Wij gaan niet doordeweeks, maar ’s zondags naar school. Maar we moeten 24 uur per dag en 7 dagen per week stage doen. En waaraan moeten de mensen kunnen zien dat we leerlingen van Jezus zijn? Aan een kruisje dat we aan een ketting dragen? Aan onze kleding, bijvoorbeeld dat we als vrouw in een rok lopen? Zijn we herkenbaar aan strenge vastenpraktijken? Aan het bidden voor het eten? Nee. Jezus zegt: “Aan jullie liefde voor elkaar zal iedereen zien dat jullie mijn leerlingen zijn.” Dat is het eerste en het enige. Dat moet ons kenmerk zijn.
Een sporter herken je aan zijn atletisch lichaam, een gewichtheffer aan zijn spierballen, een agent aan zijn uniform, een professor aan zijn boekenkast; en christenen……? Christenen moeten herkenbaar zijn aan de onderlinge liefde, de wederzijdse liefde. Jezus zegt: “daaraan moeten de mensen merken dat jullie mijn leerlingen zijn: als jullie van elkaar blijven houden.”
De eerste christenen na Pinksteren waren herkenbaar aan de onderlinge liefde. In de eerste lezing hoorden we dat Paulus en Barnabas de leerlingen bevestigden in hun goede gesteldheid.
Die eerste christenen waren een heel klein groepje in een heidense wereld. Ze hadden niet overal mooie kerkgebouwen, de eerste paus was niet een machtige man met politieke en morele macht. Geen TV-uitzending van zijn uitverkiezing, geen regeringsleiders die hem zo snel mogelijk wilden spreken, geen massa’s mensen bij zijn uitvaart.
Als wij als gelovigen niet meer herkenbaar zijn in deze moderne westerse samenleving, dan heeft dat maar één oorzaak: gebrek aan liefde onder elkaar. Dat heb ik heel duidelijk gezien in de 70-er en 80-er jaren: de progressieve en conservatieve katholieken hebben elkaar verketterd in parochies, in kranten en tijdschriften en wat het ergste was: voor de camera’s van de TV. Toch geen wonder dat velen toen de kerk verlaten hebben?
In die tijd heb ik de Focolarebeweging leren kennen en daar zag ik echte christenen: mensen die elkaar liefhadden, protestanten en katholieken, Nederlanders en buitenlanders, jong en oud. Na hemelvaart heeft die Focolarebeweging weer haar landelijke open dagen, waar iedereen welkom is om kennis te maken: de Mariapoli.nl. Kijk op internet op de site Mariapoli.nl
Vandaag de dag is dit dé weg om het evangelie te verkondigen. De mensen van nu zijn doof geworden voor al die vele woorden die ze te horen krijgen. Ze staan meer open voor getuigen dan voor leraren. Ze willen eerst heldere voorbeelden en dan pas woorden. Ze gaan pas belangstelling voor het evangelie krijgen als ze het geleefd zien, als het nieuwe verhoudingen kan creëren die laten zien wat liefde eigenlijk is.
Chiara Lubich leerde ons nog een aantal kenmerken van de echte christelijke liefde:
- We beminnen als eerste. Dat wil zeggen dat we niet afwachten tot een ander een ruzie goed maakt, maar dat we zelf de eerste stap zetten, ook al zijn we er van overtuigd dat het de schuld van de ander is.
- Iedereen beminnen. Todos, todos, todos, zoals paus Franciscus zei. 3. Altijd beminnen. 4. De vijand beminnen. 5. De ander beminnen als zichzelf. 6. Jezus beminnen in de ander.
Ik heb eens in de trein een geloofsgesprek gehoord van 2 mannen die christen waren. Maar op een bepaald moment zei één van die twee: “Maar als ik die vent tegen kom, dan vergeet ik even dat ik christen ben. Als ik de kans krijg vermoord ik hem”. Als we zo denken, dan zijn we geen christen. Christen-zijn is niet iets voor bepaalde momenten.
Christus vergeeft wel zwakke mensen die in woede iemand vermoord hebben, maar Hij vergeeft geen haatdragende mensen.
Als de liefde onder christenen wederzijds wordt, dan zal de kerk weer groeien en bloeien.
Kijken we nog even naar de eerste lezing: Paulus en Barnabas komen na een reis weer terug in Antiochië, de parochie van waaruit ze vetrokken waren. Ze riepen de parochianen bijeen en vertelden alles wat God met hun medewerking tot stand had gebracht. Let op hoe het daar staat: ze vertelden niet wat ze allemaal gepresteerd hadden, maar wat Gód tot stand had gebracht, met hun medewerking.
Wat was tot stand gebracht? Geen wereldvrede, geen oplossing van alle conflicten in het Midden Oosten, geen godsdienstvrijheid, geen uitroeiing van besmettelijke ziekten. Maar wel het ontstaan van vele christengemeenschappen en de bekering van veel heidenen tot Christus. Veel mensen die leerling wilden worden in het geloof én in de liefde.
Zeker, ongetwijfeld waren de christenen een kleine minderheid in dat Midden Oosten in die tijd. Geen politieke partijen, geen eigen onderwijs, geen kerkgebouwen. Integendeel: tegenwerking, scepsis, vervolging. Door vele kwellingen moesten ze het Rijk Gods binnengaan. Maar dat alles konden ze verdragen omdat ze elkaar liefhadden en bereid waren hun leven voor elkaar te geven.
Zijn ook wij daartoe bereid, hier in Waddinxveen?